Week 2 Flashcards

1
Q

Wat word er bedoelt met de prikkelbaarheid (excitability) en wat is die bij epilepsie?

A
  • Het gemak/de neiging waarmee zenuwcellen een actiepotentiaal kunnen genereren.
  • Bij epilepsie is de prikkelbaarheid van sommige zenuwcellen abnormaal hoog.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontstaat abnormale prikkelbaarheid?

A

1. Epileptische neuronen
→ bv. channelopathies: mutaties in een gen die zorgen voor gemakkelijkheid actiepotentiaal van na-/ca-kanalen (ZO.2).

2. Epileptische neurale netwerken
→ balans tussen excitatie en inhibitie verstoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bepaalt de prikkelbaarheid van 1 neuron?

A
  • Ion-concentraties (Na, K, Cl, Ca, Mg)
  • Ionkanalen (type, eigenschappen, dichtheid, verdeling)
  • Synaptische inputs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat een actiepotentiaal?

A
  1. Rustpotentiaal (-70 mV)
    - In rust is de binnenkant van de cel negatief geladen ten opzichte van de buitenkant.
    - Dit wordt in stand gehouden door de natrium-kalium pomp (Na+/K+-pomp) en de selectieve doorlaatbaarheid van het membraan.
    - Meer Na⁺ buiten de cel, meer K⁺ binnen de cel.
  2. Depolarisatie
    - Een prikkel (bijvoorbeeld een neurotransmitter) opent natriumkanalen (Na⁺-kanalen).
    - Na⁺ stroomt de cel in, waardoor de binnenkant positiever wordt.
    Als de drempelwaarde (-55 mV) wordt bereikt, openen meer Na⁺-kanalen en ontstaat een positieve feedbackloop.
    - De membraanpotentiaal stijgt snel tot ongeveer +30 mV.
  3. Repolarisatie
    - Na⁺-kanalen sluiten en kaliumkanalen (K⁺-kanalen) openen.
    - K⁺ stroomt naar buiten, waardoor de cel weer negatiever wordt.
    - Dit herstelt de negatieve lading binnen de cel.
  4. Hyperpolarisatie
    - De K⁺-kanalen blijven iets langer open dan nodig, waardoor de membraanpotentiaal onder de rustwaarde daalt (bijv. -80 mV).
    - Dit voorkomt dat een nieuwe actiepotentiaal direct ontstaat (refractaire periode).
  5. Herstel naar rustpotentiaal
    - De Na⁺/K⁺-pomp herstelt de ionbalans: Na⁺ wordt naar buiten en K⁺ naar binnen gepompt.
    De cel is weer klaar voor een nieuwe prikkel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een verhoogde geleidbaarheid in welk ion zorgt voor een verhoogde kans op epilepsie?

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn enkele belangrijke eigenschappen van spanningsafhankelijke ionkanaelen?

A
  • Selectiviteit (Na-kanaal laat alleen Na door).
  • Conductantie (=maat voor hoe goed een materiaal of membraan elektrische stroom geleidt.)
  • Activatie, deactivatie en evt. inactivatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de structuur van een K-kanaal en de evt. functies:

A
  • 4 subunits vormen 1 kanaal (tetrameer).

3 onderdelen:
1. Transmembraan segmenten (S1-6)
→ S1-4: spanningsafhankelijkheid
(vn. S4 bevat + geladen aminozuren).
→ S5-6: open en dicht.
2. P loop
→ selectiviteit
3. Intracellulaire loops
→ inactivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 2 oorzaken van de refractaire periode?

A
  1. Na-kanalen moeten herstellen van inactivatie.
  2. K-kanalen staan nog open.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de basismechanisme van anti-epileptica?

A

Prikkelbaarheid verminderen door:

  1. Modulatie spannings-afhankelijke ionkanalen (bv. remming Na-kanalen).
  2. Versterken inhibitie (bv. toename GABA concentratie/stimuleren GABA-R).
  3. Remmen excitatie (prikkeling).
  4. Remmen transmitterafgifte.
  5. Remmen metabolisme.
  6. Gendefect corrigeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke anti-epileptica zorgen voor modulatie spannings-afhankelijke ionkanalen?

