Week 2 - Sluitertijd, diafragma en ISO Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er als je sluitertijd op 1/2 zit?

A

Dan is de sluitertijd een halve seconde, wat dus traag is en dan krijg je motion blur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er als je ISO waarde op 6400 zit?

A

Het beeld wordt lichter, maar je krijgt beeldruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als je diafragma op f/1.4 staat?

A

Dit is wanneer het diafragma wijd open is, het beeld wordt lichter en dan krijg je ondiepe sherptediepte (this blurrs a lot infront and behind of your subject)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er als je sluitertijd op 1/1000 staat?

A

Dan is de sluitertijd een duizendste van een seconde, wat erg snel is en dit bevriest bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er als je ISO waarde op 100 staat?

A

Dan wordt het beeld donkerder en heb je minder beeldruis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is het aangeraden om je ISO waarde nooit hoger dan 400 te zetten?

A

Omdat je dan beeldruis krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als je je diafragma op f/22 zet?

A

Dan is je diafragma helemaal dicht, wordt het beeld donkerder en krijg je een diepere scherptediepte (soms staat er een infinity teken, omdat die de horizon in principe altijd scherp stelt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een sensor?

A

The sensor is basically the thing that captures the light and converts it to an image.

The soul of a digital camera is its sensor—to determine image size, resolution, low-light performance, depth of field, dynamic range, lenses, and even the camera’s physical size, the sensor is key.
An image sensor is a solid-state device, the part of the camera’s hardware that captures light and converts what you see through a viewfinder or LCD monitor into an image. Think of the sensor as the electronic equivalent of film. With film cameras, you could choose from hundreds of film brands, each with its own unique and identifiable characteristics. With digital cameras, much of that technology is built into the hardware, and you can apply special filmlike effects later with software.

Your camera’s sensor determines how good your images look and how large you can scale them or print them. Image quality depends not only on the size of the sensor, but also on how many millions of pixels (light-sensitive photosites) fit on it, and the size of those pixels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is full-frame, waarom en wat heeft dit te maken met een sensor?

A

Full frame is de traditionele 35mm. De eerste fotografen die de overstap naar digitaal aangingen hebben destijds besloten dat ze de basis van de 35mm film uitwerking op de verschillende lenzen moesten kennen in relatie tot de eerste en nieuwe (kleinere) sensors. Omdat het gezichtsveld dat door een bepaalde lens wordt weergegeven, niet in een meting van graden is beschreven, maar door de brandpuntsafstand van de lens, moeten we dit bijgesneden beeldveld vertalen in een gelijkwaardige lens > brandpuntsafstand benaming. Het is dan handig om een uitgangspunt te hebben en daarvoor is besloten om de standaard van 35mm. film en dus de ‘full frame’ sensor als uitgangspunt te hanteren.

Als de sensor kleiner is dan heeft het ook een crop-factor: je ziet minder dan fullframe sensors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de ‘crop factor’?

A

De crop factor is in principe elke sensor die kleiner is dan de standaard 35mm.

Het beeld wat je opneemt met een ronde lens is in principe een cirkelvormig beeld. De sensor (filmvlak) aan de achterkant van je camera neemt een rechthoekig deel van die cirkel op. Wanneer we het 35mm. filmformaat als standaard gebruiken, zal elke camera met een sensor kleiner dan een 35mm. (fullframe) een kleiner gedeelte van die beeldcirkel van een bepaalde lens bedekken en daardoor het gezichtsveld van die lens veranderen. Dit is het ‘crop’ deel van de ‘crop-factor’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat maakt het uit als je een kleine sensor lens op een fullframe camera monteerts? En een full frame lens op een kleine sensor camera?

A

Short: Je kan niet alle lenzen op alle cameras stoppen, je zult liggend aan de sensor en camera last kunnen hebben van de crop factor, en als je een kleine sensor lens op een fullframe monteert zul je last hebben van vervaagde hoekjes ten opzichte van het midden van het beeld.

Full-frame camera’s zijn dus ideaal voor landschapsbeelden, omdat er geen crop-factor hebben en groothoeklenzen hun brede beeldhoek behouden. Kleine sensorcamera’s lenzen geven een telefoto-effect (zoomed in from afar, lots a detail). Er zijn ‘gewone’ lenzen en er zijn lenzen speciaal ontworpen bedoelt voor op kleinere sensor camera’s. Deze kleine sensor lenzen werken niet goed op een full-frame camera omdat je zware vignettering zal ervaren. Vignettering of lichtafval is het afnemen van de helderheid in de hoeken van het beeld ten opzichte van het midden. Met een kleine sensorlens op een full-frame digitale camera, kan de camera de kleinere sensor simuleren waarvoor de lens is ontworpen en automatisch het veld van de crop-factor verschaffen. Een gewone lens werkt gelukkig altijd op een full-frame digitale of kleinere sensor camera. De crop-factor is alleen van toepassing op een full frame lens als deze op een kleine sensorcamera wordt gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is full HD en wat is 4K?

