week 1 Flashcards

1
Q

Welke (endocriene) organen worden aangestuurd via de neurohypofyse?

A
  1. de nier: waterreabsorptie wordt geremd
  2. de gladde spieren van de baarmoeder, de spieren rondom de ducten van de mammae
  3. de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn twee belangrijke systemen zijn er op endocrien gebied?

A
  • zenuwstelsel: netwerk van cellen met uitlopers die contact maken
  • endocrien systeem: hormonen via bloedsomloop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe weet een hormoon wat een doelcel is?

A

Dit gebeurt doormiddel van receptoren en zijn heel specifiek voor hormonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke soort receptoren hebben we?

A
  • kernreceptoren: elementen van het DNA. Hier kunnen alleen hormonen gebruik van maken die het celmembraan kunnen passeren: denk aan
    • steroid hormonen
    • schildklierhormoon
  • membraangebonden receptoren: deze zijn gelegen in de membraan van een cel –> eiwit hormonen, kunnen celmembraan niet passeren. Door binding vind conformatieverandering plaats waardoor G-eiwitten worden afgegeven binnen de cel –> adenylate cyclase –> cAMP –> Protein kinase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

benoem belangrijke endocriene klieren?

A
  • (hypothalamus): zenuwcellen produceren hormonen maar is geen endocriene klier.
  • hypofyse
  • schildklier
  • bijschildklieren
  • bijnieren
  • testis
  • ovarium
  • pancreas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de endocriene as?

A

Hypothalamus –> hypothalaam hormoon –> hypofyse voorkwab –> hypofyse voorkwab hormoon –> perifere endocriene klier –> perifeer hormoon –> doelwit orgaan.

Hierin zitten ook nog feedbackmeganisme –> zie groene kaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als er een hormonale disbalans is? noem voorbeelden?

A

endocriene ziekte
voorbeelden:
- acromegalie
- ziekte van Cushing (hypercortisolisme)
- ziekte van Addison (hypocortisolisme)
- ziekte van Graves (te weinig schildklier hormoon)
- ziekte van Hashimoto (te veel schildklier hormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in de hypothalamus zitten grote cellichamen en kleine. Bij welke horen lange uitlopers en bij welke kleiner?

A

grote cellichamen: lange uitlopers naar de hypofyse
kleine cellichamen: korte uitlopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de verdeling van hormoonafgifte van de hypofyse?

A
  • 50% somatotroop (GH)
  • 20% corticotroop (ACTH)
  • 15% lactotroop (PRoLactine)
  • 10% Gonadotroop (LH, FSH)
  • 5% thyrotroop (TSH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke hormonen worden afgegeven in de hypofyse voor en achterkwab?

A

voorkwab: TSH, ACTH, FSH en LH, Groeihormoon, prolactine en endorfine

achterkwab: Oxytocine en ADH (vasopressine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke hormonen worden uitgescheiden via de de hypofyse achterkwab? en wat doen deze hormonen?

A
  • vasopressine = antidiuretisch hormoon (ADH) stimuleert reabsorptie van water in de nier - bloedruk
  • oxytocine: baarmoeder contractie (partus), borstklier bij zogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom worden sommige hormonen vooral snachts afgegeven en andere alleen overdag?

A

Dit komt omdat ook hormoonreceptoren rust nodig hebben, zodat ze gevoelig blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer worden GH, PRL, TSH en ACTH afgegeven?

A

ACTH, PRL, GH: s’ nachts
TSH: overdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt cortisol afgegeven?

A

vooral in de ochtend en neemt af gedurende dag. Laagste punt is middernacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem de weefselstructuren van de bijnier van buiten naar binnen

A

cortex:
- zona glomerulosa
- zona fasciculata
- zona reticularis

medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke hormonen worden afgegeven in welk deel van de bijnier?

A
  • zona glomerulosa: aldosteron
  • zona fasciculata: cortisol
  • zona reticularis: androsteendion

medulla: adrenaline en noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat beïnvloed acetylcholine en angiotensine in de bijnierschors?

A

acetylcholine: cortisol en androsteendion
agiotensine: aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar zit cholesterol in verpakt?

A

In LDL waar ze vervolgens circuleren in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Via welke pathways is het mogelijk cholesterol aan te voeren in de lever?

