Week 21 Flashcards
Longen
volgorde van luchtwegen boven naar beneden
conchae -> pharynx -> larynx -> trachea -> bronhiën -> bronchiolen -> alveoli
trachea heeft…
kraakbeenringen
rechter primaire brochus
wijder, langer, verticaler
linker primaire bronchus
smalle, korter, schuiner
type I pneumocyten
langs de volledige wand
type II pneumocyten
productie sulfactant en alveolaire macrofagen (zijn groter)
viscerale pleura
zit vast aan de longen
pariëtale pleura
zit aan thoraxwand
pleuraholte
zorgt voor soepele schuifing tijdens ademhaling
transmurale druk =
druk binnenkant - druk buitenkant
PO2 inademing =
150 mmHg
PCO2 alveoli
40 mmHg
PO2 alveoli
100 mmHg
PO2 arteriën
95 mmHg
PCO2 arteriën
40 mmHg
R-L-shunt
zuurstofarmbloed voegt zich bij zuurstofrijkbloed
welke spieren liften de ribben tijdens inademing?
externe intercostale spieren
surfactant
zorgt voor gelijke druk in grote & kleine alveoli
compliantie (wordt bepaald door)
elastine- en collageenvezels en oppervlaktespanning alveoli
tidal volume/ VT
normale in-/uitademing
inspiratoir reserve volume
(IRV) extra in te ademen volume
expiratoir reserve volume
(ERV) extra uit te ademen volume
vitale capaciteit
VC = TV+IRV+ERV
restvolume
volume dat altijd in de longen zit (dode ruimte) (RV)
functioneel reserve volume
FRV = RV + ERV
totale longcapaciteit
TC= VC + RV
dode ruimte bestaat uit
anatomische dode ruimte en fysiologische dode ruimte
Hoogteverschillen effect op PO2
duiken: verhoogde PO2 (alveolair)
klimmen: verlaagde PO2 (alveolair)
geen verschil in weefsel PO2
Oorzaken longoedeem
- hartfalen linkerkant -> verhoging veneuze en capillaire druk -> overstroming alveoli
- beschadigde capillaire membranen -> lekken plasma-eiwit -> door osmose overstroming
ademarbeid =
FS = deltaPdeltaV
COPD types
- chronishe bronchitis = ontsteking -> meer mucus productie -> obstructie luchtwegen
- longemfyseem = kapotte longblaasjes -> verlaging diffussie opp. en minder goede terugvering
Asthma
= spontane samentrekking spieren om bronchiën -> meer luchtweerstand
Inspanning
dieper + vaker inademen -> meer luchtdeeltjes -> meer luchtweerstand
Centrale chemoreceptoren
reageren op CO2-verandering
- CO2 door hersenbarière door reactie met H2O -> H⁺ + HCO3⁻
Perifere chemosensoren
reageren op CO2, pH en O2 veranderingen
- pH: langzame reactie (pas sterk bij erge daling)
- O2: hypoxische ademprikkel