week 15 Flashcards

1
Q

parasitaire wormen

A

helminthen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

indeling wormen

A

platwormen
- trematoda/zuigwormen
-cestode/lintwormen
rondwormen/nematoda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schistosoma species billharzia

A

eieren lopen vast in bloedvaten

eosinofilie, koorts, oedeem, uticaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afweer tegen parasieten

A

IL4, IL5, IL12, Th2 en mestcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

enterobius vermicuralis

A

aarsmade, jeuk rond anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ascaris lumbricoïds/lintworm

A

feco-oraal
Löffner syndroom: koorts, hoesten, eosino
volwassen: buikpijn, obstructie, hoog IgE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lintworm pa

A
na maagpassage ei komt larve uit
penetreert darmwand
loopt vast in longcapillairen
barst uit elkaar
weer op hoesten en dan volwassen larvae in darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

strongyloïdes sternocoralis

A

rondworm

via hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

typ 1 overgevoelig

A

IgE gemedieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

type II overgevoelig

A

antilichamen binden Ag aan celoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

type III overgevoellig

A

Ig binden aan circulerende Ag, complexen lopen vast in kleine bleodvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

type IV overgevoelig

A

T-cel gemedieerd, >12 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sensibilisatie fase type 1

A

APC, Th2 activatie, IL4/5/13 en IgE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

effector fase type 1 - vroeg

A

release histamine, leukotriënen, prostaglandinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

effector fase type 1 - laat

A

vrije radicalen, Il-5, mestcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

immuuntherapie allergie

A

injectie met allergeenextract => immuun deviatie van Th2 naar Th1
=> T-reg gaat suppressieve cytokinen maken (TGF-b en IL10)

17
Q

uticaria

A

galbulten

18
Q

type 2 overgevoelig tijd

A

5-8 na expositie

19
Q

type 2 klinisch

A

hemolytische anemie, trombocytopenie, neutropenie (afhankelijk van aan welke cel het bindt)

20
Q

type 3 klinisch/klachten

A

slaat neer in capillairen van huid gewrichten en nieren

petechiën

21
Q

type 4klinisch

A

maculopapuleus exantheem

vaak ook bij contact allergie deze vorm

22
Q

atopie syndroom

A

combinatie van voedsel allergie, astma, rhinitis en eczeem

23
Q

atopie

A

aanleg om allergisch te reageren op stoffen uit de omgeving

24
Q

factoren atopie

A

genetisch
hygiëne hypothese
microbioom te eenzijdig
borstvoeding/vaginaal geboren worden => kleinere kans

25
Q

sensibilisatie

A

aantonen van allergische antistoffen tegen bepaald allergeen

26
Q

allergie gebieden

A

huid, BLWI, maagdarm of ogen

27
Q

voedselallergenen

A

melk, ei , tarwe, pinda, noten, schaaldieren

28
Q

waarom is dieet geen effectieve behandeling van eczeem

A

leidt tot onderbehandeling, geen effectief bewijs en vermijden leidt tot ontwikkeling acute allergische reacties en deficiënties

29
Q

anafylaxie

A

acute reactie met betrokkenheid huid/slijmvliezen + respiratoire klachten of te lage BD

30
Q

anafylaxie behandeling

A

altijd adrenaline geven

orale histaminica werken pas na paar uur dus dat heeft geen zin

31
Q

oorzaken beroepsallergie

A

allergische reactie, hyperreactiviteit luchtwegen, direct toxische effecten van irritantia

32
Q

waarom vaak meerdere voedselallergieën?

A

door kruisreactiviteit

eg berkenboom met appel/peer/peen/hazelnoot

33
Q

grote kans op ernstige klachten allergie

A

storage proteins

34
Q

forse lokale ractie

A

oedeem > 10 cm

nb geen verhoogde kans op systemische reactie

35
Q

type 1 klinisch

A

allergisch oedeem, rhinits, eczeem, uticaria

36
Q

type 2 klinisch

A

hemolytische anemie, purpura, agranulocytose

37
Q

type 3 klinisch

A

koorts, exantheem, gewrichtsklachten, dyspnoe, nefritis

38
Q

type iv klinsich

A

contact dermatitis/uticaria