week 2 Flashcards

1
Q

Waar is de schildklier hormoon essentieel voor?

A
  • ontwikkeling
  • basaalmetabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke symptomen passen bij hypothyreoidie?

A
  • koude intolerantie
  • droge huid
  • moeheid
  • trage hartslag
  • gewichtstoename
  • spiernaakte
  • obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke symptomen passen bij hyperthyreoidie?

A
  • hitte intolerantie
  • vochtige huid
  • moeheid
  • snelle hartslag
  • gewichtsverlies
  • spierverlies
  • diarree
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar vindt de activatie van T4 naar T3 plaats?

A

de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe wordt de hypothalamus/hypofyse as van schildklier gereguleerd?

A
  1. TRH (wordt geproduceerd in de hypothalamus
  2. zorgt voor productie van TSH (in de hypofyse)
  3. wat weer zorgt voor de aanmaak van T4 cellen (in de schildklier)
  4. wat weer zorgt voor de activatie van T4 in T3 (in de lever)
  5. T3 zorgt voor het uiteindelijke effect in de doelweefsels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een NIS?

A

een kanaal waar eiwitten door kunnen transporteren
- cotransport I- met 2Na+
- indirect ATP afhankelijk
- gestimuleerd door TSH
- geremd door hoog [I-]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is TG?

A

bouwsteen voor het schildklierhormoon bevind zich aan de kant van het lumen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de werking van TPO in secretie/synthese mechanisme van het schildklierhormoon?

A
  1. inbouw van jodium atomen
  2. koppelen van twee DIT’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met reservoirfunctie van het schildklierhormoon?

A

Grootste deel schildklierhormoon is gebonden aan serum eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat activeert TSH gebonden g-receptor?

A
  1. Groei proliferatie
  2. SKH synthese (stimuleert bijna volledig proces waardoor TSH hormoon versneld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem de functie van de drie dejodases

A

D1: zowel T3 productie als rT3 klaring
D2: lokale T3 productie
D3: T3 en T4 inactivatie en rT3 productie

(plaatje HC2) T = thyroxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is Sec essentieel voor de dejodase?

A

Door zo’n Sec in te bouwen hebben we geen stopcodon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet het MCT8 Transporter? een deficiëntie hiervan noemt men Allan-Herndon - Dudley syndroom (AHDS)

A

Zorgt voor de schildklierhormoon opname in de hersenen. Bij sommige mensen is deze deficiëntie wat ervoor zorgt dat SKH niet kan worden opgenomen in de hersenen wat een hypothyreoidie en een hyperthyreoïdie in de perifere geeft. Daar zijn namelijk meerdere transporters die deze functie over kunnen nemen. Dit gebeurt dus niet in de hersenen. (komt veelal voor bij mannen, X chromosoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet het immuunsysteem?

A

zorgt voor de bescherming van
- ziekteverwekkers: (bacteriën, virussen, parasieten)
- tumoren

vereist: goede herkenning zelf (lichaamseigen) vs. non-zelf (lichaamsvreemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke cellen worden getraind om lichaamseigencellen met rust te laten? waar bevinden ze zich?

A

T-lymfocyten: thymus
B-lymfocyten: beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee type autoimmuunziekte hebben we? noem hierbij wat voorbeelden.

A
  1. systemische auto-immuunziekte
    - systemische lupus erythematodes (SLE)
    - reumatoide artritis
    - systemische sclerose
  2. orgaanspecifieke auto-immuunziekte: hierbij is met name een orgaan aangedaan.
    - diabetes mellitus type 1
    - auto-immuunhepatitis
    - auto-immuun schildklierziekten (meest voorkomende)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Benoem de twee auto-immuun schildklierziekten en bepaalde symptomen die hierbij komen kijken.