A
  • Via circulatie in het bloed (LDL bindt aan LDLR en wordt vervolgens opgenomen in de levercel. 80%
  • De levercel maakt zelf cholesterol aan via acetyl-CoA. 20%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe heet het eerste preqursor hormoon in de synthese van die bijnierhormonen?

A

pregnenolone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe heet het hormoon dat cholesterol over het mitochondriale membraan heen kan transporteren?

A

StAR and cholesterol transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het snelheidsbepalende enzym voor de productie van de hormonen in de bijnier?

A

CYP11A –> omzetting van cholesterol naar pregnenolon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk enzym is niet actief in de buitenste laag van de bijnier? wat is daar het gevolg van?

A

CYP17: doordat dit niet actief is zal er geen hormoonproductie van links naar rechts plaatsvinden. (schema HC2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem de regulatie van aldosteron afgifte in de bijnierschors

A

bijnierschors –> aldosterone –> nier –> Renine –> angiotensine I –> ACE in long –> angiotensin II –> bijnierschors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat doet het enzym HSD II?

A

het actieve cortisol wordt omgezet in het inactieve cortisone. Hierdoor kan hij niet binden aan de aldosteron receptor en niet kan zorgen voor een verhoogde bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat doen de hormonen uit de bijniermedulla? (adrenaline en noradrenaline)

A
  • zorgen voor flight and fight response
    stimulatie door:
  • angst
  • boosheid
  • stress
  • bloeding
  • hypoxie
  • hypoglycaemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is transphenoidale operatie?

A

een operatie die door de holte van de neus gaat. Ze halen hiermee kleine stukjes tumor uit de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

welke laag verwacht u in omvang toe genomen te zijn bij een tumor in de hypofyse?

A

zona fasiculata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat is het belangrijkste epitheliale celtype in een normale bijshildklier

A

chief cells / clear cells

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn symptomen van hypercortisolisme (cushing syndroom –> morbidity)?

A

Lichaam
1. andere vetverdeling (abdominale obesitas)
2. gelaat wordt voller en roder
3. huid wordt dunner
4. ostheoporosis

endocriene assen
- secundaire hypotheroidie
- hypogonadisme
- androgenen productie omhoog

brein
1. depressie
2. psychosis
3. verslecht geheugen
4. slapeloosheid

metabool syndroom –> verhoogde kans op hart en vaatziekte
1. obesitas
2. hypertensie
3. diabetes mellitus
4. dyslipidemie

verhoogde stollingsneigingen
- veneuze trombose
- long embolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de vijfjaarsoverleving van mensen met de ziekte van cushing?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wanneer gaan we screenen voor de ziekte van cushing?

A
  • aanwezigheid van meerdere en progressieve symptomen
  • ongebruikelijke symptomen in relatie tot de leeftijd
  • therapie-resistente DM en/of hypertensie
  • patienten met een bijnierincentaloom (per toeval ondekte bijnier tumor)
  • kineren met groeiretardie (groei-achterstand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Noem de eerstelijns screeningstesten voor CS
hoeveel testen moeten minimaal gedaan worden om CS vast te kunnen stellen?

A

cortisol excretie in 24 h urine
- 2-3 verzamelingen
- beperkte sensitiviteit
- niet als enige test gebruiken

1 mg dexamethason supressie test
- cut off waarde: onder de 50 nmol/L (1.8 ug/dl)

middernachts speeksel cortisol secretie
- wordt niet beinvloed door CBG waarden
- hoge sensitiviteit en specificiteit

pitfalls:
1. bloed contaminatie
2. shiftwerk
3. leeftijd
4. co-morbiditeit

minimaal 2 verschillende testen nodig om CS aan te tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is pseudo-cushing syndroom? waar kan dit door komen? Wat is de beste test om deze diagnose te onderscheiden van CS?

A

conditie waarin de hypofyse bijnier as is geactiveerd. toegenomen cortisol productie. wordt geactiveerd door een andere oorzaak dan een tumor.

  • manische depressie
  • anorexia nervosa
  • obsessief compulsieve stoornis

middernacht speeksel cortisol concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de vervolgstap als we weten dat het een ACTH-afhankelijk CS is?

A

Het maken van een MRI van de hypofyse omdat hypofyse adenoom veel vaker voorkomt dan de ectopische ACTH-productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waar ligt de hypofyse in? en welke twee belangrijke bloedvaten worden omgeven door de hypofyse?

