Week 3 Flashcards

1
Q

Wanneer is iets een unit van een orgaan?

A

Als het in zn eentje alle functies van het orgaan uit kan voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan een unit in de lever?

A
  • vasculaire aanvoer
  • outflow
  • andere functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ziet een leverunit er uit?

A

venocentrische architectuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe gaat het bloed vanuit de poort ader?

A

eert naar links en rechts en dan via sinusoidale kanalen naar de centrale vene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke zone krijgt het meeste en welke het minste bloedaanvoer?

A

zone 1 meest en 3 minst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan je op een microscopisch plaatje het verschil tussen de poortader, arterie en duct zien?

A
  • poortader = groot
  • arterie= dikke want zonder epitheel en kan ook groter zijn
  • duct = met duidelijke epitheelcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welke dikte van hepatocyten wordt het een carcinoom?

A

4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zit er tussen de hepatocyten?

A

bile canaliculi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke cellen bij bile canaliculi?

A

cholangiocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat komt na bile canuculi?

A

kanalen van hering –> ductus –> interlobulaire cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houd de regel van 2 in?

A

lever is 2 e grootste, 2e complexte en 2% lichaamsgewicht en 2 lobben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat staat bij de hexagonale lobulus centraal?

A

centrale vene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat staat bij de acinus structuur centraal?

A

portale gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de primaire lobulus structuur?

A

combinatie van de 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zitten hepatocyten?

A

1 cellaag dik in plakken met 1 of meerdere kernen met eosinofiel granulair en glycogeenrijk cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aan welke structuren grenzen hepatocyten?

A
  • andere hepatocyten
  • galcanaliculi, apicaal
  • sinusoiden, basolateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn sinusoiden?

A

sterk gefenestreerde capillairen met kupffercellen (macrofagen) en t-lymfocten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zit er tussen het sinusoidaal epitheel en de hepatocyten?

A

ruimte van disse met hepatic stellate cellen die zorgen voor antigeenpresentatie, oplsag vit a en fibrogenenese en extracellulaire matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat doen de kanalen van Herring?

A

vormen progenitor-cel compartiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn grote complicaties van leverziekten?

A
  • spataders
  • ascites
  • encefalopathie (beinvloed hersenfunctie)
  • HCC, leverkanker
  • infectie
  • ondervoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat heb je nodig om het verloop van leverziekte te bepalen?

A

de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar in de lever vindt levercirrose plaats?

A

niet op een plek maar in de hele lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe ziet levercirrose er histologisch uit?

A
  • fibrose
  • kapotte vasculaire en ductaire elementen
  • regeneratie
  • nodules formatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het algemene verloop van hepatitis?

A

acute infectie –> chronische hepatitis –> cirrhose –> kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn oorzaken van lever cirrose?

A
  • alcohol
  • virale hepatitis
  • NAFLD/NASH
  • drugs
  • biliare obstructie
  • auto immuun
  • idiopatisch
  • hemochromatosis, ziekte van Wilson
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke fases van lever cirrose zijn er?

A
  • gecompenseerde, zonder complicaties wel is het op echo en microscopisch te zien
  • gedecompenseerd met bloedingen en icterus en spontane bacetriele peritonitis enz
  • carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat kan je vinden bij levercirrose?

A
  • hepatomegalie
  • jaundice
  • ascitis
  • spider angioma
  • splenomegalie
  • palmar erythema
  • fetor hepaticus
  • purpura
  • verhoogde LFT
  • thrombocytopenia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is sarcopenie?

A

verlies van spier door lever cirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat is flapping tremor?

A

hand flapperen door giftige stoffen lever: hepatische encefopathie: verward

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is ANT?

A

animal naming test: aantal dieren in 1 min en onder de 12 geen encefopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe kan je een leverbiopt nemen?

A
  • percutaan
  • transjugularis (veneus)
  • laprascopisch
  • open
  • plugged
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn voordelen van een fibroscan (snijdt lever met echo in plakken)?

A
  • niet invasief
  • simpel
  • snel
  • goedkoop
  • groot stuk om te zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de functies van de lever?

A
  • metabolisme
  • eiwit secretie
  • detoxificatie
  • opslag
  • afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat houdt de couinaud classificatie in?