A
  1. Hashimoto thyreoidtis: schildklier gaat kapot –> geen productie van schildklierhormoon
    - mensen worden traag
    - moe
    - gewichtstoename
    - het snel koud hebben
    - dikke tong
    - oedeem in het hoofd
  2. ziekte van Graves: teveel schildklierhormoon
    - hartkloppingen, nerveus, gewichtsverlies, warmte-intolerantie, overmatig zweten
    - hyperpigmentatie, dun haar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zien we qua immuuncellen bij HT en ZvG?

A

HT: Forse infiltratie van T- and B-lymfocyten en andere immuuncellen in de schildklier. Veel schildklierschade
Lokaal geactiveerde auto-reactieve T-lymfocyten. (thyreoglobuline (Tg)

ZvG: minimale infiltratie T-lymfocyten in de schildklier
beperkte schildklierschade
lokaal geactiveerde auto-reactieve T-lymfoyten (TSH-Receptor (TSH-R))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vergelijkende laboratoriumstudies in patiënten met ZvG and HT

A

Ziekte van Graves
TPO Ab 45-80%
Tg Ab 12 -30%
TSHr Ab (vooral stim) 80 -100%
TSH: Laag
T4 en T3: Hoog

Hashimoto thyreoiditis
TPO Ab 95% –> correlatie met hoeveelheid weefselschade
Tg Ab 50-60% –> correlatie met hoeveelheid weefselschade
TSHr Ab (vooral blok) 6%
TSH: hoog
T4 en T3: Laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wanneer krijgt een kind neonatale hyperthyroeoidie?

A

ontwikkeld zich pas in het derde trimester. Dit zien we bij 1-5% van alle zwangere vrouwen met de ziekte van Graves. Dit zit in het IgG gen dat wordt overgedragen in de eerste periode van moeder op kind. Daarna gaat kind zelf IgG produceren waardoor ziekte verdwijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de man/vrouw verhouding bij HT en ZvG?

A

man: vrouw
1 : 8-10

  • ZvG: 50% van de Patienten heeft familieden met AISZ (schildklierautoimuunziekte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is Graves ophtalmopathie?

A
  • 25-50% van de Patienten met de ziekte van graves
  • oedeem
  • exophtalmus (uitpuilende ogen)
  • ontsteking
  • corneale ulceraties
  • blindheid

risico factoren
geslacht man: vrouw = 1:5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt Graves’ ophtalmopathie behandeld bij milde-, matige- en ernstige graves?

A

Milde GO: afwachtend beleid en selenium supplementatie
matige-ernstige GO: corticosteroïden (remmen ontsteking) en rehabilatieve chirurgie
Visusbedreigende GO: hoge dosis corticosteroïden en operatief (decompressie oogzenuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de dagelijkse behoefte van jodium bij een normaal iemand en bij iemand die zwanger is.

A

dagelijks 150 ug (normaal)
dagelijks 200-250 ug (zwanger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat kan jodiumdefficientie veroorzaken?

A
  1. struma
  2. hypothyreoidie (schildklierfalen)
  3. cretinisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

benoem de eerste fase jodiumtekort

A

eerste fase
jodium tekort –> jodium pomp (NIS) gaat harder werken en TSH stimulatie –> groei schildklier

tweede fase
jodium tekort –> schildklier gaat preferentieel T3 produceren (ten koste van T4) –> Van T4 afhankelijke organen krijgen minder T4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat is een secundaire hypothyreoidie?

A

De functie van de hypofyse is verlaagd
- Sheehan’s syndroom: lage functie hypofyse dat ontstaat tijdens de zwangerschap is er een verhoogde vraag naar doorbloeding in de hypofyse. Tijdens de bevalling is sprake van bloedverlies dan kan de hypofyse ischemisch worden.
- Hypofyseadenoom
- Suprasellaire oorzaken: tumor in het Turkse zadel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat doet hCG op de schildklier?

A

zwakke stimulator van de T4 receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe behandel je een hypothyreoidie?

A
  • levothyroxine
  • dosis aanpassing ~6 weken
  • varen op TSH (tenzij iemand een secundaire hypothyreoidie heeft)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar streven we naar tijdens de zwangerschap omtrent schildklier waarden?

