Week 2 Flashcards
onderschatten
Denken dat iemand of iets minder goed is dan hij of het eigenlijk is.
overschatten
Denken dat iemand of iets beter is dan hij of het eigenlijk is.
het dashboard
Een bord met knoppen en meters rond het stuur
de pook
Met deze hendel bedien je de versnelling van de auto.
de contactsleutel
De sleutel die je gebruikt om de auto te starten.
negeren
Net doen alsof iemand of iets er niet is, er geen aandacht aan schenken.
exclusief
Bijzonder, speciaal.
de documentaire
Een verslag in beeld en/of geluid over iets wat echt gebeurt.
ontglippen
Glijdend ontsnappen.
hakkelen
Met moeite praten, met onderbrekingen, bijvoorbeeld omdat je verlegen bent.
manoeuvreren
Een voertuig van richting doen veranderen.
de knoop doorhakken
Een beslissing nemen.