Week 2 Flashcards
Welke transmembraan signalen zijn er?
- Ion-kanaal-gekoppelde receptor: msec
- G-eiwit-gekoppelde receptor: sec
- Kinase-gekoppelde receptor: min
- Gen-transcriptie receptor: hr
Bij 50% van receptor bezitting geldt:
KD=[D]
Welke agonisten onderscheiden we?
- Vol
- Partieel
- Antagonist
- Invers
Wat druk je uit met KD?
Hoe goed een stof in staat is om aan een receptor te binden.
Welke type antagonisten onderscheiden we?
- Chemisch
- Farmacokinetisch
- Receptor blokkade: reversibel- en irreversibel competitief
- Niet competitief
- Fysiologisch
Welke rol speelt het CNS en ENS (plexus entericus) in het autonome zenuwstelsel?
CNS: Krijgt via de hersenzenuw sensorische info over organen binnen.
ENS: belangrijk in de darmen.
Welke hersenkern kom viscero-sensibele info binnen?
Nucl. tractus solitarii
Hoe werkt het pupilreflex?
- Licht valt op het retina (netvlies)
- Ganglia cellen van het retina worden geactiveerd en reizen naar LGN (lateral geniculate nucleus)
- Via CN naar ciliary ganglia naar pupilspier.
Waar zorgt de sympathicus voor bij bloedvaten?
Vasoconstrictie (vooral bij organen die niet belangrijk zijn voor ‘fight or flight’ response).
Waar zorgt (nor)adrenaline voor? En acetylcholine en NO?
(nor)adrenaline: vasodilatatie
Acetylcholine en NO: vasoconstrictie
Wat doet sildenafil?
Remt afbraak cGMP.
Wat doet de parasympathicus op de sinusknoop?
Remt funny current en Ca-kanalen en activeert K-kanalen.
Wat doet de sympathicus op de sinusknoop?
Stimuleert funny current en Ca-kanalen→ betere contractie.
Waar staan mimetica en colytica voor?
Activeren en remmen.
Welke stoffen kunnen acetylcholine remmen?
- Acetylcholineesterase
- Hemicholinium
- Triethylcholine
- Tetrodotoxine
- Botulinetoxine: verlagen ACh afgifte
- M en N receptor agonisten en antagonisten
- Cholinesterase remmers: verhogen ACh in synaptische spleet