A
  1. Ophogen LT4 met 25 -50% bij positieve zwangerschapstest
  2. Streef TSH binnen normaalwaarden (onderste helft)
  3. controleer elke 4 wkn tot halverwege; daarna elke 6 weken.
  4. na bevalling: terug pre-zwangerschapsdosis + controle 6 weken .
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is het verschil tussen Thyreotoxicose en Hyperthyreoïdie?

A

Thyreotoxicose: schildklierhormoon is de concentratie zo hoog in de circulatie en weefsel dat het toxisch is. (komt niet persé door de schildklier)
Hyperthyreoïdie: thyreotosicose als gevolg van een overmatige schildklierhormoonproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de oorzaak voor Thyreotoxicose?

A
  1. M. Graves
  2. Thyreoiditis (ontsteking)
  3. Hete nodus (toxisch adenoom)
  4. (multinodulair struma)
  5. jodium (exogeen )
  6. TSHoma (tumor in de hypofyse die TSH produceert)
  7. struma ovarii: schildkliercellen die niet op de plaats van de schildklier zitten maar wel hormoon produceren.
  8. hyperemesis gravidarum: hoge hCG niveaus tijdens zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe kunnen we een hete nodus behandelen?

A

I131, daar waar het probleem zit wordt het radioactieve jodium ook opgenomen en kapot gestraald.

33
Q

Wat is de behandeling van M. Graves?

A

Thyreostatica
- strumazol (thiamazol) –> remmen SKH door interferentie met het organifacatieproces
- radioactief jodium (I131): vernietiging schildklierweefsel door beta-straling
- thyreoidectomie (kaliumjodide): verwijdering schildklier

34
Q

Wat is een ernstige bijwerking van Thyreostatica?

A

agranulocytose
- mortaliteit is heel hoog
- koorts (T>38 C en keelpijn: check leuco’s)

leverfalen
PTU> Strumazol (indicaties PTU: zwangerschap 1e trimester; intolerantie strumazol)

35
Q

Benoem de thyreostatica - behandeling

A
  • Block and replace (NL) –> meer controle
  • titratie –> nadeel is jojo-effect
    1. zwangerschap –> je wil zo laag mogelijke medicatie dosis nodig
    2. borstvoeding
    3. ouderen
36
Q

benoem de behandeling van radio-actief jodium, benoem ook de bijwerkingen

A

Dosis berekening vnl. empirisch
- traag effect op hyperthyreoïdie
- kans op tijdelijke stijging T3 en T4

bijwerking:
- pijn in de hals
- verslechtering van Graves’ orbitopathie
- risico op primaire hypothyreoïdie

37
Q

benoem wanneer we kiezen voor een thyreodectomie, en benoem de complicaties

A

indicatie:
- overgevoeligheid voor thyreostatica
- bezwaren tegen radioactief jodium
- zwangerschap
- groot struma
- persoonlijke voorkeur

complicaties:
- hypoparathyreoïdie (0-10%)
- n. recurrent verlamming (0-4%)
- Hypothyreoïdie

38
Q

wat is dysthyroide Optische neuropathie (DON) of keratitis?

A

Ogen puilen uit, hoornvlies wordt beschadigt door uitdroging, zitten gaatjes in. behandeling is dichtnaaien van de oogleden om uitdroging te voorkomen.

39
Q

Hoe bepalen we de activiteit bij mensen met M graves orbitopathie?

A

doormiddel van de CAS (clinical activity score)
1. spontane retrobulbaire pijn
2. pijn bij opzij/naar boven/beneden kijken
3. roodheid van oogleden
4. roodheid van conjunctiva
5. zwelling van oogleden
6. zwelling van carunkel en/of plica
7. chemosis

actief CAS >3

40
Q

Benoem belangrijke target weefsels voor schildklierhormoon

A
  • hart
  • skeletspier
  • (Bruin) vet
  • Bot
  • hersenen
  • hypofyse
41
Q

benoem het effect van T3 op cardiale gen expressie?