A

Short: full HD is 1920p x 1080p (2,07 megapixel) & 4K is 3840p x 2160p (8,3 megapixel).

Full HD is de resolutie die je op dit moment het meeste tegenkomt bij televisies, Blu-ray spelers en videocontent. Het beeld is 1920 pixels breed en 1080 pixels hoog: in totaal 2,07 megapixel. Full HD wordt ook aangeduid met 1080i en 1080p. Ultra HD wordt ook wel UHD of dus 4K genoemd. De beeldresolutie is 3840 x 2160 (8,3 megapixel). Video’s met 4K resolutie laten dus 4 keer zoveel pixels zien als Full HD beelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen 1080i en 1080p.

A

Het getal staat voor het aantal horizontale beeldlijnen van Full HD: 1080. De ‘i’ staat voor interlaced. Bij dit soort beelden bouwt de tv een beeld op door de even en oneven lijnen om en om te laten knipperen. De ‘p’ in 1080p staat voor progressive. De televisie maakt een beeld alle 1080 beeldlijnen van boven naar beneden, één voor één, te verversen. Je herkent het verschil gemakkelijk bij snel bewegende beelden. Bij 1080i zie je dat de even en oneven beeldlijnen duidelijk van elkaar verschillen. 4K beelden zijn altijd progressive en worden daarom aangeduid met 2160p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de aspect ratio en wat zijn de meest gebruikelijke aanduidingen?

A

Beeldverhouding, ook wel aspect ratio (A.R.) genoemd, is in de audiovisuele techniek de verhouding tussen breedte en hoogte van een beeld. Een traditioneel televisiebeeld (PAL) heeft een beeldverhouding van 4:3 (4 eenheden in breedte, 3 eenheden in hoogte). Breedbeeld heeft een beeldverhouding van 16:9 (16 eenheden in breedte, 9 eenheden in hoogte). De Amerikaanse 4:3-standaard (NTSC) is 640 pixels in breedte en 480 pixels in hoogte, terwijl de Europese 4:3-standaard (PAL) 768 pixels in breedte en 576 pixels in hoogte.

Televisieformaten:

4: 3 (traditionele televisie)
16: 9 (breedbeeldtelevisie)
21: 9 (breedbeeldtelevisie)

Filmformaten:
16:9
2,35:1 (47:20) Cinemascoop
1,85:1 (37:20) Amerikaans breedbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is fps?

A

Beelden per seconde.

Het aantal beelden per seconde (fps) is een maat aanduiding die aangeeft hoe snel een apparaat beelden (frames) vastlegt, weergeeft of anderzijds verwerkt. De term wordt vaak gebruikt in samenhang met films, computer graphics, videocamera’s en beeldschermen. De hoeveelheid beelden per seconde kan worden uitgedrukt in beelden per seconde (bps of fps) of in hertz (Hz). In Europa worden over het algemeen voor televisiebeelden 25 beelden per seconde gebruikt (in de VS 24 fps). Bij die beeldfrequentie lijkt het alsof het een vloeiend beeld oplevert, hoewel het elke seconde eigenlijk 25 losse ‘foto’s’ zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zijn beelden hoger dan 25fps ook vloeiender?

A

Een groot misverstand is dat vanaf zo’n 25 beelden per seconde elk beeld als vloeiend wordt ervaren, dit is niet zo. Het aantal beelden dat het menselijk oog per seconde kan zien is afhankelijk van een aantal dingen. Een menselijk oog kan zelfs een heel korte lichtflits in een donkere ruimte waarnemen, wanneer echter in een verlichte ruimte het licht heel even wordt uitgedaan is dit bijna niet merkbaar. Ook speelt motion blur een rol: wanneer afbeeldingen die een beetje vervaagd zijn achter elkaar worden gezet, lijkt dit eerder een vloeiende beweging dan wanneer niet vervaagde (scherpe) beelden achter elkaar worden gezet.
Het feit dat de ‘bewegende’ beelden in werkelijkheid een reeks foto’s snel na elkaar zijn, is er ook de oorzaak van dat op een scherm een wiel soms in de verkeerde richting lijkt te draaien. Als een wiel evenveel omwentelingen per seconde maakt als het aantal beelden, wordt het steeds in dezelfde stand gefotografeerd en lijkt het stil te staan. Maakt het iets minder omwentelingen dan het aantal beelden per seconde, dan staat het op ieder beeld iets minder ver dan op het vorige, en lijkt het dus achteruit te draaien. Als het iets meer omwentelingen maakt, lijkt het wel in de juiste richting te draaien, maar veel te traag.

17
Q

Wat is de sluitertijd?

A

Een sluiter is een (mechanisch) onderdeel aan de binnenkant van een camera die voorheen film (of zoals nu een elektronische sensor) blootstelt aan het licht die de lens passeert en er voor zorgt dat dit gebeurt in een gecontroleerde periode (tijd). Ongeacht het type sluiter is sluitertijd: de snelheid of de hoek van de sluiter waarmee je de belichtingstijd bepaalt per beeldje(s).

18
Q

Hoe bepaal je je exposure? Geef een voorbeeld van hoe je meer licht in je beeld krijgt met de camera.

A

Het bepalen en instellen van de ‘exposure’ oftewel belichting van het beeld wat terecht komt op je filmvlak of sensor in ons geval is altijd een drie-eenheid van de volgende componenten:
▸ Diafragma
▸ Sluitertijd
▸ ISO (lichtgevoeligheid van je filmstock of sluiter)

Meer licht: lage sluitertijd en diafragma (bv. 1/2 en f1/4) en hoge ISO (bv. 6400)
Minder licht: Hoger sluitertijd en diafragma (bv. 1/1000 en f22) en een lage ISO (bv. 100)

19
Q

Wat voor een verschillende sluiters zijn er?

A

Een spleetsluiter (meest voorkomend, met verticaal of horizontaal aflopende sluiters), een centraal sluiter,

20
Q

Wat is een spleetsluiter en hoe werkt het? Wanneer kan er door de spleetsluiter vertekening optreden en waarom?

A

Een-spleetsluiter is een sluiter die zich direct voor de film of de sensor, in het brandpuntvlak bevindt. Meestal gaat het om twee ‘gordijnen’ die vlak na elkaar vertrekken; het eerste gordijn maakt een opening waardoor het licht op het opnamemedium kan vallen en het tweede gordijn wordt weer dichtgetrokken om de belichting te stoppen. Bij een horizontale sluiter beweegt deze ‘spleet’ van boven naar beneden over het belichtingsoppervlak. De sensor/film wordt dus niet over de gehele oppervlakte op hetzelfde moment belicht. Vooral bij snel bewegende voorwerpen kan er daardoor vertekening optreden. De spiegel, waarin we het beeld van de lens door de zoeker zien, moet opklappen voordat de sluiter het licht bloot kan stellen aan de film of sensor.

21
Q

Wat is de brandpuntafstand?

A

De brandpuntsafstand is de afstand tussen het midden van je lens en het punt waar de invallende lichtstralen weer samenkomen nadat ze door de lens gebroken zijn. Het punt waar de lichtstralen samenkomen, is de sensor van je camera.

22
Q

Wat maakt het uit als je je spleetsluiter langer of korter openzet?

A

Hoe snel een (spleet-) sluiter beweegt wordt gemeten door de sluitertijd. Een sluitertijd van 1/60 betekent dat de sluiter ieder beeldje voor 1/60e van een seconde blootstelt aan het licht. Langzamere sluitertijden, zoals 1/30, 1/20 of 1/10 stelt het filmvlak of sensor voor een langere tijd bloot aan het licht. Dit zorgt dus voor meer licht, maar produceert ook een beeld met meer bewegingsonscherpte, vooral als het onderwerp zich beweegt. Snellere sluitertijd snelheden, zoals 1/120, 1/240 en hoger bijv. 1/2000 laat veel minder licht toe, met het bevriezen van de beweging tot gevolg.

23
Q

Wat is een elektronische sluiter en wat is zijn functie?

A

DSLR’s die video opnemen meten belichtingstijd doormiddel van de sluitertijd, maar in de video-modus wordt niet gebruik gemaakt van een fysieke spleetsluiter om frames te belichten maar er zit daar een elektronische sluiter (ES). De belichting van de sensor wordt in plaats van met een optisch spiegelbeeld, dat geleidelijk en in een beweging over het filmvlak beweegt, in één keer belicht en geconverteerd naar een elektronisch signaal. Omdat er geen filmframes zijn om te transporteren, voor het filmvlak te plaatsen en te belichten, kan de sensor in- of uitschakelen bij de blootstelling aan het licht. Want feitelijk is er geen reden om de sensor te blokkeren tegen het licht met een fysieke sluiter. Sensors die geen een sluiter vereisen staan een belichting toe die gelijk is aan de framesnelheid, iets wat niet mogelijk is als een sluiter moet openen en sluiten tussen de frame wisselingen. Veel DSLR camera’s hebben nog steeds een mechanische sluiter voor het maken van foto’s, maar deze sluiter wordt volledig geopend tijdens video-modus en dan neemt de ‘elektronische sluiter’ het over.

24
Q

what is the phi phenomenon?

A

The illusion that you are watching movement, but in fact you’re just seeing several images flash before you, creating a moving image.