A

1 segment voert bloed direct af via v. cava inf. en andere via v. hepatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de ziekte van Wilson?

A

Het koperbindend eiwit, ceruloplasmine, moet normaal met koper naar het gal toe en dan met darmen en ontlastin guit lichaam.
Dit eiwit is niet aanwezig of werkt niet en stapelt zich op —> schade aan lever door teveel opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe ontstaat bilirubine?

A

hemoglobine wordt afgebroken in haem en globine. Globine wordt afgebroken tot aminozuren en haem tot bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de ziekte van Gilbert?

A

conjugatie stoornis voor bilirubine waardoor de afbraak veel minder is , oorzaak van icterus.
Vaak mutatie in UGT, dit is het enzym wat bilirubine afbreekt en werkt dan minder goed
komt vaak voor in combinatie met galstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de ziekte van Crigler - Najjar?

A

geen UGT of verminderde activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is hereditaire sferocytose?

A

Celmembraan van rode bloedcellen is instabiel dus vormen ze sferocyten en worden de rode bloedcellen sneller afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de samenstelling van gal en wat is de bron hiervan?

A
  • galzouten –> hepatocyt en poortader
  • cholesterol –> hepatocyt, LDL en HDL
  • fosfolipde –> hepatocyt
  • geconjugeerd bilirubine –> erytrocyt en hepatocyt
  • electrolyten, water –> hepatocyt en cholangiocyt (epitheel)
  • vet- oplosbare vitamines ( recirculeren via darmresorptie) –> hepatocyt
  • geconjugeerde drugs (voor clearance van farmaca) –> circulaite
  • steroid hormonen (net als vitaminen) –> circulatie
  • immunoglobulines –> hepatocyt’
  • glutatie –> hepatocut
  • eiwit voor cytoprotectie –> galduct/blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is de functie van galzouten?

A
  • vormt galmcellen met PC en C
  • emulgeren/ transport dieet lipiden
  • solubilisatie vitamine A, D, E, K en B12
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de functie van cholesterol in Gal?

A

afvoer in gal is de enige excretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de functie van fosfolipide in gal?

A
  • beschermd tegen toxiciteit BS van galzouten want kan vetten plasmamembraan ook opnemen
  • lost cholesterol op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

wat is de functie van geconjugeerd billirubine in gal?

A

afvoer van metaboliet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

waar wordt cholesterol tot omgezet door de hepatocyten?

A

galzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe wordt cholesterol omgezet tot galzuur?

A
  • toevoegen OH groep aan c7 (snelheidsbeperkende stap0
  • hydroxilering c12
  • steriospecifieke reductie dubbele binding in ring B
  • beta onder en alfa zit de oh boven en dan van beta naar alfa vorm
  • hydrofobe staart ingekort en zuurgroep er op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Waar zijn galzouten ongevoelig voor?

A

eiwitsplitsende enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een amfoteer molecuul?

A

Oh groep aan 1 kant dus gemend lipfiel en hydrofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke 3 stappen heeft de ductaire secretie?

A
  1. hepatocyten secreteren compartimenten van gal in gal caniculi
  2. transport en toevoeging HCO3- rijke vloeistof ook canuli
  3. tussen maaltijden door veel de galblaas in
50
Q

Waar is galzout sunthese van afhankelijk?

A

secretie, die verandert met het aanbod an de poortader

51
Q

Waar hangt de opslag van de galblaas van af?

A
  • relatieve druk in de galgang
  • vullingstoestand galblaas
    belangrijke regulator hiervan is sphincter van oddi: vulling maag activeerd reflexboog die zorgt voor relaxatie spincter oddie: vasovagaal en cck doe ook deze relaxatie
52
Q

Als glycine of taurine aan galzouten wordt toegevoegd wat ontstaat er dan?

A

glycocholaat of taurocholaat

53
Q

Wat gebeurt er als de concentratie van galzouten in de canuli toeneemt?

A

ze gaan oligomeren vormen –> meerdere galzouten groeperen en micellen ontstaan.
Dit is vanaf die kritische micell concentratie

54
Q

wat gebeurt er als micellen in de hepatocyten gevormd worden?

A

gaan verzepen

55
Q

Welke 2 tranporters zijn betrokken bij het opnemen van galzuiten via de v. porta in hepatocyt?

