Week 2 Flashcards
waaruit bestaan de dubbele helixen van DNA
een suikerfosfaatgroep en basen uit de bindingen
welke lading heeft de suikerfosfaatgroep en waar dient dat voor?
negatief
het zorgt voor polariteit
wat voor binding zit tussen de complementaire basen?
waterstofbruggen
worden de meeste eiwit-DNA contacten in de kleine of de grote groef gelegd
de grote
mutaties in welke genen zorgen voor kanker
- In groeibevorderende genen:
- In groeiremmende genen:
- Genen betrokken bij genetische instabiliteit (DNA-reparatie): DNA-replicatie genen:
- Genen betrokken bij metastase en angiogenese:
- Genen betrokken bij therapie resistentie: multidrug resistance (MDR)
groeibevorderende genen
RAS-gen zet celgroei aan, dit door GTP binding, door een mutatie kan GTP niet gehydrolyseerd worden en blijft de moleculaire schakelaar aanstaan
hoe zit het met oncogenen?
een proto-oncogen wordt door een mutatie omgezet in een oncogen.
deze mutaties bevorderen kanker
welke twee typen mutaties heb je?
puntmutaties en chromosomale afwijkingen
wat zijn puntmutaties
kleine veranderingen in DNA op base-niveau leidend tot een MIN-fenotype (mutationele instabiliteit)
soorten puntmutaties
- transitie
- transversie
- inserties en deleties
wat zijn A en G
= purine (1 suikerring)
wat zijn C en T
= pyrimidine (2 suikerringen)
wat is een transitie?
een purine wordt vervangen door een andere purine en er vind geen structuurverandering plaats
wat is een transversie?
een purine wordt vervangen door een pyrimidine
insertie en deleties
er komen of basen bij of eraf, als er precies 3 basen bij of af gaan dan is er geen leesraamverschuiving