Week 2 Flashcards
1
Q
vergruizen
A
Sterk afkeuren.
2
Q
adoreren
A
Aanbidden, bewonderen.
3
Q
de vedette
A
Door zijn prestatie erg populair.
4
Q
de aanhang
A
Mensen die je volgen.
5
Q
het debuut
A
Eerste optreden of eerste wedstrijd.
6
Q
de souplesse
A
Soepelheid.
7
Q
verwerven
A
Iets krijgen door er moeite voor te doen.
8
Q
de reputatie
A
Goede of slechte naam waardoor iemand of iets bekend is.
9
Q
gezegend zijn met
A
Geluk hebben.
10
Q
er wel pap van lusten
A
Iets heel graag doen of gek op zijn.