A
  • NTCP
  • OATP
56
Q

Door welke tranporters worden galzouten afgegeven aan de galweg?

A
  • BSEP
  • steroline 1/2
  • MDR3
57
Q

Wat conjugeert galzouten en heo?

A

bacterien in galzouten en door glycine en taurine er af te halen. En andere door OH groepen er af te halen –> UDCA
Zo neemt de polariteit van het molecuul af waardoor het makkelijker over het plasmamembraan kan deffunderen.

58
Q

Wat doet urodisol?

A

stimuleert vloeistofsecretie door de hepatocyt waardoor de galgangen gespoeld worden en remt galzoutsynthese –> vermindering cholestase

59
Q

Wat doet urodisol?

A

stimuleert vloeistofsecretie door de hepatocyt waardoor de galgangen gespoeld worden en remt galzoutsynthese –> vermindering cholestase

60
Q

Wat is cholestase?

A

een onderbreking/stoornis van de normale galproductie en/of afvloed

61
Q

waar zitten de aandoeningen bij cholestatische leverziekten/

A
  • hepatocyten
  • galtransport eiwitten
  • kleine of grote galwegen
62
Q

Met welke therapie wordt gestart bij een primaire billiare chonlangitis stadium 2?

A

ursodeaoxycholzuur (UDCA) 600mg per dag

63
Q

Wat kan er gebeuren bij het hebben van primaire billiare cholangitis stadium 2?

A
  • cirrose
  • portale hypertensie
  • vergrote milt
    verwijde v. portae
  • ascites
64
Q

Wat zijn gevolgen van cholestase?

A
  • geelzucht
  • jeuk
  • xanthomen, stapeling cholesterol huid
  • xanthelasmata, stapeling cholesterol ogen
  • donkere urine door bilirubine retentie
  • ontkleurde faeces
  • vetontlasting
  • leverfibrose
  • galmeer/abses
  • galstuwing
65
Q

Waar kan chronische cholestase tot leiden?

A

leverschade als gevolg van toxiciteit van galzuren en zo levercirrose/fibrose

66
Q

Wat zijn intrahepatische cholestase oorzaken?

A
  • hepatocellulaire beschadiging
  • levercirrose
  • geneesmiddelen
  • primaire billiare cholangitis
  • primaire scleroserende cholangitis
  • infecties
  • BRIC
  • zwangerschapcholestase
  • graft vs Host disease
  • ziekte van Hodgin
67
Q

Wat zijn extrahepatische cholestase oorzaken?

A
  • galstenen
  • tumoren in galwegen
  • pancreaskopcarcinoom
  • stricturen door verlittekening
  • scleroserende cholangitis
  • pancreas
  • parasieten
  • hemobilie
  • compressie van galwegen
68
Q

Hoe wordt onderschied tussen extra en intra hepatische gemaakt?

A

Bij extra zijn vrijwel altijd verwijde galwegen en dit kan dan met een echo gezien worden.
Bij verwijde galwegen –> ERCP of PTC

69
Q

Waar kan je geelzucht in indelen?

A
  • non hepatisch: verhoogd aanbod bilirubine aan lever door bv versnelde bloedafbraak of hematoom
  • intrahepatisch: verwerkingsprobleem van bilirubine
  • extra hepatisch: galafvoer probleem
70
Q

Welk aanvullend onderzoek kan er gedaan worden bij cholestase?

A
  • laberatorium onderzoek
  • echografie
  • fibroscan
  • ERCP
  • PTC
  • MRI en MRCP
  • leverbiopsie
71
Q

Wat is BRIC?

A

zeldzaam waarbij defect is in de ABCb11 of ATP8b1 transporter –> recidiverende aanvallen cholestase
jeuk, geelzucht en gewichtsverlies en in lab meer bilirubine, fosfatase en galzouten.
goedaardig (geen fibrose)

72
Q

Wat is primaire billiare cholangitis (PBC)?``

A
  • langzaam progressieve leverziekte met immuuun gemedieerde destructie kleine intrahepatische galwegen –> minder biliare secretie en zo apoptose en necrose en dan fibrose
  • trigger nodig om te beginnen
  • symptomen: asymtomatisch maar moe, jeuk en buikpijn, levercirrsoe en malabsorptie
  • therapie: UDCA ( tegen galstenen, stimuleert secretie naar gal en snelle daling cholestase)
  • middelbare vrouwen en sws veel meer vrouwen
73
Q

Hoe diagnostiseer je PBC?

