Week 2 Flashcards
kazoku
familie
familie
kazoku
Huis, thuis
uchi
uchi
huis, thuis
ouders (eigen)
ryoushin
ryoushin
ouders (eigen)
Vader (eigen)
chichi
chichi
vader (eigen)
moeder (eigen)
haha
haha
moeder (eigen)
broers en zussen (eigen)
kyoudai
kyoudai
broers en zussen (eigen)
Oudere broer (eigen)
ani
oudere zus (eigen)
ane
Jongere broer (eigen)
otouto
ani
oudere broer (eigen)
ane
oudere zus (eigen)
otouto
jongere broer (eigen)
jongere zus (eigen)
imouto
imouto
jongere zus (eigen)
ouders (iemand anders)
goryoushin
goryoushin
ouders (iemand anders)
vader (iemand anders)
otousan
otousan
vader (iemand anders)
Moeder (iemand anders)
okaasan
okaasan
moeder (iemand anders)
Broers en zussen (iemand anders)
gokyoudai
gokyoudai
broers en zussen (iemand anders)
Oudere broer (iemand anders)
oniisan
oniisan
oudere broer (iemand anders)
oudere zus (iemand anders)
oneesan
oneesan
oudere zus (iemand anders)
jongere broer (iemand anders
otoutosan
otoutosan
jongere broer (iemand anders)
Jongere zus (iemand anders)
imoutosan
imoutosan
jongere zus (iemand anders)
Man (eigen)
otto
otto
man (eigen)
Man (iemand anders)
goshujin
goshujin
man (iemand anders)
Vrouw (eigen)
tsuma
tsuma
vrouw (eigen)
vrouw (iemand anders)
okusan
kinderen
kodomo
kodomo
kinderen
kinderen (iemand anders)
okosan
okosan
kinderen (iemand anders)