week 2 Flashcards

1
Q

waar staat HOTT voor

A

Reversibele oorzaken bij een tramatische circulatoir arrest

hypovolemie
hypoxie
tension pneumothorax
tamponade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een open boek fractuur en waaruit kun je dan bloeden

A

hele bekken gebroken en open geklapt als een open boek

  1. veneuze plexus
  2. arteriele plexis
  3. gefracureerd bot oppervalk
  4. interne bloedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat kun je doen om de druk in de hersenen af te laten nemen

A
  1. intubatie met normocarbic ventilatin
  2. vergrote sedatie
  3. ventriculaire cerebrospinal fluid drainage
  4. hypoosmolare therapy (zout, aantrekken vocht)
  5. hypocaliumie
  6. hypothermie
  7. metabilosche onderdrukking
  8. decompressive craniectomy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn intubatie indicaties

A

GCS < 8
onrust die behandeling bemoeilijkt
herhaalde of langdurige insulten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gebieden waar je snel doodbloed (B’s_

A

borst
buik
bekken
boven benen
brain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe word het pupil verschil door bloeding hersenen verklaart

A

oculomotorische zenuw loopt over de bodem van de schedel en kan bij een bloeding worden afgekneld, aan die kant treet er dan dilatatie op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het effect van intubatie bij een hersenbloeding

A
  • minder O2 gebruik hersenen
    -. juiste beademing, afblazen CO2 –> minder zuur –> hersenen zetten niet uit
  • zout toevoegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de 3 pijlers van anesthesie (in volgorde)

A

analgesie –> pijn vermindering
bewustzijn verlaging
verslapping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom word alsnog pijnstilling gegeven als er ook anesthesie word gegeven

A

anders dan reageert het lichaam wel op de pijn door zenuwstelsel –> tranen, transpireren, tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke twee soorten van verslapping zijn er + doel

A

depolariseren
niet depolariserend

geen diafragma gebruik
stembanden ook verslappen
voor de chirurg (zeker bij darmen bijv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de mogelijkheden voor het verbeteren van de A

A

mayo zorgen voor aan de kant houden van de zachte weefsels (tong)
Larynx mask airway (LMA) —> tot epiglottes)
Tupe —> tot voorbij de stembanden (met ballonnetje, gezekerde luchtweg)
Trachea stoma (met of zonder ballontje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe word de cerebrale perfussie pressure berekend

A

MAP - ICP
mean arterial pressure - intracraniale pressure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat word er in de C allemaal geregeld

A

circulation —> hart, vaten en bloed
vaattonus —> hoger door vasoconstrictie door noradrenaline
Volume
transfusie
kristalloiden (NaCl of ringerslactaat) —> lagere dichtheid dan plasma en daardoor uittreding
colloiden —> zuigt water aan
Hartslag
Frequentie —> Beta agonisten
Kracht —> dobutamine / noradrenaline
Antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de trias van kirckhoff

A

hypothermie
coagulopatie
acidose

Als je koud bent, dan stol je niet goed, blijven bloeden —> te weinig volume —> te weinig weefsel perfusie —> acidose —> zorgt voor nog een slechtere stolling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de symptomen van shock

A

Tachycardie
Tachypnoe —> lagere intrathoracale druk om grotere veneuze retour te krijgen
Hypotensie
Oligurie
Verstoorde perifere circulatie
Angst en of onrust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het verschil tussen hypo- en hyperdunamische shock

A

Hypodynsmaische shock —> lage Cardiac output —> lage bloeddruk
Hyperdynamisch shock —> hogere cardiac output —> hoge bloeddruk

17
Q

waarom is lactaat een goede richtlijn voor shock

A

verbranding in de afwezigheid van zuurstof dus er is dan een DO2 of een VO2 mismatch.