A
  • leverenzymen (verhoogd AF)
  • anti mutochondirale antistoffen (AMA), vaak aanwezig
  • asymmetrische destructie galwegen in portaalvelden
74
Q

Wat is primaire sclerotische cholangitis?

A
  • intra en extra heptische galwegen betrokken
  • diffuse inflammatie en fibrose galboom
  • onbekende oorzaak
  • veel asymtomatisch, maar jeuk moe en geelzucht
  • kralensnoerpatroon met meerdere verdikkingen
  • behandeling = symtoombestrijding
  • jonge mannen
75
Q

Welke laboratorium waarden zijn belangrijk bij cholestase?

A
  • bilirubine
  • ALP
  • gGT
  • ALAT en ASAT
  • albumine
  • pro- trombine
  • ammoniak
76
Q

Wat zijn prehepatische oorzaken voor cholestase?

A
  • vasculaire obstructie
  • hemolyse
77
Q

Wat zijn indicaties voor levertransplantatie?

A
  • complicaties cirrose
  • recidiverende bacteriele cholangitis
  • jeuk
  • carcinoom
  • HCC
78
Q

Wat zijn complicaties van Cirrose?

A
  • decompensatie leverfunctie
  • variceale bloedingen
  • infecties
  • carcinoom
79
Q

Wat zijn hydrolases?

A

spijsverteringenzymen die water gebruiken bij het splitsen van substraat. Dit levert energie in de vorm van warmt

80
Q

Welke enzymen zijn voor koolhydraten?

A

glycodidasen

81
Q

Wat zijn enzymen van eiwitten?

A

amidasen

82
Q

Wat zijn enzymen voor vetten?

A

esterasen

83
Q

Welke vormen van koolhydraten komen in ons lichaam voor?

A
  • zetmeel
  • glycogeen
  • saccharose
  • lactose
84
Q

Hoe wordt zetmeel afgebroken?

A

in het lumen door alfa amylase die alfa 1, 4 binding door knipt maar niet naast een alfa 1,6 binding of een laatste dus kan geen crij glucose maken maar maltose/ maltriose

85
Q

Hoe worden malto-oligosaccharides verteerd?

A

naar glucoamylase in darmepitheel, knip alfa 1,4 binding en zo glucose er af –> maltose en maltriose over die afgebroken worden door sucrase-isomaltase

86
Q

Wat doet lactase?

A

splitst lactose en is het traagste enzym

87
Q

Door welke 3 eiwitten worden aminozuren afgebroken tot di en tripeptiden?

A
  • endopeptidases, door de maag en pancreas uitgescheiden en knippen in midden zo verhogen ze het substraat aanbod
  • carboxypeptidases, knippen aan c- terminus
  • aminopeptidases: in darm opp. knippen N-terminus
88
Q

Hoe werkt alfa lipase?

A

komt uit pancreas en hydroliseert de buitenste vetzuren dus er ontstaan 2 vrije vetzuren en een monoglyceride

89
Q

Welke andere enzymen doen de vetvertering?

A

maaglipase en melklipase en pancreaslipase met colipase

90
Q

in welke stappen verloopt de lipolyse?

A
  • vetbol wordt mechanisch
  • emulsie vormt lipide vesicles
  • lipide vesicels vormen gemengde micellen
91
Q

Welke symptomen bij stoornissen in de koolhydraatafbraak?

A
  • osmotische diarree door onverteerde koolhydraten in darmlumen
  • flatulentie en h2 gas in uitademings lucht
  • zure faeces door bacteriele vormen van melkzuur etc. in colon
92
Q

Wat zijn eiwit stoornissen?

A
  • pancreas insufficientie
  • enterokinase deficinete
93
Q

Wat zijn vet verteringsstoornissen?

A
  • verminderde lipase activiteit
  • verminderde galzout secretie
94
Q

Waar worden galzouten en vitaminen opgenomen?

A

in het distale ileum

95
Q

waar vind reabsorptie van nutrienten plaats?

A

proximale deel darm

96
Q

Hoe worden glucose en galactose opgenomen?

