Week 3 Flashcards

1
Q

saccades

A

onvrijwillige oogbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

attentional blink

A

je hersenen kunnen voor een hele korte tijd geen aandacht geven aan andere stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

covert attention

A

richten van je aandacht naar een andere plek dan waar je naar kijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

overt attention

A

het richten van je aandacht in de richting waar je naar kijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dichotisch luisteren

A

in ieder oor wordt een ander geluid afgespeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

perceptual load theory

A

perceptuele verwerking heeft een beperkte capaciteit (Lavie) Hersenen moeten kiezen waar ze aandacht aan besteden (komt overeen met cartesian materialisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

premotor theorie

A

aandacht bereidt ons voor op de actie de we daarna uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

frontal eye fields (FEF)

A

gebied bestaat uit 2 groepen neuronen. 1 groep voor het verplaatsen vna aandacht zonder oogbewegingen en een groep voor het verplaatsen van aandacht met oogbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

biased competition theorie

A

bewustzijn is direct gekoppeld aan aandacht (aandachtsschema)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cognitieve unison view

A

aandacht is geen proces maar een volgorde waarop bepaalde processen plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

6 mogelijke relaties tussen bewustzijn en aandacht

A
  1. bewustzijn afhankelijk van aandacht
  2. aandacht hangt af van bewustzijn
  3. bewustzijn en aandacht correleren
  4. bewustzijn en aandacht zijn niet aan elkaar gerelateerd
  5. bewustzijn en aandacht zijn hetzelfde
  6. bewustzijn en aandacht (of 1 van de 2) bestaan niet/zijn een illusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Meditatie

A

draait om het kalmeren van de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mindfullness

A

focus op het nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

open meditatie

A

gelijke aandacht geven aan alles wat er gebeurt zonder hierop te reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

concentratie meditatie

A

aandacht houden zonder afgeleid te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

default mode network (DMN)

A

iemand is wel wakker maar niet gericht op een bepaalde taak

17
Q

introceptive aandacht

A

gerelateerd aan digestie en bijv ademhaling

18
Q

signaal detectie theorie

A

sensitiviteit en response criteria

19
Q

5 verschillende types reacties

A
  1. altijd onbewust
  2. meestal onbewust
  3. in eerste instantie bewust
  4. bewust of onbewust
  5. altijd bewust
20
Q

hogere orde perceptie theorie (HOP)

A

bewustzijn zorgt voor een innerlijke zelf

21
Q

Hogere orde gedachten theorie (HOT)

A

bewustzijn is wanneer iemand zich kan bedenken wat hij/zij aan het doen is

22
Q

assumptie van ervaringsgerichte controle

A

vaak moet je bewust informatie kunnen ontvangen en kunnen reageren om iets uit te voeren

23
Q

vision for action pad

A

snel informatie verwerken om objecten te koppelen aan het zelf

24
Q

vision for perception pad

A

objecten te vergelijken en heeft dus meer verwerkingstijd nodig

25
Q

blindsight

A

mensen kunnen niks zien maar kunnen nog wel informatie verwerken vanuit dat oog

26
Q

intuitie bestaat uit 3 onderdelen

A
  1. cognitieve processen
  2. sociale vaardigheden
  3. emotie
27
Q

cartesian theatre

A

informatie komt af en toe in het bewustzijn. Sensorische informatie kan leiden tot actie wanneer het in het bewustzijn is gekomen

28
Q

cartesian materialisme

A

sensorische informatie komt in een systeem en dan kan het of in het bewustzijn komen of het wordt onbewust afgehandeld

29
Q

determinisme

A

alles is onvermijdelijk, geen ruimte voor vrije wil

30
Q

backwards referral hypothesis (Libet)

A

stimulatie van de medial lemniscus moet teruggeleid worden naar de start van de stimulatie

31
Q

readiness potential

A

een verandering als elektrisch potentiaal die net voor een actie op gang komt

32
Q

fatalisme

A

het idee dat alles vaststaat en dat het daarom geen zin heeft om iets uit te voeren