Week 13 NL Woorden Flashcards

1
Q

Het certificaat

A

Het bewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tot de verbeelding spreken

A

Indruk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In wieg gelegd zijn voor

A

Geschrikt zijn voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het schouwspel

A

Gebeurtenis die de moeite waard is om naar te kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aanwaaien

A

Zonder inspanning krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op gespannen voet staan met

A

Botsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet rouwig zijn om

A

Geen spijt hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Omarmen

A

Enthousiast zijn over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geniaal

A

Begaafd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voeten aan de grond krijgen

A

Invloed krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly