Week 2 Flashcards
Autismespectrumstoornis A
Persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties, wat blijkt uit:
- Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid
- Deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt voor sociale interactie
- Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
Autismespectrumstoornis B
Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, zoals actueel of in de voorgeschiedenis blijkt uit minstens twee van de volgende kenmerken:
- Stereotiep of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of gesproken taal (zoals eenvoudige motorisch stereotypieën, speelgoed in een rij zetten of voorwerpen ronddraaien; echolalie; idiosyncratische uitdrukkingen).
- Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag (bijv. extreem overstuur bij kleine veranderingen).
- Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens gefocust zijn.
- Hyper- of hyporeactiviteit op zintuigelijke prikkels of ongewone belangstelling voor de zintuigelijke aspecten van de omgeving ( bijv. duidelijk ongevoelig voor pijn/temperatuur, negatieve reactie op specifieke texturen of geluiden).
Aandachtdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis
Een persisterend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat interfereert met het functioneren of de ontwikkeling, zoals gekenmerkt door 1 en/of 2:
- Onoplettendheid: Zes of meer van de volgende symptomen zijn gedurende minstens zes maanden aanwezig geweest in een mate die niet consistent is met het ontwikkelingsniveau en die een negatieve invloed heeft op sociale en beroepsmatige activiteiten.
a. Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details, of maakt achteloos fouten in schoolwerk, op het werk of gedurende andere activiteiten.
b. Heeft vaak moeite om aandacht bij taken of spelactiviteiten te houden.
c. Lijkt vaak niet te luisteren als zij of hij direct wordt aangesproken (lijkt afwezig wanneer er geen duidelijke afleiding is).
d. Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er dikwijls niet in om schoolwerk, karweitjes of taken op het werk af te maken.
e. Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten.
f. Vermijdt vaak om, heeft een afkeer van, of is onwillig om zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen.
g. Raakt dingen vaak kwijt die nodig zijn voor taken of activiteiten.
h. Wordt gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels.
i. Is vaak vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden. - Hyperactiviteit en impulsiviteit: Zes of meer van de volgende symptomen in zes maanden aanwezig geweest.
a. Beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn of haar stoel.
b. Staat vaak op in situaties waarin verwacht wordt dat je op je plaats blijft zitten.
c. Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is.
d. Kan moeilijk rustig spelen of zich bezig houden met ontspannende activiteiten.
e. Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’.
f. Praat excessief veel.
g. Gooit het antwoord er vaak al uit voordat een vraag al afgemaakt is.
h. Heeft vaak moeite met op zijn of haar beurt wachten.
i. Stoort vaak anderen of dringt zich op.
Obsessieve-compulsieve stoornis A
Aanwezigheid van obsessies, compulsies of beide:
Obsessies worden gedefinieerd door 1 en 2:
1. Recidiverende en persisterende gedachten, neigingen of voorstelling, die gedurende bepaalde momenten van de stoornis als intrusief en ongewenst worden ervaren, en die bij de meeste betrokkenen duidelijk angst of lijdensdruk veroorzaken.
2. De betrokkene probeert deze gedachten, neigingen of voorstellingen te negeren of te onderdrukken, of deze te neutraliseren met een andere gedachte of handeling.
Compulsies worden gedefinieerd door 1 en 2:
1. Repetitieve handelingen of psychische activiteiten waartoe de betrokkene zich gedwongen voelt in reactie op een obsessie of volgens regels die rigide moeten worden toegepast.
2. De handelingen of psychische activiteiten zijn gericht op het voorkomen of verminderen van de angst van een bepaalde gevreesde gebeurtenis of situatie; deze handelingen of psychische activiteiten hebben echter geen reëel verband met datgene wat daardoor moet worden geneutraliseerd of voorkomen of zijn duidelijk excessief.
Obsessieve-compulsieve stoornis B
De obsessies of compulsies zijn tijdrovend of veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Morfodysfore stoornis A
Preoccupatie met een of meer vermeende misvormingen of onvolkomenheden in het uiterlijk die door anderen niet waarneembaar zijn, of door hen als onbeduidend worden beschouwd.
Morfodysfore stoornis B
Op een bepaald moment tijdens het beloop van de stoornis heeft de betrokkene in reactie op de ongerustheid over het uiterlijk repetitieve handelingen (zoals zichzelf controleren in de spiegel of pulken aan de huid) verricht of psychische activiteiten (zoals eigen uiterlijk vergelijken met die van een ander) uitgevoerd.
Dissociatieve identiteitsstoornis A
Fragmentatie van de identiteit gekenmerkt door twee of meer afzonderlijke persoonlijkheidstoestanden, wat in sommige culturen als een ervaring van bezetenheid wordt aangemerkt. De fragmentatie van de identiteit omvat een duidelijke discontinuïteit in de zelfbeleving en het gevoel van zelfcontrole, gepaard gaand met ermee samenhangende veranderingen in affect, gedrag, bewustzijn, geheugen, waarneming, cognitief en/of sensomotorisch functioneren. Deze klachten en verschijnselen kunnen door anderen waargenomen zijn, of door de betrokkene zelf gerapporteerd.
Dissociatieve identiteitsstoornis B
Recidiverende hiaten in het herinneren van alledaagse gebeurtenissen, belangrijke persoonlijk informatie en/of psychotraumatische gebeurtenissen die inconsistent zijn met gewone vergeetachtigheid.
Dissociatieve amnesie
Een onvermogen om zich belangrijke autobiografische informatie te herinneren, gewoonlijk psychotraumatisch of stressvol van aard, dat inconsistent is met gewon vergeetachtigheid. (Vaak of 1 specifieke gebeurtenis of algemene geschiedenis)
Depersonalisatie-/derealisatiestoornis A
De aanwezigheid van persisterende of recidiverende ervaringen van depersonalisatie, derealisatie of beide:
- Depersonalisatie: Ervaringen van onwerkelijkheid, vervreemding, of alsof de betrokkene zichzelf van buitenaf waarneemt, met betrekking tot de eigen gedachten, gevoelens, gewaarwordingen, het eigen lichaam of eigen handelingen.
- Derealisatie: Ervaringen van onwerkelijkheid of vervreemding met betrekking tot de omgeving.
Depersonalisatie-/derealisatiestoornis B
Gedurende de ervaring van depersonalisatie of derealisatie blijft het realiteitsbesef intact.
Anorexia Nervosa A
Het beperken van de energie-innamen ten opzichte van de energiebehoefte, resulterend in een significant te laag lichaamsgewicht voor de leeftijd, de sekse, de groeicurve en de lichamelijke gezondheid. Een significant te laag gewicht wordt gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan het minimale normale gewicht of, bij kinderen en adolescenten, een lager gewicht dan wat minimaal wordt verwacht.
Anorexia Nervosa B
Een intense vrees om aan te komen of dik te worden, of persisterend gedrag dat gewichtstoename verhindert, zelfs al heeft de betrokkene een significant te laag gewicht.
Anorexia Nervosa C
Een stoornis in de manier waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm ervaart, een onevenredig grote invloed van het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm op het oordeel over zichzelf, of persisteren in het niet onderkennen van de ernst van het actuele lage lichaamsgewicht.