Week 2: ZW Flashcards
CRvB 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920. Bezava: aansluiting bij systematiek WIA.
Uit de Memorie van Toelichting behorende bij de Wet BeZaVa blijkt dat voor de beoordelingssystematiek
waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald zoveel mogelijk wordt aangesloten
bij de huidige (uitvoerings)systematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA),
waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende
verdiencapaciteit. Ook wat betreft de gehanteerde begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de
bestaande terminologie van de Wet WIA. Daarnaast zijn bepalingen van het Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten van toepassing.
CRvB 9 november 2016, ECLI:NL:CRvB:2016:4282. Zijn arbeid, niet gebruiken tilhulp bij het tillen dient gelet op artikel 19 lid 5 ZW buiten beschouwing te worden gelaten.
. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, is het vijfde lid van artikel 19 van de ZW geschreven met
het doel om voor een zogenoemde vangnetter, een verzekerde zonder werkgever, het begrip “zijn
arbeid” te verruimen door, in het geval sprake is van bijzondere aspecten van het werk die aan een
werkhervatting in de weg staan, deze buiten beschouwing te laten. Gelet op dit doel, dienen alleen
bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing gelaten te
worden. Bijzondere verlichtende aspecten dienen niet buiten beschouwing gelaten te worden.
CRvB 1 februari 2017, TRA 2017/43, m.n. Roozendaal. Verhaalssanctie‐ZW, onvoldoende reintegratieinspanningen werkgever.
Waar de werkgever blijkens de onderhavige uitspraak op bedacht moet zijn, is dat de sanctie ook kan worden opgelegd
voor het tekortschieten van re-integratie inspanningen in de periode dat een ontslagprocedure wordt voorbereid of gevoerd.
De rechtbank overwoog in de onderhavige zaak dat beëindiging van een dienstverband niet past bij een adequate invulling
van re-integratieverplichtingen. De CRvB stelde dat ook nadat was besloten tot actie gericht op het beëindigen van het
dienstverband, van de werkgever had mogen worden verwacht dat hij niet stil zou zitten, ook omdat op dat moment niet
vaststond dat de gewenste beëindiging inderdaad gerealiseerd zou worden.
Centrale Raad van Beroep 12 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1969 (benadelingshandeling
eigenrisicodrager)
Overwogen wordt dat volgens vaste rechtspraak sprake is van een benadelingshandeling in de
zin van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW in situaties waarin een werknemer zijn
recht op loon prijsgeeft op een moment dat het arbeidsongeschiktheidsrisico al is ingetreden1.
Hiermee is immers een einde gekomen aan de loonbetalingsverplichting van een werkgever op
grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, ter vervanging waarvan vervolgens
ziekengeld wordt gevraagd.
Dit
gedrag van de ex-werkgever, net als het aansturen op beëindiging van de arbeidsovereenkomst
terwijl appellante nog ziek was, was laakbaar en niet aan te merken als goed werkgeverschap.
Met de rechtbank wordt echter geoordeeld dat hieruit niet volgt dat sprake was van een zodanige
druk vanuit de werkgever dat appellante redelijkerwijs geen andere keus had dan in te stemmen
met beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
CRvB 20 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2274 (tijdig verweer tegen ontslag)
Belanghebbende is tijdens ziekte op staande voet ontslagen. Hij heeft het ontslag niet binnen twee maanden aangevochten.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het Uwv op goede gronden heeft geconcludeerd dat het niet tijdig voeren van verweer tegen het ontslag appellant kan worden verweten.
Op grond van artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW weigert het Uwv het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de verzekerde door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het Uitvoeringsfonds voor de overheid, de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager benadeelt of zou kunnen benadelen.
Onder benadeling wordt op grond van het zevende lid mede verstaan de situatie dat de verzekerde zonder deugdelijke grond heeft
nagelaten verweer te voeren tegen een beëindiging van de dienstbetrekking tijdens ziekte. Op
grond van het tweede lid wordt de maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging en de
mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een
maatregel wordt in elk geval afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Hoge Raad 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:426 (uitzendbeding bij ziekte)
Een uitzendbeding dat inhoudt dat, in de in art. 7:691 lid 3 BW bedoelde periode, de uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt indien op verzoek van de inlener de terbeschikkingstelling eindigt, ook wegens of tijdens ziekte van de uitzendkracht, is niet in strijd met het wettelijke stelsel van het ontslagrecht en het opzegverbod tijdens ziekte. B