Week 1, VO ZO Flashcards
Welke fasen van gedragsverandering heb je?
- Precontemplatie
Overwegen (nog) niet om gedrag ‘x’ te veranderen - Contemplatie
Overwegen gedrag ‘x’ te veranderen, maar nog niet op korte termijn - Preparatie
Van plan om binnen weken te beginnen met de verandering - Actie
Recent begonnen met nieuw gedrag
Behoud Nieuwe gedrag minstens zes maanden volgehouden
Wat is van belang bij gedragsverandering tov het probleem? Wat is nog meer van belang?
Het is verder van belang om naast de patient te staan, in plaats van tegenover elkaar.
Verder van belang om aan te sluiten op de fase van de patient (niet over acties gaan praten als pt nog in contemplatie zit)
Hoe kom je erachter in welke fase van gedragsverandering iemand zit?
Taal die iemand gebruikt:
Behoudstaal
Verandertaal (willen, kunnen als woorden)
Welke 4 technieken heeft men voor gedragsverandering?
- Agendasetting: welke onderwerpen moeten aan bod komen
- Agendamapping: visualiseren van risicofactoren in een mindmap
- Beslissingsbalans; Voor en nadelen systematisch in kaart brengen
- Belangens- en vertrouwensmeetlat: via de vertrouwensmeetlat of belangenmeetlat kan gevraagd worden hoeveel vertrouwen de patiënt heeft en hoeveel belang hij of zij ziet op een schaal van een tot tien. De arts kan daarna de patiënt vragen waarom er geen lager cijfer is gegeven. Dit ontlokt nieuwe verandertaal.
Welke twee formulieren heb je bij overlijden? Wat staat hier in?
A- verklaring: verklaring van overlijden ten behoeve van de burgerlijke stand van de gemeente met de personalia van de overledene. Deze wordt alleen afgegeven bij een natuurlijke dood;
B-formulier: doodsoorzaakverklaring ten behoeve van de doodsoorzaken statistieken die vervaardigd worden door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
Wat wordt er gedaan met het B formulier? wat is een probleem?
B- formulier is voor doodsoorzaken statistiek, maar in praktijk is het moeilijk om directe en indirecte oorzaak van overlijden vast te stellen.
Wie verzamelt en verwerkt de sterftestatistieken?
CBS
Wat zijn de volgende begrippen
- Bruto sterftecijfer
- standaardisatie
- gestandaardiseerd sterftecijfer
- directe standaardisatie
- indirecte standaardisatie
- CMF
- SMR
- PAF
- PIF
- Bruto-sterftecijfer: aantal overledenen in een bepaalde periode per x aantal van de bevolking. Voor x wordt vaak 1, 1000 of 100.000 gebruikt;
- Standaardiseren / standaardisatie: corrigeren van gemiddelden of totaalcijfers voor de invloed van verstorende kenmerken;
- Gestandaardiseerd sterftecijfer: aangepast bruto-sterftecijfer, door correctie voor de invloed van verstorende kenmerken;
- Directe standaardisatie: methode waarbij (sterfte)cijfers van een populatie worden toegepast op een standaard bevolking;
- Indirecte standaardisatie: methode waarbij een geobserveerd (bruto sterfte)cijfer wordt vergeleken met het (sterfte)cijfer dat wordt verkregen door uit te gaan van leeftijdsspecifieke sterftecijfers van een externe populatie;
- CMF: comparative mortality figure (direct);
- SMR: standardized mortality ratio (indirect).
- PAF: populatie attributieve fractie ((prevalentie(RR-1))/((prevalentie(RR-1))+1.
- Potentiële impactfractie (PIF) De potentiële impactfractie (PIF) is de proportie van de verwachte incidentie die wordt vermeden wanneer de blootstelling aan een risicofactor afneemt.
PIF = (Pa-P’a)(RRa-1)/(Pa(RRa-1)+1).
Hoe gebeurt vaststellen bij de dood na overlijden? Wie stelt het vast?
Het vaststellen van overlijden dient te gebeuren door het beluisteren van hart en longen met de stethoscoop en door beoordeling van de pupilreacties op licht (cave: schijndood bij vergiftiging, verdrinking en onderkoeling)
De behandelend arts stelt het vast. (Bij een HAP dienst is de HA die langsgaat de behandelend arts)
Wanneer stelt de behandelend arts niet de dood vast?