A

Door de SGLT 1 transporter die gebruik maakt van de natrium gradient, zo tegen concentratie in.

97
Q

Hoe wordt fructose opgenomen?

A

met de GLUT 5 transporter, passief, alleen als er een verschil is in concentratie intra en extracellulair

98
Q

Hoe worden het ongebruikte aan het bloed afgegeven?

A

met de glut 2 transporter, passief

99
Q

Hoe werkt het na gekoppeld glucose co-transport?

A

negatieve groepen aan kanaal waar na aan kan binden, dan conformatie verandering en glucose kan naar binnen.

100
Q

Hoe worden aminozuren geabsorbeerd?

A

zit n- terminale peptidases op enterocyt. Als het verkleind is door H+ oligopeptide co-transporter: pep T1 aan proton gradient door NHE

101
Q

Wat is er mis bij glucose galactose malabsorptie?

A

mutatie aan de SGLT-1 transporter waarbij malabsorptie ontstaat van glucose, galactose, lactose, sucrose, zetmeel en alfa sextrines. Je krijgt ernstige diarree en dehydratie
–> fructose dieet geven

102
Q

Wat is er mis bij cytinurie?

A

missen transporter voor basische aminozuren en cysteine. Verlies wordt door PepT1 gecompenseerd, terugresorbtie daalt dus de uitscheiding neemt toe dan cysteine nieren

103
Q

Wat is secretoire diarree?

A

het gevolg van zout en water hypersecretie door crypten kan bij infecties en leidt tot ernistige uitdrogingsverschijnselen
neuro endocriene tumoren
diabetische neuropathie

104
Q

Wanneer krijg je osmotische diarree?

A

malabsorptie en laxantia misbruik verdwijnt na 24 uur misbruik

105
Q

Wat is er bij CLD?

A

DRA- eiwit kapot, secretie nog wel mogelijk maar geen cl hco3 uitwisseling

106
Q

Hoe krijg je constipatie of luminale dehydratie?

A

aantasting secretie capaciteit

107
Q

Wat is de fecale osmotische gap?

A

(290) - 2(na +k) mosmol/kg

108
Q

Wat doet ORS?

A

gaat uitdroging tegen maar vermindert diarree niet en zonder glucose werkt het niet omdat resorptie aan glucose keoppelt is het zou zelfs diarree verergeren want zout + water wordt niet opgenomen.

109
Q

Wat zijn de functies van gal?

A
  • excretie met bilirubine, overtollig cholesterol en farmaca die normaal niet door de nier worden uitgescheiden
  • gal in darm galzouten voor vertering en absorptie dieet vet: triglycerides, cholesterol en forforlipide
110
Q

Hoe wordt het galzout meer polair?

A

door conjugering

111
Q

Waar zit cholesterol in normaal gal?

A

binnenzijde gemengde micel

112
Q

Wat is steatorroe?

A

overmatig verlies faeces bij hypobetatipoproteine en kanker van de galwegen

113
Q

WAt is coeliakie?

A

afwijking dunnedarm flora die zorgt voor slechte absorptie

114
Q

Waar kan een virale darminfectie tot leiden?

A

villusatrofie dunne darm

115
Q

Wat doen de hepatocyten in zone 3?

A

detoxificatie en matabolisme van het glycogeen

116
Q

Waar zitten kanalen van hering en hoe zien ze er uit?

A

in omtrek portale velden en zijn bekleed met 1- lagig plaveisepitheel

117
Q

Wat is de ruimte van Disse?

A

Ruimte in de perisinusoidale ruimte die zorgt voor vit a opslag in hepatische stellate cellen

118
Q

Waarom gaan spiervezels in de galblaas in alle richtingen?

A

om de galblaas volledig te kunnen ledigen

119
Q

Welke bilirubine heb je meer bij hemolyse

A

geconjugeerd

120
Q

Hoe bepaal je dat hemolyse de oorzaak is van verhoogd bilirubine?

A
  • totaal geconjugeerd
  • bepalen hemoglobine
  • bepalen lactaat dehydrogenase (in erytrocyten)
  • bepalen reticulocyten
121
Q

Welk enzym doet de glucuronering van bili in de lever?

A

uridine-difosfo-glucoronyltransferase