A
  • RYR gaat omhoog
  • SERCA gaat omhoog
  • NCX gaat omhoog
  • MHCalfa gaat omhoog
  • MHCbeta gaat omlaag
42
Q

Wat wordt bedoeld met de Futile Cycles?

A

stimulatie van thermogene door schildklierhormoon
- stimulatie van Na/K cycling (Na/K-atpase)
- stimulatie van Ca cycling (Ca-ATPase)

–> deel energie uit ATP hydrolyse omgezet in warmte

43
Q

Welk enzym zorgt voor de protonen overdracht over het mitochondriaal binnenmembraan en creëert daarmee ook warmte?

A

UCP1, door meer schildklierhormoon wordt UCP1 vermeerderd wat ook weer zorgt voor meer warmte.

44
Q

Wat doet schildklierhormoon in het bot?

A
  • schildklierhormoon stimuleert bot ontwikkeling
  • hyperthyreoïdie is geassocieerd met osteoporose

schildklierhormoonresistentie (in de T3-receptor TRalfa1): groei achterstand, verminderde botleeftijd.

45
Q

benoem de TSH downregulatie door SKH in de hypofyse

A

T4 stimuleert de aanmaak van T3 wat zorgt voor remming door TRB2 van de productie van het mRNA en remming van de productie van eiwitten in de hypofyse.

46
Q

Wat zijn typische kenmerken voor maligne in de schildklier?

A
  1. ingroei in de omgeving
  2. heesheid: ingroei in stembanden.
  3. fixatie: grenzen zijn niet te onderscheiden, weefsel loopt door.
47
Q

Wat is de analyse van een knobbel op de schildklier in Nederland?

A

Nederland zeer terughoudend
incidentaloom CT en MRI: nee tenzij; FDG-PET: ja, mits palpabele nodus: vervolgonderzoek

  1. meten TSH: indien verlaagd dan antilichamen testen. Indien neg. dan I123-scintigrafie
  2. Echo + Fine Needle Aspiration (FNA)
48
Q

Hoe heet het systeem waarmee we beoordelen of we mogen prikken in een knobbel op de schildklier?

A

TIRADS score: wordt beoordeeld op echografische kenmerken en grootte.

49
Q

Met welke systeem beoordelen we of we aan de hand van een groepje cellen te maken hebben met een maligniteit of niet?

A

Bethesda classificatie
I: niet diagnositisch –> herhaal FNA
II: benigne –> klinische follow-up
III: atypic of folliculaire lesie van onzekere betekenis –> herhaal FNA
IV: folliculaire neoplasie –> diagnostische hemithyreoidectomie
V: verdacht voor maligniteit –> diagnostische hemithyreoidectomie (soms totale)
VI: maligniteit –> totale thyreoidectomie

50
Q

welke type maligniteiten komen voor in de schildklier?

A

papillair carcinoom: 70%. –> gedifferentieerd
folliculair carcinoom: 15% –> gedifferentieerd
Medullair carcinoom: 5 -10%
Anaplastisch carcinoom: 5%
lymfeoom: <1%
metastase (andere maligniteit): <1%

51
Q

Wat is de behandeling van iemand met schildkliercarcinoom?

A

CHI
totale thyreoidectomie +/- halsklierdissectie

NuGe
Radioactief jodium (I131) ablatie
recombinant TSH: injecties waardoor TSH tijdelijk stijgt
onttrekken (hypothyreoot): waardoor jodium wordt aangetrokken in de schildklier.

ENDO
TSH suppressie (thyroxine)
TSH initieel < 0,1 mU/L

52
Q

Wat wordt gedaan tijdens de follow up van patiënten met schildkliercarcinoom?