A

Turkse zadel, a. carotis links en a. carotis rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe kunnen we uitsluiten dat er geen ectopische ACTH-productie is?

A

Bilaterale sinus petrosus inferior sampling (BSPIS)
inbrengen katheter in de lies v. fermoralis naar de v. jugularis. ACTH moet daar veel hoger zijn dan uit het perifere bloed.

  • hypofyse laesies < 6 mm
  • niet zichtbaar hypofyse adenoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe proberen we ectopische acth-productie te ontdekken?

A

doormiddel van patscans, CT-scans, octreoscan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

benoem acute complicaties van ectopisch ACTH syndroom

A
  1. infecties
    - ernstige sepsis
    - opportunistische infecties
  2. tromboembolische complicaties
  3. ernstige hypertensie en hypokaliaemie
  4. psychiatrische complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is het slagingspercentage van een neurologische ingreep –> transphenoidale adenomectomie

A

60-90% echter recidief kans 25%

recidief na transsphenoidale adenomectomie
microadenoom
- 5-10% na 5 jaar
- 10-20% na 10 jaar

macroadenoom
12-45% na 1,5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

benoem de behandeling van ziekte van cushing

A

Tweede transphenoidale operatie
- lagere kans op remissie
- risico op hypopituitarisme (uitval van de hypofyse)

radiotherapie
- remissie bij 60-80%
- lange periode voordat remissie bereikt wordt (gem. 12-24 maanden)
- vaak ontwikkelig hypopituitarisme

bilaterale bijnierextirpatie
- onmiddelijke controle hypercortisolisme
- levenslange gluco- en mineralcorticoid substitutie
- risico op acute bijnierinsuffficientie

42
Q

Waar bestaat de bijnier uit? van buiten naar binnen

A

mesoderm en de neural crest (schors en merg)

43
Q

Wat is hyperplasie?

A

vergroting van een orgaan op basis van toename van het aantal cellen. Heel de

44
Q

wat is hypertrofie?

A

vergroting op basis van celgrootte

45
Q

wat is neoplasie?

A

autonome groei, groei die niet meer terugkoppelbaar is.

tumor in de klinische praktijk, op basis van gedrag spreken we van kwaadaardig of goedaardig.

46
Q

Wat kunnen we aantonen met S100 kleuring in de bijniermerg?

A

sustenaculaire en chromafine cellen en verdwaalde ganglion (merg) zou je ook kunnen vinden.

47
Q

Wat is het verschil tussen een adenoom en hyperplasie?

A

bij hyperplasie is het volledige orgaan vergroot/afwijking. Adenoom is op een plek een afwijking.

48
Q

wat zijn de oorzaken van overproductie cortisol?

A

1 exogene oorzaak (meest voorkomend) –> gebruik van steroïden

3 endogene oorzaken
- ACTH adenoom in de hypofyse (CD)
- adenoom in de bijnier op één plek of heel de bijnier is vergroot
- paraneoplastisch syndroom: ectopische ACTH productie door bijvoorbeeld tumor in de long.

49
Q

wat is de meest voorkomende oorzak van hyperaldosteronisme?

A
  1. bilaterale idiopatische hyperplasie
  2. schorsadenoom, soms carcinoom
50
Q

Hoe worden Patienten behandeld die een overmaat aan aldosteron produceren (verhoging van de bloeddruk)?

A

spironolactone wordt voorgeschreven om de bloeddruk te doen dalen. Na gebruik van deze medicatie zijn ze te zien in de histologie beelden van de bijnier.

51
Q

Wat kan zorgen voor een overproductie van androgenen?

A

congenitale adrenale hyperplasie (CAH): groep erfelijke aandoeningen met defect in enzym betrokken bij steroïden biosynthese (meestal cortisol). Reflectoire ACTH stijging stimuleert androgeen productie.

neoplasie met viriliserende kenmerken: eerder carcinoom dan adenoom (zeer zeldzaam)

52
Q

benoem de oorzaken van adrenale insufficiëntie (bijnier insufficientie)?

A

acuut:
- waterhouse-friderichsen syndroom:
Bilaterale bijnierbloeding bij kinderen met daverende sepsis.
- Plots stoppen met langdurig corticosteroïd gebruik

chronisch (ziekte van Addison)
- auto-immuun adrenalitis
- infecties (tuberculose, fungaal, HIV)
- metastasen

53
Q

Wat is een incidentaloom?