A
  • Remming Na-kanalen:
    → fenytoïne, carbamazepine, lamotrigine, oxcarbazepine (+valproaat)
  • Remming Ca2+ kanalen:
    → ethosuximide (+gabapentin)
  • Openen van K+ kanalen
    → retigabine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke anti-epileptica zorgen voor het versterken van de inhibitie?

A
  • Versterken werking GABAA receptor:
    → benzodiazepines, barbituraten (-bumetanide, remmer NKCC1)
  • Verhogen GABA concentratie:
    → vigabatrine, tiagabine
  • Verhogen serotoninewerking:
    → fenfluramine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke anti-epileptica zorgen voor remming excitatie?

A
  • Perampanel (AMPA receptor remming)
  • Felbamaat (NMDA receptor remming?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke anti-epileptica zorgen voor remming transmitterafgifte?

A

Levetiracetam/brivaracetam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke anti-epileptica zorgen voor remming metabolisme?

A

Stiripentol (o.a. LDH antagonist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het doel van de EEG bij epilepsie?

A
  1. Bepalen herhalingsrisico na eerste aanval.
  2. Tijdens aanval bepalen of het epileptisch is.
  3. Epilepsiesyndroom diagnose.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer geef je geen anti-epilepticum?

A
  1. Koortsstuipen
  2. Acuut symptomatische aanvallen (of alleen kortdurend).
  3. Gelegenheidsinsult (bv. bij mensen die aantal dagen niet slapen).
17
Q

Wanneer spreken we van epilepsie?

A
  1. ≥ 2 ongeprovoceerde (of reflexmatige) aanvallen met interval van ≥ 24 uur.
  2. 1 ongeprovoceerd (of reflexmatige) aanval met een herhalingskans van min. 60% in 10 jaar.
  3. Er is sprake van een epilepsiesyndroom.
18
Q

Welke classificatiesysteem gebruiken we voor epilepsie?

A

International League against Epilepsy (ILAE.org)
1. Aanvalsbeschrijving (semiologie)
2. Aanvalsclassificatie
3. Epilepsie syndroom classificatie
4. Etiologie

19
Q

Wat is childhood absence epilepsy?

A
  1. Korte wegrakingen zonder postictale fase, kan uitgelokt worden door hyperventilatie.
  2. Gegeneraliseerde aanval zonder motorische verschijnelen: typische absence.
  3. Klassieke absences van de kinderleeftijd op basis van:
    - Leeftijd
    - Geen grote ontwikkelingsproblemen/normaal IQ
    - EEG beeld met 3Hz piek-golf complexen
20
Q

Welk beeldvormende diagnostiek kan worden ingezet bij epilepsie?

A

MRI

  • Niet nodig bij bekend kinderepilepsiesyndroom
  • MRI heel veel beter dan CT
  • Correleren aan EEG
21
Q

Wat is focale corticale dysplasie en welk diagnostisch middel wordt ingezet om dit op te sporen?

A
  • Belangrijke oorzaak van epilepsie, vooral bij kinderen en jongvolwassenen.
  • MRI
22
Q

Welke medicatie is de eerste keus bij epilepsie van de volgende vormen?

  • Focaal
  • Gegeneraliseerd
  • Absences
A
  • Focaal: levetiracetam, lamotrigine, carbamazepine/ oxcarbazepine, lacosamide, valproinezuur
  • Gegeneraliseerd: levetiracetam, lamotrigine, valproinezuur
  • Absences: ethosuximide, lamotrigine, valproinezuur
23
Q

Waar moet je op letten bij de anti-epileptica middelen lamotrigine en valproinezuur?

A
  • Lamotrigine: spiegel beïnvloedbaar door anti-conceptie.
  • Valproinezuur is teratogeen.