Week 2, VO ZO Flashcards

1
Q

Wat houdt safety-II in? Wat is het verschil met Safety I

A

Safety II is de dagelijkse praktijk benadering. Safety I is incidenten benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk rondom patientveiligheid

A

verlagen van potentieel vermijdbare schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de meest voorkomende zorggerelateerde schade?

A
  • Medicatie (32%): hypoglycemie door het onterecht geven van 22 eenheden insuline; -> meeste zorggerelateerde schade!
  • Andere klinische activiteiten (22,9%): subcutane bloedingen door te strakke fixatie;
  • Chirurgie (21,1%): overlijden tijdens plaatsing heupprothese na heupfractuur;
  • Niet-chirurgische ingrepen (14,7%): bloeding na perforatie tijdens een percutane coronaire interventie;
  • Diagnostiek (5,9%): overlijden door te laat ontdekte miltruptuur;
  • Anders (3,2%): tweemaal uit bed gevallen (geen preventie na eerste val);
  • Ontslag (0,1%): overlijden door sepsis na ontslag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke type medicatie zorgen voor de meest zorggerelateerde schade?

A
  • Anti- infectie middelen (antibiotica)
  • kankermedicatie
  • antistollingmedicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat draagt het meest bij aan potentieel vermijdbare schade en sterfte?

A
  • Menselijke factoren
  • overtreding

Een menselijke factor is bijvoorbeeld als een medewerker niet de kennis en/of vaardigheden heeft om volgens protocollen of werkafspraken te werken. Bij een overtreding zal de zorgverlener bewust afwijken van een protocol of richtlijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarop wordt gescreend bij baarmoederhalskanker? Waarom hierop?

A

Op aanwezigheid van hoogrisico humaan papillomavirus (hrHPV). hrHPV is een belangrijk risicofactor voor etiologie cervixcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke type baarmoederhalskanker zijn er? Hoe kunnen ze ontstaan? Welke komt het meest voor?

A
  • Plaveiselcelcarcinoom; 80%, HPV-type 18
  • Adenocarcinoom; 20%, HPV-type 18 en 16

langdurige HPV infectie kan baarmoederhalskanker geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe lang zit er tussen een HPV infectie en het ontwikkelen van baarmoederhalskanker?

A

Gemiddeld 10-15 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel % van de mensen maakt ooit HPV door?

A

80%, de meeste mensen klaren dit virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de kans bij een HPV infectie op baarmoederhalskanker? Wat is de incidentie van baarmoederhalskanker?

A

minder dan 1%!!
8:100.000 vrouwen per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn risicofactoren voor ontwikkelen van baarmoederhalskanker bij HPV infectie?

A
  • Verminderde weerstand
  • Roken
  • infectie met chlamydia of herpes simplex
  • infectie met meerdere HPV types
  • Veel wisselende seksuele contacten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn klachten van baarmoederhalskanker? Wanneer ontstaan die?

A

aspecifieke klachten in een laat stadium!
- Bloedingen tijdens coitus
- Bloedingen postmenopauzaal
- Bloedingen tussen cycli
- Ongewone afscheiding vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de overleving van baarmoederhalskanker per stadia? en per type kanker?

A

De vijfjaarsoverleving is bij beperkte tumorgroei 98%.
Bij uitzaaiingen op afstand is dit nog maar 7%.

  • adenocarcinoom is ongunstiger dan plaveiselcelcarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet baarmoederhalskanker screening eruit?

A
  • vrouwen bij HPV positief en van 30 - 60 jaar -> krijgen elke 5 jaar een uitnodiging
  • vrouwen HPV negatief en tussen 40-50 jaar -> elke 10 jaar uitnodiging
    -Uitstrijkje via de huisarts -> cel cytologie + HPV test
  • zelftest op enkel HPV virus (niet op cytologie!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voordelen en nadelen van de nieuwe hrHPV test?

A

+ Sensitievere test (meer true positives)
+ Geautomatiseerde cytologie
+ hogere deelname door zelftest (50% -> 60-70%)

  • minder specifiek (minder true negatieves -> meer fout positieve) waardoor overbehandeling
  • cytologie moet alsnog gedaan worden als zelftest op hrHPV positief is
  • zelftest kan foutief worden afgenomen
  • positieve test -> onrust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn uitslagen van een uitstrijk van baarmoederhalskankerscreening? wat is de vervolgstap?