Bij twijfel van niet-natuurlijke doodsoorzaak moet de gemeentelijke lijkschouwer komen (die evt officier van justitie inschakelt)
Bij overlijden van minderjarige moet de behandelend arts contact opnemen met de gemeentelijke lijkschouwer
Welke categorieën van niet natuurlijke dood heb je?
- Ongeval
- verdrinking
- Verstikking
- Geweld
- moord
- doodslag
- mishandeling
- vergiftiging/overdosis
- suicide
- actieve levensbeëindiging zonder verzoek
- zwangerschapsafbreking na 24 wkn
- overlijden tgv medisch handelen
- hulp bij zelfdoding
- euthanasie
CAVE: palliatieve sedatie is natuurlijke dood!
Welke 4 maten van volksgezondheid heb je?
1 ziekten en aandoeningen
2 sterfte en doodsoorzaken
3 functioneren en kwaliteit van leven
4 samengestelde maten (levensverwachting, DALY)
Hoe is ziekte en aandoeningen een maat van volksgezondheid? wat zijn de 3 meest voorkomende ziektes in NL?
Mbv prevalentie en incidentie in databases. In NL meest voorkomende ziekten: Nek- en rugklachten, artrose en DM
Hoe is functioneren en kwaliteit van leven een maat van volksgezondheid?
mbv vragenlijst van CBS en verlies van kwaliteit van leven, ookwel verlies van QALY.
Door het RIVM wordt dit uitgedrukt in ziektejaarequivalenten, de zogenaamde ‘years lived with disability’.
Hoe is sterfte en doodsoorzaken een maat van volksgezondheid?
aantal sterftegevallen in een populatie
Levensverwachting tov eigenlijke sterfte -> verloren levensjaren
Welke maten van samengestelde volksgezondheid heb je?
Wat is de formule?
- Gezonde levensverwachting (dus levensverwachting INCL gezonde jaren daarvan!)
- disability associated life years = (lifeyears with disability*burden) + years of life lost DALY=YLD+YLL
Wat is attributieve risico? en formule?
De attributieve fractie is (RR-1) / RR
Het extra risico wat men extra heeft bij het hebben van een bepaalde aandoening.
Wat is een epidimie? Wat is belangrijk om in kaart te brengen daarbij?
epidemie = optreden van ziektegevallen of andere gezondheidsgerelateerde gebeurtenissen in een gemeenschap of regio in een duidelijk hogere frequentie dan verwacht.
- Kenmerken van de patienten
- verspreiding
- tijdstip
Pas vanaf wanneer kan men van een epidemie spreken?
Als de achtergrondfrequentie van de ziekte bekend is -> hoger dan normaal (je moet normaal weten)
Wat is het relatieve risico bij een epidemie?
Het relatieve risico is een schatting van het aantal keren dat de kans om ziek te worden bij blootstelling aan een bepaalde risicofactor groter (RR>1) of kleiner (RR<1) is dan in de niet-blootgestelde groep. Als het relatieve risico gelijk is aan 1, betekent dit geen verhoogd risico in de blootgestelde populatie.
Wat is de ICF? Welke begrippen staan centraal?
International classification of Functioning, Disability an health
- Stoornissen
- activiteitenbeperking
- participatiebeperking
Wat is de samenhang volgens ICF?
Een stoornis is het uitvallen of slechts beperkt functioneren van bepaalde lichaamsfuncties of –structuren. Beperkingen (ook wel handicaps genoemd) kunnen vervolgens leiden tot een verminderde deelname (participatie) aan activiteiten. Hierdoor kunnen mensen minder deelnemen aan maatschappelijke activiteiten, waarmee dus participatieproblemen ontstaan.
Welke groepen onderscheidt het ICF model?
- Externe omgevingsfactoren (zorgstelsel, fysieke omgeving)
- Interne persoonlijke factoren (coping stijl, SES van pt)
Wat is de aanvullende waarde van het ICF model?
Op populatieniveau kan de ICF helpen bij het verkrijgen van informatie over de omvang van een volksgezondheidsprobleem, onder andere via de DALY-methode of over de behoefte aan gehandicaptenvoorzieningen.
Ook houdt het rekening met participatie probleem wat een diagnose niet doet.