18
Q

type shocks

A
  • Hypovolemische shock.
    fors bloedverlies, vochtverlies en uitdroging.
  • Cardiogene shock.
    hartfalen
  • Obstructieve shock
    Trombus, spannings pneu, tamponade
  • Distributieve shock —> alle vene dilateren, hierdoor vasopressor vullen niet voldoende
    Sepsis —> vooral vaatthonus
    Anafalactisch
    Neurogene
    Pancreatitis
19
Q

wat zegt de frank-straling curve

A

geeft de fluid responsiveness –> het vergroten van de cardiac output door het vergroten van de veneuze return door het vullen van de patiënt.

X-ass —> eind diastolisch volume/ veneuze return
Y-as —> slagvolum / cardiac output
Kijken of het geven van vocht een verbetering van slagvolume geeft

20
Q

waarvoor zorgt een vertraging van de behandeling van ernstig zieke pt voor

A

ongeplande Ic-opname
verlengde ziekenhuisopname
reanimatie
overleiden

21
Q

waarvoor vaak vertraagde behandeling

A
  • lager personele bezetting
  • niet herkennen MEWS
  • beschikbare consulten / artsen
  • drempel advies vragen
22
Q

wanneer opschalen aan de hand van MEWS

A

> of gelijk aan 3
- overleg zaalarts –>die maakt behandeling –> evaluatie –> geen verbetering –> alsnog SIT

> of gelijk aan 6 –> Bel SIT –> SIT en behandelaar naar patient

23
Q

wat is de functie van liquor

A

schokabsorptie
voedselvoorziening (glucose)
gewichtscermindering

24
Q

wat zijn de soorten hersenbloedingen

A

intracerebraal
subduraal –> onder dura
subachnoidaal –» onder arachnoidea
epiduraal –> op dura (halve maan)

25
Q

symptomen ICP stijging

A

hoofdpijn
misselijk/braken
papiloedeem
sunset fenomeen
gedaalde EMV
onrust
lichtstijve pupil
cuching respons (hypertensie, bradycardie, irregulaire ademhaling)

26
Q

wanneer is cerebrale bloed flow optimaal

A

60-150 mmHg

27
Q

hoe word de cerebrale perfusion pressure berekend

A

MAP - ICP

28
Q

wat zijn manieren van ICP meting

A

fontanel/ schdelomtrek
lumbaalpunctue
intracranieel
- ventrikel
- parenchym
- sub/epiduraal

29
Q

hoe word hoge ICP behandeld

A
  • Midlijn 30 graden —> Afvoer veneus druk
  • Sedatie / verslapping —> CO2
  • Opereren —> schedel dak
  • Liquordrainage
  • Hyperventileren —.> meer CO2 afblazen door vasoconstrictie in de hersenen (lichaam vasodilatatie)
  • Mannitol
  • Hypertoon zout —> trekt vocht uit brein omdat het een hoge zout concitratie
  • Barbituraten —> onderdruk metabolismen
  • Normothermie —> centrale temp betrouwbaardere, maar hersenen 0,3-0,4 hoger
30
Q

risicofactoren coronairlijden

A

diabetes mellitus
roken
dyslipidemie
belaste familie anamnese
hypertensie

31
Q

soorten angina

A
  1. drukkende pijn op de borst, nek, kaak, schouder of arm
  2. verergert door fysieke inspanning
  3. word beter door nitraten

typisch –> alle drie
atypisch –> 2/3
non-anginal chest pain –. 1 of geen karakteristieken

32
Q

Criteria myocard infarct

A

verhoogde cardiale biomarkers +

Symptomen van myocardiale ischemie
Niewe ischemische veranderingen op ECG
Ontstaan van pathologsiche Q-golven op eCG
Verlies van viable myocard of ..
Coronair angiogram

33
Q

Complicaties van het acuut myocard infacrt

A

Hart falen
Cardiogene shock
papillair spier ruptuur
Hartspier ruptuur
Septum ruptuur
Rechter ventrikel valen
Arritmie

34
Q

wat doen inotropica en dobutamine

A

Inotropica —> versterking hartcontractie
Dobutamine —> hogere fr en contractie