A
  • Geen HPV
  • HPV, maar geen afwijkende cellen -> na 12 mnd controle
  • HPV + kleine celafwijking (PAP2/PAP3A1), Geen HPV16/18 -> na 12 mnd controle
  • HPV + kleine celafwijking (PAP2/PAP3A1), wel HPV16/18 -> vervolgonderzoek gynaecoloog
  • HPV + gering tot ernstige celafwijking (PAP3A2+) -> vervolgonderzoek gynaecoloog
  • onbeoordeelbaar -> herhaling test
17
Q

Wat wordt er gedaan bij een positief uitstrijkje? Welke uitslagen heb je daarvan en de vervolgstappen daarvan?

A

Colscopie met evt een biopt
- CIN 1: histologisch lichte afwijkingen -> geen behandeling nodig
- CIN 2: histologisch licht tot matige afwijkingen -> 50% verdwijnt binnen 2jr, wel onder controle blijven
- CIN 3: histologisch matig tot ernstige afwijkingen -> lisexcisie of conisatie aangeraden

CIN2 en CIN3 is klinisch relevant

18
Q

Waar hangt de positief voorspellende waarde van de HPV-screening van af?

A

Van leeftijd. HPV is prevalent met jonge leeftijd en kanker minder prevalent -> op jonge leeftijd veel fout positieve

19
Q

Wat zijn redenen voor lage opkomst bij bevolkingsonderzoek?

A

praktische barrières, emotionele barrieres en misverstanden over screening.

20
Q

Voor hoeveel % van de baarmoederhalskanker zorgt HPV type 16 en 18

21
Q

Wat is de belangrijkste neonatale screening? op hoeveel ziektes wordt getest?

A

hielprik

Op 31 zeldzame aandoeningen

22
Q

Wat is het doel van de hielprikscreening?

A

vroegtijdige opsporing van ernstige, vaak zeldzame en erfelijke ziekten, waarbij interventies kort na de geboorte duidelijke voordelen hebben boven interventies die, zonder vroegtijdige opsporing, niet of pas in een later stadium kunnen plaatsvinden

23
Q

Waar wordt in de hielprik op getest mbt ziektes?

A

Aanwezgheid van ziektes
dragerschap
(nevenbevindingen -> nadeel)

24
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen de hielprik en de baarmoederhalskanker screening?

A

Verschil wat betreft ‘informed choice’ tussen HPV- en hielprikscreening is dat bij HPV dit wel aanwezig is (patiënt is wilsbekwaam) en hielprik niet (pasgeboren kindje, gaat via de ouders).