A

zwellingen die op imiging worden gevonden en per toeval wordt er een tumor in de bijnier gevonden.

54
Q

Wat is het nadeel van bijnierschorscarcinomen?

A

deze kunnen metastaseren en hebben een slechte prognose. Zowel macroscopisch als microscopisch is moeilijk onderscheid te maken tussen carcinomen en adenomen.

55
Q

wat zijn de vuistregels voor onderscheid adenoom vs. carcinoom?

A
  • gewicht: carcinoom > 100 g, adenoom < 50 g
  • grootte: carcinoom > 5-6 cm, adenoom < 5 cm
  • classificatie systeem o.b.v. histologische kenmerken (Weiss)

“mate van kernatypie, diffuse groeiwijze, necrose, aantal mitosen, vaso-invasie, kapseldoorbraak”

  • enige definitieve criterium voor maligniteit is metastasen of invasie in aangrenzende organen
56
Q

Waar staat GPCR voor?

A

Guanine nucleotide
Protein
Coupled
Receptor

57
Q

Noem de domeinen van GPCR?

A

hormoonbinding
- affiniteit
- specificiteit

transmembraan (7 transmembraan domeinen TMD)
- verankering

transductie
- geeft signaal door

58
Q

Wat zijn de eigenschappen van een TSH?

A
  • glycoproteine hormoon
  • twee subunits: alpha en beta
  • Alpha-subunit gemeenschappelijk
  • beta-subunit is hormoon-specifiek
59
Q

welke hormonen lijken qua structuur heel erg op elkaar?

A

LH, TSH, FSH, hCG)

60
Q

Welk molecuul is groter? TSH OF ACTH

A

TSH of ACTH

61
Q

Welke 4 alpha subunits hebben we in een membraan?

A
  • alpha I (remt cAMP) PKA
  • alpha q (activatie/productie Ca en DAG omhoog) PKC
  • alpha s (stimuleert cAMP) PKA
  • alpha 12 (activatie van roh eiwitten) Rock
    binden allemaal een GTP eiwit
62
Q

Benoem de ACTH signaaltransductie

A
  1. ACTH
  2. MC2R
  3. Gs
  4. Adenylyl cyclase
  5. cAMP
  6. Protein kinase A
  7. Fosforylering en genregulatie
63
Q

Benoem de TSH signaaltransductie

A
  1. TSH
  2. TSH receptor
  3. Gs
  4. Adenylyl cyclase
  5. cAMP
  6. Protein kinase A
  7. fosforylering en genregulatie
64
Q

Hoe werken GPCRs?

A

geactiveerde receptor: ligand bind aan rector eiwit waardoor G protein op receptor eiwit zit en GDP vrijkomt en wordt vervangen door GTP. –> actieve alpha subunit

doormiddel van hydrolyse wordt GTP gehydroliseerd naar GDP (GTP-ase) –> inactivatie

65
Q

benoem de GPCR signaal transactie: second Messengers

A

activatie van GPCR –> adenelyl cyclase is geactiveerd –> ATP wat aanwezig is in de cel wordt omgezet in cAMP –> bindt aan PKA (protein kinase A) –> gaat naar de kern en zorgt daar dat genen geactiveerd kan worden.

66
Q

Wat doet adenelyl cyclase?

A
  • enzym
  • Zet ATP om in cAMP, cAMP concentratie stijgt
  • cAMP activeert protein kinase A
  • protein kinases: fosforyleren eiwitten
  • cAMP: labiel en Afbraak door pshosphodiesterase remmers –> signaal wordt uitgezet
67
Q

Welke signalen zorgen voor de remming van cAMP?

A

signalen van Somatostatine receptor: Gi

68
Q

Waar bestaat PKA uit?

A

bestaat uit vier onderdelen
- 2 regulatie subunits –> cAMP bindt daar aan
- 2 catalystische subunits –> zorgen voor de fosforylatie van andere cellen

69
Q

Hoe heet de ziekte waarbij een activerende mutatie in het Gs eiwit plaatsvind?

A

McCune-Albright syndroom
(bosdystrofie, endocriene tumoren, zoals schildklier)

70
Q

Wat is het Carney complex?