A

afbeeldend onderzoek
echo hals

biochemisch
Thyroglobuline (Tg) tijdens thyroxine behandeling (‘Tg-on’)

53
Q

Wat wordt voorgeschreven bij iemand die jodium refractair is?

A

tyrosine kinase inhibitors (TKI)
- DECISION -Sorafenib
- SELECT - Lenvatinib

54
Q

Schildkliercarncinoom (MTC), uit welke cellen bestaan deze?
benoem de tumormarkers?

A

ontstaan uit de parafoliculaire c-cellen
sporadische tumoren
tumormarker: calcitonine (differentiatie) en carcinoembyonaal antigen (CEA) (de-differentiatie)

55
Q

Noem de twee tumorsyndromen en de functie hiervan(MTC)?

A

Men 2a syndroom:
- medullair schildklier carcinoom
- (dubbelzijdig) feochromocytoom: tumor in de bijnier die te veel adrenaline afscheid.
- hyperparathyreoïdie o.b.v. multiple gland disease

Men 2b syndroom
- medullair schildklier carcinoom
- (dubbelzijdig) feochromocytoom
- marfanoide habitus: slungelige armen en benen
- muccocutane neurinomen: in de mond knobbeltjes

56
Q

Wat is het verschil tussen en primaire, secundaire en tertiaire hyperparathyreoidie?

A

primair: oorzaak in schildklier zelf
- 80 -90% een adenoom
- 10 -15% meerdere adenoom
- 5 -10% hyperplasie
- bijschildkliercarcinoom: zeer zeldzaam!

secundaire / tertiaire: overmatige PTH-productie als reactie op nierfalen en stoornissen in de calcium en fosfaathuishouding. Als na de operatie de autonome productie blijft doorzetten noemen we dit tertiaire.

57
Q

Hoe noemen we het weefsel dat als een schort over het halsgedeelte heen hangt?

A
  • platysma
  • v. jugularis anterior: kan flink bloeden tijdens een schildklier operatie.
58
Q

Hoeveel bloedvaten heeft de schildklier?

A

3 venen
- superior
- media
- inferior

2 arterien
- superior: A. cartoons externa
- inferior: truncus thyreocervicalis

59
Q

Wat kun je doen tijdens de operatie om succes te meten van de bijschildklier?

A

Door middel van de PTH-metingen, dit doe je aan de hand van de halfwaarde tijd van PTH. Na 5 minuten heb je al een daling van 50% aan de hand hiervan kun je zien of de operatie geslaagd is of niet.

60
Q

Wat zijn de risico’s en complicaties die komen kijken bij een thyreoectomie?

A
  1. lease n. laryngeus recurrent (1 -10% tijdelijk, 1-2% permanent)
  2. hypoparathyreoïdie (tot 25% tijdelijk, tot 10% permanent), bij bilaterale resectie

zeldzaam, maar in potentie ernstig:
- bloeding en nabloeding: gevaar op stikken
- beschadiging trachea of slokdarm

zeldzaam
- wondinfectie

61
Q

Hypocaciemie kan ontstaan bij een operatie aan de schildklier. Wat houd dit precies in?

A

patiënten voelen na de operatie een tinteling wat door een tekort aan calcium ontstaat. Door calcium te suppleren zal deze tinteling afnemen. Wanneer dit niet wordt gedaan ontstaan er spierspasmes. Als dit in het Hart ontstaat kan iemand doodgaan, daarom belangrijk om te suppleren.

62
Q

Wat is hyperaldosteronisme (ziekte van Conn)?

A
  • Adenoom of hyperplasia van bijnierschors
  • arteriële hypertensie en vaak hypokaliemie
  • medicamenteuze versus operatieve behandeling
  • meestal zeer kleine benigne tumoren
  • postoperatief zien we vaak snel herstel van kaliumconcentratie maar slecht herstel van hoge bloeddruk.
63
Q

Wat is een Feochromocytoom?