25
Hoe wordt een interventie ontwikkeld (om te stoppen met roken)? Wat zijn de stappen en fasen?
1 epidemiologische analyse (analysefase) 2 determinanten analyse (analysefase) 3 interventie ontwikkeling (ontwikkelingsfase) 4 interventie implementatie (toepassingsfase) 5 evaluatie van interventie (evaluatiefase)
26
Hoe kan men het ontwikkelen van rookgedrag indelen?
* In de eerste fase rookt de jongere nog niet, maar denkt hij/zij na over het nut van roken; * In de tweede fase rookt de jongere zijn eerste sigaretten. Hij/zij ondervindt sociale druk uit de omgeving en de eerste lichamelijke effecten van het daadwerkelijk roken. De persoonlijke ervaring met de lichamelijke effecten en de sociale druk bepalen of de jongere naar de volgende fase gaat; * De derde fase is de experimenteerfase waarbij de jongere steeds vaker zal roken wanneer de gelegenheid hiervoor is. Het patroon is nog onregelmatig. Het roken is dan vaak een antwoord op invloeden van buitenaf, zoals roken op een feestje of roken bij het aanbod van een sigaret van een vriend/vriendin; * In de vierde fase zal de jongere regelmatig roken, minstens wekelijks; * In de vijfde fase is er sprake van verslaving. De jongere is afhankelijk van nicotine en er treden ontwenningsverschijnselen op als er geprobeerd wordt te stoppen met roken.
27
Welke factoren beïnvloeden gezond gedrag/roken?
- Houding tov roken - sociale invloeden - de persoonlijk norm - ervaren controle
28
Komt roken meer voor bij vrouwen of mannen? wat is het verschil?
Vroeger meer bij mannen, tegenwoordig mannen en vrouwen evenveel. Vrouwen doen het voornamelijk voor behoud van lichaamsgewicht en positievere houding tov roken
29
Wat voor invloed heeft de omgeving op rookgedrag?
* Subjectieve norm: het behoren tot een groep waarbinnen roken de norm is; * Voorbeeldgedrag: ouders, broers, zussen of mensen van eigen leeftijd roken; * Sociale steun: de houding van de ouders ten opzichte van het roken van de jongere. Jongeren die roken blijken meer extern georiënteerd en gevoeliger voor externe beïnvloeding te zijn dan niet-rokende jongeren
30
Welke wetten zijn naast de zorgverzekeringswet van belang?
Naast de zorgverzekeringswet zijn nog twee andere wetten van belang in het kader van zorgverlening aan patiënten: * Wet langdurige zorg (Wlz); * Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
31
Wat beinvloedt de kosten van de gezondheidszorg stelsel?
- Verlaging van loonkosten zorg - reductie van het collectief gefinancierde verstrekkingspakket - Eigen betalingen - Hervomring van zorgstelsel mbv gereguleerde concurrentie van verzekeraars en zorgaanbieders
32
Welke 3 types zorgstelsels heeft men?
* Sociaal verzekeringsstelsel (Bismarck); * Genationaliseerd stelsel (Beveridge); * Stelsel op basis van gereguleerde marktwerking (Enthoven): in Nederland sinds 2016.
33
Wat is risico- en inkomensolidariteit mbt zorgverzekering
- Risicosolidariteit: iedereen betaalt hetzelfde bedrag, onafhankelijk van het risico op ziek worden (verzekering mag niemand weigeren!) - Inkomstensolidariteit: De premie wordt hoger obv hoger inkomen. te laag inkomen, dan mogelijkheid tot zorgtoeslag
34
Wat vergoedt de wet langdurige zorg (Wlz)
De Wlz vergoedt: * Verblijf in een instelling; * Persoonlijke verzorging en verpleging; * Behandeling, die nodig is in verband met de aandoening, beperking, stoornis of handicap * Geneeskundige zorg (zorg die noodzakelijk is in verband met de aandoening, beperking of stoornis, maar ook algemene geneeskundige zorg); * Individueel gebruik van mobiliteitshulpmiddelen; * Vervoer naar de plaats waar de patiënt begeleiding of behandeling krijgt; * Logeeropvang; * Vergoeding voor woningaanpassing voor personen met een Wlz-indicatie die thuis zorg ontvangen. Dit is pas vanaf 2017 mogelijk. In 2015 en 2016 liep dit nog via de WMO bij de gemeente.
35
Wat is de Wet maatschappelijke Ondersteuning? Doel? Uitvoerder? Wat valt er onder bijvoorbeeld?
WMO: maatwerkvoorzieningen ondersteuning dat geen medische hulp is doel; bevorderen van maatschappelijke participatie en langer thuis blijven wonen uitvoerder: gemeente Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn: * Vervoersvoorziening; * Vervoer in de regio (voor mensen die slecht ter been zijn en niet met het openbaar vervoer kunnen reizen); * Individuele begeleiding; * Beschermde woonplek; * Dagbesteding op maat; * Aanpassingen in de woning; * Rolstoel (via de WMO alleen als deze voor langere tijd nodig is); * Respijtzorg; * Ondersteuning van mantelzorgers; * Huishoudelijke hulp; * Maatschappelijke opvang (bijvoorbeeld blijf-van-mijn-lijfhuizen en daklozenopvang).
36
Hoe is de zorg van onverzekerde/ongedocumenteerde?
Echter bepaalt de koppelingwet uit 1988 dat ongedocumenteerden geen recht hebben op een basisverzekering volgens de Zvw. Daardoor hebben zij niet dezelfde toegang tot zorg als alle andere inwoners van Nederland. Asielzoekers die in de centrale opvang verblijven van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA), kunnen zich collectief verzekeren via de Regeling Medische Zorg Asielzoekers (RMA).
37
Wat is direct en niet-direct toegangkelijke zorg?
. Direct toegankelijke zorg kan door alle zorgaanbieders gedeclareerd worden. Bij niet-direct toegankelijke zorg kunnen alleen zorgaanbieders die het CAK (centraal administratie kantoor) hiervoor gecontracteerd heeft aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten. Direct toegankelijke zorg is zorg die zonder recept, indicatie of verwijzing wordt verleend, zoals huisartsenzorg, kraamzorg, verloskundige hulp, tandartsen en acute ziekenhuiszorg.