A

een mutatie in het PKA (regulatoire subunit) waardoor je continue activatie hebt van de catalitische subunit

71
Q

Wat is een RXR partner?

A

Ook een kernreceptor en gaat een hetrodimeer aan met verschillende receptoren.

72
Q

Wat zijn orphan Nuclear receptoren?

A

Het ligand voor dit soort receptoren (ook wel weesreceptoren) zijn nog niet bekend daarom worden ze zo genoemd.

73
Q

Wat doet een ligand bindend domein (LBD) in een kernreceptor?

A

bepaald specificiteit en affiniteit voor de receptor, transacitivatie functie (transcriptie regulatie)

74
Q

Kernreceptoren: benoem verschillende functies

A
  1. A/B: AF1, ligend-onafhankelijke transactivatie, transactie functie
  2. C: DBD (DNA bindend domein), dimerisatie
  3. D: Hinge, coregulatorbinding
  4. E: LBD, AF2, ligand binding etc.
75
Q

Wat betekent een hormoon respons element?

A

De plek waar de receptor (dimeer) bind aan het DNA. Dit is ook een specifieke plaats, bevind zich echt puur in het DNA.

76
Q

Benoem de interactie van kernreceptoren met specifieke DNA sequentie.

A

(glucocorticoid) receptor bind aan hormoon respons element. coactivatoren binden aan receptor waardoor transcriptie complex geactiveerd wordt wat leid tot activatie van doelwit gen.

77
Q

benoem de criteria waaraan coactivatxoren voldoen?

A
  • interactie met de ligand-gebonden receptor
  • versterken van de activatorfunctie van de receptor
  • intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren
  • Dissociatie van receptor na dissociatie van het hormoon
78
Q

Benoem de weefsels/organen waar de volgende receptoren tot expressie komen.
- TRB1
- TRB2
- TRa1
- TRa2

A

TRB1 en TRB2
- lever
- vet
- hypofyse
- hypothalamus

TRa1 en TRa2 (geen T3 binding) derest wel
- harat
- brein
- skelet

79
Q

Wat doen agonisten bij kernreceptoren?

A

agonisten
- activatie transcriptie
- conformatie verandering van de receptor die ten gunste is van een coactivator binding

antagonist
- geen effect op transcriptie
- blokkert het effect van een agonist
- conformatie verandering van receptor ten gunste van corepressor binding.

inverse agonist
- remt de basale of constitutieve activiteit an kernreceptoren.

80
Q

Uit welk eiwit ontstaat y-MSH en ACTH? Wat gebeurt er wanneer die bijnier uitvalt?

A

POMC, hieruit wordt ACTH gemaakt en y-MSH voor de aanmaak van pigment productie.

cortisol gaat naar beneden, negatieve feedback valt weg waardoor in grote hoeveelheid POMC aangemaakt wordt waardoor dus ook de ACTH en y-MSH productie omhoog gaat. –> meer pigment.

81
Q

Welke huidziekte kan gepaard gaan met bijnierinsufficientie (ziekte van Addison)

A

vitiligo

82
Q

Wat zijn oorzaken van primaire bijnierschorinsufficientie?
- bij pasgeborene
- jongeren - jong volwassenen
- volwassenen

A

bij pasgeborene
- bijnierhypoplasie

jongeren - jong volwassenen
- autoimmuun
- X-gebonden adrenoleukodystrofie
- TBC

volwassenen
- autoimmuun
- TBC
- metastases (vanuit de longen bv.)
- bloedingen
- AIDS

83
Q

benoem klinische verschijnselen bij patiënten met secundaire bijnierschorinsufficientie.

A
  • gewichtsverlies
  • moeheid
  • spierzwakte
  • anorexie
  • psyschische klachten (depressie)
  • misselijkheid en braken
  • buikpijn
84
Q

Hoe kunnen we bijnierschors insufficiëntie meten?

A
  1. insuline tolerantietest (hypofyse voorkwab)
  2. metopirontest (bijnieren (schors))
85
Q

Wat is de metopyron test?

A

Het enzym 11-desoxycortisol wordt geremd waardoor minder cortisol wordt geproduceerd –> ACTH gaat omhoog. (minder gevaarlijk dan insuline tollerantietest)

86
Q

Wat is het effect van cortisol?

