Week 1 Flashcards
Sociale cognitie
Hoe mensen hun sociale omgeving waarnemen en interpreteren.
Selffulfilling prophecy/zichzelf bevestigende voorspelling
een voorspelling die zichzelf tot werkelijkheid maakt.
De eerste indruk was dan inderdaad accuraat, maar alleen doordat je dat onbewust zelf in de hand hebt gewerkt (als je iemand op een bepaalde manier behandelt, beïnvloedt je zijn gedrag). Aardig doen tegen iemand, dan doet hij aardig terug etc.
Fundamentele attributie fout
de neiging om bij de beoordeling van anderen de invloed van de situatie op hun gedrag te onderschatten. Je gaat er ten onrechte vanuit dat het gedrag van mensen correspondeert met onderliggende persoonlijkheidseigenschappen. Situationele factoren worden onderschat, terwijl dispositionele factoren worden overschat
cognitieve dissonantie
): een vervelend gevoel dat je krijgt wanneer je een tegenstelling (dissonantie) ervaart tussen twee gedachten (cognities) (vb. als je iets koopt, de deur uit loopt en daarna spijt hebt). Om dat gevoel kwijt te raken praten mensen op zichzelf in en ‘veranderen’ 1 van de cognities zodat de dissonantie vermindert en het gedrag wordt gerechtvaardigd.
Empirisch onderzoek
onderzoek waarbij in de werkelijkheid gegevens worden verzameld over mensen.
Het zelf
het geheel van processen, gedragingen, gedachten en gevoelens die samen uitmaken hoe mensen hun eigen persoon ervaren.
Zelfbeeld
het beeld wat je van jezelf hebt. Is niet altijd een afspiegeling van de realiteit.
Zelfschema
Een zelf-schema bestaat uit een abstract stukje kennis over het zelf (bijvoorbeeld een eigenschap als ‘intelligent’), geassocieerd met meer concrete attributen en voorbeeld (bijvoorbeeld een situatie waarin je intelligent naar voren kwam). Zelf-schema’s zijn hiërarchisch opgebouwd; abstracte kennis is opgeslagen op het hoogste niveau en de ondergelegen niveaus representeren meer specifieke kennis. Mensen hebben meerdere zelf-schema’s en hierdoor kent het ‘zelf’ vele kanten. Wanneer je een zelf-schema hebt in een bepaald domein, dan heb je als het ware een soort kapstok om informatie over jezelf aan op te hangen. Informatie over jezelf die past in een zelf-schema wordt sneller verwerkt en onthouden dan informatie over jezelf die niet past in een zelf-schema.
Zelfconcept
: is opgebouwd uit meerder zelfschema’s. Het geheel aan zelf-schema’s die mensen hebben.
Zelfcomplexiteit
De zelf-complexiteit geeft aan op welke manier de verschillende zelf-schema’s binnen het zelf-concept georganiseerd zijn. Een hoge zelf-complexiteit duidt op veel verschillende en onafhankelijke zelfschema’s. Een hoge zelf-complexiteit biedt bescherming tegen stress door negatieve ervaringen. De onderlinge zelf-schema’s beïnvloeden elkaar immers niet zo sterk. Een simpel zelfconcept (lage zelfcomplexiteit) kenmerkt zich door weinig zelf-schema’s of verschillende zelf-schema’s die sterk gerelateerd zijn). Iemand met een simpel zelfconcept zal zich eerder een totale mislukking voelen bij een negatieve ervaring en zijn/haar stemming is meer onderhevig aan schommelingen. Positieve ervaringen zullen echter zorgen voor verbetering in het welzijn en de zelfwaardering. Deze ervaringen strekken zich ook in dit geval makkelijker uit naar het hele zelf.
Zelfbewustzijn
) De mate van zelfbewustzijn, dus de mate waarin mensen over zichzelf nadenken en een beeld vormen over zichzelf, verschilt per situatie/omstandigheden. Over het algemeen worden mensen zich meer van zichzelf bewust wanneer ze weten dat anderen hen kunnen waarnemen. Het zelfbewustzijn stelt mensen in staat hun gedrag af te stemmen op sociale normen. Verder kun je door je eigen reacties te observeren en aan te nemen dat andere mensen hetzelfde zijn, leren over je omgeving en hier je gedrag op aanpassen. Tot slot stelt het zelfbewustzijn ons in staat om ons gedrag af te stemmen op sociale normen. Het vermogen om expliciete zelfkennis op te bouwen veronderstelt dat je een bepaalde mate van bewustzijn hebt van jezelf. Zelfbewustzijn ligt daarom aan de basis van zelfkennis. Het zelfbewustzijn kent verschillende vormen.
* Publiek zelfbewustzijn iemand bekijkt zichzelf door de ogen van een denkbeeldig publiek.
* Privé zelfbewustzijn iemand richt zijn/haar aandacht op de eigen ‘binnenkant’.
Zelfkennis
De ideeën of gevoelens die mensen over zichzelf hebben. Mensen hebben allerlei ideeën over hun eigenschappen, de oorzaken van hun gedrag, hoe ze bij anderen overkomen en over hoe hun toekomst eruit zal zien. Zonder zelfkennis zouden mensen niet weten wat voor persoon ze zijn. Expliciete zelfkennis vraagt om een bepaalde mate van bewustzijn van jezelf, om bepaalde bronnen van informatie, om de organisatie van zelfkennis (welke verschillende facetten en rollen spelen een rol) en om zelfwaardering. Het vermogen om de eigen denkwijze, de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de eigen geest en van het eigen lichaam te kunnen inschatten en daar rationele conclusies uit te trekken.
