Week 14 Flashcards
Jaffemethode
- Omzetting van creatinine met picrinezuur
- Veel inteferentie met andere chromogenen; uitslag fouten hoger/lager
- Positief: Ketonen, cefoxitine, hoog total eiwit, hyperglycemie
- Negatief: Hyperbilirubinemia
HC.1 - Diagnostiek in de nefrologie
Enzymatische methode
- Diabeter type 1 patienten
- Minder interefentie
- Creatinine wordt omgezet tot creatine door ceatininase; Creatine reageert met water tot ureum en sacosine; sacosine, water en zuurstof vormen peroxide door sacosineoxidase; peroxine maakt quinoneiminechromogeen
HC.1 - Diagnostiek in de nefrologie
Oorzaken verlaagd keatinine
- Spiermassa
- Malnutritie
- Bilirubine
- Gentamycine, cefalosporine
HC.1 - Diagnostiek in de nefrologie
Oorzaken verhoogd kreatinine
- Nierinsuffficientie
- Hoog spiermassa
- Kreatinine supplementen
- Vlees
- Spierafbraak
- Hoog koorts
HC.1 - Diagnostiek in de nefrologie
Pitfalls interpretatie proteinuria dipstick
- Fout-positief: pH > 7,0; Ernstige hematurial Hoog soortlijk gewicht (>1,030kg/l); Oxiderende stoffen; Fenazopyridine
- Fout-negatief: Sterk verdunde urine; Eiwitverlies anders dan albumine
HC.1 - Diagnostiek in de nefrologie
IgA Nefropathie
- Presenteert zich met hematurie en proteïnurie
- Kan secundair voorkomen, onder andere aan leverziekten
- Aziatische landen vooral
- Sluipend beloop
- Behandeling alleen nodig bij forse proteïnurie of snelle achteruitgang nierfunctie
HC.2 - Hematurie
Syndroom van Alport
- Verstoring crosslinks van collageenmoleculen
- Autosomaal als geslachtsgebonden
- Jonge leeftijd al hematurie en proteinurie
- Kan met huidbiopt gezien worden
- Gepaard met doofheid
- Jongens vaak aan dialyse
HC.2 - Hematurie
Thin-membrane nefropathie
- Abnormaal dun basaalmembraan
- Makkelijk stoffen toelaten
HC.2 - Hematurie
Filtratiebarriere glomerulus
- Grootteselectiviteit (filtratieslits)
- Ladingsselectiviteit door negatieve glycoproteïnen (Fenestrae van het endotheel)
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Filtratieslits
- Twee in elkaar verworven moleculen van het eiwit nephrine
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Reabsorptie van eiwitten
- Megaline en cubuline nemen eiwit mee
- Lysosoom breekt eiwit af tot aminozuren
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Nefrotisch syndroom symptomen
- Proteinurie > 3,5 gram/dag
- Hypalbuminemie
- Oedeem
- Hyperlipaemie
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Minimal change nefropathie
- Kinderen
- Geen afwijking lichtmicroscopie
- Bij electronenmicroscopie simplificatie van podocyt
- Verlies ladingsselectiviteit
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Focale segmentale glomerulosclerose
- Primair of secundair aan andere aandoening
- Genetisch afwijking
- Overlap met MCD
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Membraneuze glomerulopathie
- Volwassenen
- Aselectief proteinurie
- Wisselend beoop
- Autoimuuziekte anti-PLA2R
- Secundair bij groot aantal aandoeningen
- 20% wordt nierinsufficientie
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Behandeling
- Prednison
- Cyclofosfamide
- Azathiprine
- Tacrolimus
- Rituximab
- ACE-remmer
HC.3 - Het nefrotisch syndroom en glomerulaire aandoeningen
Nefritisch syndroom
- Oligurie en nierinsufficientie
- Hematurie
- Proteinurie meestal < 3 gram/dag
- Oedeem
- Hypertensie
HC.4 - Nefritisch syndroom
Nefritisch syndroom oorzaak
- Discontinuiteit van filtratiebarriere door endotheliale schade
- Komt door aspecifiek complementsysteem; Complement C9 valt de membraan aan
HC.4 - Nefritisch syndroom
Circulerende immuuncomplexen neerslaan op de nier pthologie
- Onder het endotheel; infiltratie leukocyten (nefritisch syndroom); Crescents vormen zich, leidt tot glomerulosclerose
- Onder de podocyten; minder ontsteking (nefrotisch syndroom)
HC.4 - Nefritisch syndroom
Anti-GBM antilichamen
- Immuunreactie op lichaamseigen collageenvezelfs met antistof anti-GBM-Ab
- Behandeling: Remming antistofaanmaak en verwijderen van antistoffen
HC.4 - Nefritisch syndroom
Poststreptococcen glomerulonefritis
- Infectie met streptococcen
- Vooral bij kinderen
- Vanzelf weer weg
HC.4 - Nefritisch syndroom
ANCA geassocieerde glomerulonefritis
- Antineutrofielcytoplasmatisch antistoffen (ANCA)
- Witte bloedcel boort een gat en zorgt voor ontsteking, vasculitis
HC.4 - Nefritisch syndroom
Membraneuze glomerulopathie
- Nefrotisch
- Immuuncomplex gemedieerde ziekte
HC.4 - Nefritisch syndroom
Lupus nefritis
- Chronisch auto-immuunziekte
- Antilichamen tegen antinucleaire antigenen
- Nefrotisch of nefritisch, afhankelijk van neerslagplaats; bij nefritisch wordt een crescent gevormd
HC.4 - Nefritisch syndroom
Tubulaire aandoeningen afwijkingen
- Verminderde GFR
- Proximale functiestoornis
- Distale renale tubulaire acidose
- Tubulaire proteinurie < 3,5 gram/dag
- Polyurie
- Natrium verlies en hyperkaliemie
HC.5 - Tubulaire aandoeningen
Autosomaal-dominante polycstisch nierziekte (ADPKD)
- Leiden tot nierinsufficientie
- Vocht gevulde ruimte
- Polycystine-eiwitten zorge voor orientiatie van primaire cilium; een mutatie zorgt voor willekeurige deling; omgepoolde tubuluscellen werken nog wel en vullen zich door secretie van vocht en andere stoffen
- Behandeling: Vasopressine type II-receptor antagonist
HC.5 - Tubulaire aandoeningen
Natrium transport stoornissen
- Lis van henle: NKCC2, ROMK, CIC mutaties leidt tot syndroom van Bartter
- Distale tubulus: NCC mutatie leidt tot syndroom van Gitelman
- Ongevoeligheid voor ADH en AQP2 genen; vooral door nefrogene diabete insipidus; kan ook door chronisch lithiumterapie; leidt tot polyurie
HC.5 - Tubulaire aandoeningen