A
  • tumor van bijniermerg
  • adrenaline, noradrenaline of dopamine
  • benigne of maligne kenmerken
  • geen invasieve diagnostiek of behandeling voordat feochromocytoom is uitgesloten.
  • preparatief alfablokkade (betablokkade)
  • belangrijkste risico: hypertensie crisis.
64
Q

wat is de lobus pyramidalis?

A

uitsteeksel van de schildklier, omhoogwijzend

65
Q

Wat voor diagnose kunnen we stellen als we reuscellen zien in het weefsel van een schildklier?

A

thyreoiditis van de quervain. Het gaat hierbij om een ontsteking. –> pijnlijk

66
Q

Ook hebben we nog een pijnloze vorm van thyreoditis, wat kun je hiervan zeggen?

A

Dit soort organen zijn dan vaak diffuus vergroot –>struma, ontsteking van de schildklier

67
Q

Hoe worden kwaadaardige- en goedaardige neoplasieen ook wel genoemd?

A

goedaardig: adenoom
kwaadaardig: carcinoom

68
Q

Hoe komt diffuse en multinodulair hyperplasie voor?

A
  • vergroting van schildklier (struma) veroorzaakt door jodiumtekort in tijden van hogere behoefte –> TSH stijging –> indien onvoldoende jodium in dieet dan onvoldoende T3/T4 response.
  • gevolg: cycli van hyperplasie van follikels en dan verval met atrofie, cystevorming en verkalking
69
Q

Waardoor kan een struma veroorzaakt worden?

A
  1. multinodulaire hyperplasia
  2. een neoplasie
70
Q

Welke behandeling kun je sws niet starten bij iemand met een medulair carcinoom?

A

jodiumtherapie

71
Q

Wat is de meest beruchte kankersoort in de schildklier wat ervoor zorgt dat je stikt?

A

anaplastisch carcinoom

72
Q

Wat zijn de kenmerken van een adenoom?

A

Adenomen zijn over het algemeen solitair en hebben vaak een bindweefsel kapsel.

van de ‘stille’ adenomen heeft een klein deel (<20%) een RAS mutatie

73
Q

benoem de 4 verschillende schildkliercarcinomen en orden ze van minst gevaarlijk naar gevaarlijk.

A
  • papillair carcinoom (10-jaars overleving > 95%)
  • Folliculair carcinoom (10-jaars overleving > 90%)
  • Medullair carcinoom (10-jaars overleving 65%)
  • Anaplastisch carcinoom (overleving 0,5-1 jaar)
74
Q

Benoem een bijzonder kenmerk van een papillair schildkliercarcinoom

A

psammoma bodies

75
Q

Wat is de moleculaire kenmerk van een folucolaire carcinomen?

A

Follikels blijven maar groeien en groeien door het bindweefsel kapsel heen.

76
Q

Welke moleculaire afwijking past bij de meest voorkomende schildkliertumor?

A

meestvoorkomende schildkliertumor is de papilair carcinoom en de mutatie:
- BRAF mutatie

77
Q

Bij welke soort carcinoom past de RAS mutatie?

A

anaplastisch schildkliercarcinoom

78
Q

Hoe wordt het onderscheid gemaakt tussen hyperplasie vs neoplasje in de bijschildklier: vuistregels?

A
  • hyperplasia: typisch multiglandular
  • adenoma/carcinoma: meestal beperkt tot 1 klier
  • adenoma: tonen vaker vetverlies. Zijn duidelijk herkenbaar ten opzichte van pre-existente klier .
79
Q

Wat gebeurt er wanneer iemand een jodiumdefficientie heeft?

A

de T4/T3 verhoudingen veranderen. Normaal gesprokeken 80% T4 en 20% T3. jodiumdefficientie zal T3 concentratie toenemen t.o.v. T4

80
Q

Welke medicatie schrijf je voor bij iemand met een hypertheroidie die last heeft van hartkloppingen?

A

propanolol, omdat deze zowel de hartkloppingen tegengaan als de omzetting van T4 naar T3

81
Q
A