Zelfwaardering
heeft betrekking op de een algehele evaluatie van zichzelf (als gehele mens en niet gericht op specifieke kenmerken). Mensen ervaren vaak een hoge zelfwaardering wanneer ze tevreden met zichzelf zijn en een goed gevoel over zichzelf hebben. Een lage zelfwaardering wordt over het algemeen ervaren wanneer iemand regelmatig twijfelt aan de eigen capaciteiten of vaak onzeker is over zichzelf. Zelfwaardering bestaat uit twee componenten:
* Expliciete zelfwaardering wat mensen antwoorden als je vraagt hoe ze over zichzelf denken (bijvoorbeeld in een vragenlijst).
* Impliciete zelfwaardering de aspecten van zelfwaardering die niet tot uiting komen als je mensen rechtstreeks vragen stelt over hoe ze zichzelf zien, maar die aan het licht komen in een indirecte meting of in lichaamstaal.
Zelfwaardering is stabiel wanneer je op een bepaald moment meet hoe iemand over zichzelf denkt, je dit een paar weken later weer doet en je in dit geval weinig schommelingen ziet. Contingentie van zelfwaardering: zelfwaardering afhankelijk van de mate van prestatie op een bepaald vlak. Stabiel – instabiel: hoge zelfwaardering is over het algemeen wat stabieler dan bij een lage zelfwaardering.
ought self
Hoe iemand vind dat hij zou moeten zijn
ideal self
hoe iemand zou willen dat hij is
introspectie
Via introspectie (naar binnen kijken) komen mensen aan informatie over zichzelf die ze niet over anderen hebben. Zo weet je bijvoorbeeld dat je iets lelijk, mooi of stom vindt. Doordat veel van onze zelfkennis impliciet en onbewust is, klopt deze niet altijd. Hierdoor vergissen we ons wel eens doordat we denken te weten waarom we de dingen doen die we doen. De onbewuste verwerking van informatie maakt dat onze mogelijkheden tot introspectie beperkt zijn. Introspectie maakt het dus niet mogelijk om tot geldige zelfkennis te komen. De processen die onze beslissingen, keuzes en voorkeuren bepalen zijn namelijk per definitie onbewust. De resultaten hiervan zijn zichtbaar en bewust: gedrag.
barnum-effect
stelt wanneer mensen iets horen of lezen dat zogenaamd speciaal over hen gaat, mensen de neiging hebben zichzelf sterk te herkennen in de beschrijving en deze te zien als uniek van toepassing op henzelf. Ze beseffen niet dat de beschrijving ook van toepassing kan zijn op anderen.
zelfverheffingsmotief/self-enchacement
Het zelfverheffingsmotief stelt dat we grote waarde hechten aan informatie die onze zelfwaardering ten goede komt. Het zelfverheffingsmotief werkt vrijwel automatisch en onbewust. Dit motief krijgt dus de overhand wanneer mensen onder druk staan en snel moeten handelen. De behoefte die mensen hebben aan informatie die hun zelfwaardering ten goede komt, is te verklaren door onder andere:
o Mensen onthouden vooral positieve dingen over zichzelf, negatieve informatie wordt liever vergeten.
o Mensen besteden meer aandacht aan positieve informatie over zichzelf dan aan kritiek.
o Mensen vinden dat positieve informatie meer over hen zegt dan negatieve informatie. Mensen hebben een voorkeur om zichzelf te vergelijken met mensen die slechter zijn dan zijzelf.
het consistentiemotief
stelt dat we graag informatie krijgen die overeenkomt met het beeld dat we al van onszelf hadden. Mensen zoeken naar informatie die hun bestaande zelfbeeld bevestigt en op deze manier beschermen mensen zichzelf tegen informatie die dit beeld verstoort. Het maakt in dit geval dus niet uit of het positieve of negatieve informatie betreft, zolang deze informatie maar overeenkomt met het beeld dat we van onszelf hebben. Het consistentiemotief werkt het sterkst voor eigenschappen van jezelf waarvan je erg zeker bent. Er zijn verschillende aanwijzingen voor het feit dat mensen informatie die hun zelfbeeld bevestigd verkiezen tegen informatie die hun zelfbeeld tegenspreekt:
o Mensen onthouden zelfconsistente informatie beter dan inconsistente informatie. Inconsistente informatie geeft een ongemakkelijk, onaangenaam en gespannen gevoel.
o Mensen zijn geneigd om zelfconsistent gedrag toe te schrijven aan interne oorzaken en inconsistent gedrag aan de omstandigheden.
o Mensen lokken bij andere feedback uit die hun zelfbeeld bevestigd.
accuraatheidsmotief
stelt dat we het belangrijk vinden om een beeld van onszelf te hebben dat overeenkomt met de werkelijkheid (zoals we echt zijn). Het accuraatheidsmotief is van invloed wanneer mensen gaan nadenken over belangrijke beslissingen. Het accuraatheidsmotief kan het beste vermeden worden wanneer je dingen moet doen die je niet kunt. Het accuraatheidsmotief is vooral van invloed bij het nadenken over een belangrijke beslissing.