A
  1. cortisol stimuleert vasoconstrictie wat zorgt voor het op pijl houden van de bloeddruk
  2. cortisol stimuleert ook de mineralocorticoid receptoren –> plasma volume wordt verhoogd door verhoogde productie van aldosteron.
87
Q

Benoem acute complicaties na het innemen van cortisolcorcorticoiden

A
  • ontregeling DM
  • vochtretentie
  • ulcus/gastritis
  • psychose
88
Q

Benoem de werking van het RAAS systeem

A

angiotensinogeen wordt vanaf de lever afgegeven in de bloebaan. –> dit wordt door renine omgezet in angiotensine I wat daarna door ACE weer wordt omgezet naar angiotensine II.

Dit zorgt voor vasoconstrictie en aldosteron afgifte –> waardoor Na+ concentratie verhoogd en K+ concentratie verlaagd.

89
Q

Hoe wordt de ziekte genoemd die primair hyperaldosteronisme veroorzaakt? Wat zijn de klinische kenmerken hierbij

A

syndroom van Conn

kliniek:
- hypertensie
- hypokaliemie, echter lang niet altijd
- verhoogd plasma aldosteron
- onderdrukt plasma renine (door die negatieve feedback)

90
Q

Wat zijn de twee meest voorkomende oorzaken voor primair hyperaldosteronisme?

A
  1. bilateratle bijnierhyperplasie (66%)
  2. aldosteron producerend adenoom (32%)
91
Q

Wanneer moet je absoluut screenen voor primair hyperaldosteronisme?

A
  • hypertensie en hypokaliaemie (spontaan/diuretica)
  • ernistig hypertensie
  • behandeling met 3 of meer antihypertensiva
  • hypertensie op jonge leeftijd
  • bijnierincidentaloom (per toeval gevonden afwijking)
  • hypertensieve familieleden van patienten met PHA
92
Q

Wanneer is er sprake van secundair hyperaldosteronisme?

A

Waneer zowel renine als aldosteron hoog is. Vaak een andere oorzaak bijvoorbeeld renovasculaire hypertensie.

93
Q

Wat gebeurt er bij de inname van drop/zoethoutthee (glycyrrhizine zuur)?

A

Glycyrrhizine zuur remt de 11-B-HSD type II waardoor het actieve cortisol minder wordt omgezet in het inactieve cortison. Waardoor cortisol dus de mineralcorticoid receptor kan activeren.

94
Q

Hoe kun je primair hyperaldosteronisme bevestigen?

A

screenings test
- plasma aldosteron/renine activiteit ratio

conformatie test
- zoutbelastingtest
- 24 uurs urine

95
Q

Welke beeldvorming kunnen we gebruiken om primair hyperaldosteronisme te kunnen zien?

A

CT of MRI van bijnieren
bilaterale bijniervene sampling (bloedafname zo dicht mogelijk bij de bron om te kijken of de aldosteronwaarde daar groter is dan aan de andere kant.

96
Q

Welke behandeling wordt gekozen bij mensen met een primaire hyperaldosteronisme?

A

chirurgie: adrenalectomie
- normokaliemie,
- 50% kans op normotensie

medicamenteus
- mineralocorticoid receptor antagonist: spirinolactone, eplerenon
- amiloride
- thiazide-diureticum

97
Q

Hoe noemen we een tumor in het bijniermerg? Welke stoffen worden hierbij overgeproduceerd?

A

feochromocytoom

chromaffiene cellen
- neroectoermale origine
- sympatisch zenuwstelsel

overproductie van:
- adrenaline
- noradrenaline
- dopamine

98
Q

Wanneer moet je denken aan een feochromocytoom?

A
  • typische klachtenpatroon
  • refractaire hypertensie
  • maligne hypertensie
  • hypertensieve respons op B-blokkers
  • bloeddruk labiliteit (fluctuerende bloeddruk)
  • vastgestelde bijniertumor
99
Q

Hoe kun je feochromocytoom diagnosticeren?

A
  • plasma: (nor)adrenaline, (nor)metanefrine
  • urine: (nor-)metanefrine
  • CT of MRI bijnieren
  • 123I-MIBG scan
  • geen punctie
100
Q

Wat is de therapie voor een feochromocytoom?

A

adrenalinectomie
- curatief
- 10% feochromocytome –> maligne beloop
- na voorbehandeling

medicamenteus
- a-blokkers
- calciumantagonisten
- nitroprusside, nitroglycerine