Week 13 Flashcards

1
Q

Wat is cyclo-oxygenase en welk medicijn grijpt hier op in?

A

COX kan prostaglanindes zoals tromboxaan vormen, die zorgen voor plaatjes aggregatie, de vorming kan geremd worden door NSIADs (aspirine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor kan aspirine resistentie ontstaan?

A

Genetische oorzaak, upregulatie COX-2, interactie met andere NSAIDs, diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn man-vrouw verschillen bij aspirine?

A

Mannen hebben een verlaagd risico op MI, vrouwen hebben wel risico op beroerte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is clopidogrel en hoe werkt het?

A

Een prodrug die de ADP receptor blokkeert, maar niet iedereen reageert hierop (patiënten met CYP2C19)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe behandel je een acuut MI?

A

Pijnstiller, atropine, trombolytica + aspirine/heparine, secundaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 denksystemen hebben we?

A

1: snel, onbewust, automatisch, dagelijks, foutgevoelig
2: langzaam, bewust, kost moeite, complex systeem, betrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is availability bias?

A

Bij items die makkelijk beschikbaar zijn het geheugen, denken we dat ze vaker voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is anchoring?

A

Dat mensen zich vasthouden aan de eerste indruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is confirmation bias?

A

Wanneer men bevestigd wat ze denken door selectief accepteren en negeren van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een representatieve error?

A

Wanneer je denken wordt gestuurd door een prototype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een PCI en hoe werkt het?

A

Percutane coronaire interventie, je blaast me een draadje een ballonetje in de vernauwing op om ruimte te maken, waarin je vervolgens de stent plaatst (met 10-12 atmosfeer druk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt een drug-eluting stent

A

Bij schade in de vaatwand door de stent kunnen gladde spiercellen weer opnieuw zorgen voor aderverkalking, door de medicijnen wordt de celcyclus geremd en daardoor wordt de verkalking tegengegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn risico’s van een stent?

A

Myocardinfarct, CVA, dood, allergieën, nierinsufficiëntie, vasculaire complicaties (art. trombose, emolisatie, hematoom, dissectie, pseudo-aneurysma, AV-fistel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor medicatie wordt gebruikt bij een PCI

A

Heparine, GPIIb/IIIa inhibitor, antiplaatjestherapie (aspirine en clopidogrel), tegen acuut coronair syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een voordeel van PCI?

A

Patiënt kan zelfde dag naar huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een voordeel van CABG?

A

Geschikt voor patiënten met hoog bloedingsrisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de behandeling bij een NSTEMI?

A

Verwijding binnen 1 uur en anders fibrinolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de golden five die je geeft na een STEMI?

A

Aspirine en ticagrelor/prasugrel tegen stenttrombose
Atorvastanine tegen verergering atherosclerose,
Perindopril en metoprolol voor het behouden van de knijpkracht van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn periprocerudele complicaties?

A

Perforatie, dissectie, occlusie van zijtak, distale embolisatie, stent thrombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer ontstaat het hart bij de embryonale ontwikkeling?

A

In de eerste 7 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe vaak gaat er iets fout bij de embryonale ontwikkeling van het hart en wat gaat er dan fout?

A

Het gaat bij 8 op de 1000 baby’s fout, zoals verkeerd aangesloten compartimenten, gaten, tussenschotten, structuren die niet weg gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn oorzaken van aangeboren hartafwijkingen?

A

Foutjes in DNA of chromosomen en infecties/drugs/straling bij de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het beloop van aangeboren hartafwijkingen?

A

Soms heelt het zelf, maar vaak is er een progressief hemodynamisch effect en is er operatie nodig (50%), hierbij is timing belangrijk (in jaar 1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de 8 meest voorkomende aangeboren hartafwijkingen?

A

Ventrikel-/atriumseptumdefect, open ductus Botalli, pulmonalisstenose, coarctatie van de aorta, tetralogie van Fallot, transpositie van de grote vaten en aortastenose

25
Q

Welke types ventrikelseptumdefecten zijn er en wat zijn gevolgen van deze afwijking?

A

Musculeus, perimembraneus (outlet en inlet), gevolgen zijn linker ventrikelfalen en pulmonale hypertensie

26
Q

Welke types atriumseptumdefecten zijn er en wat zijn gevolgen van deze afwijking?

A

Sinus venosus defect en ASD II (I), gevolgen zijn rechter ventrikelfalen en pulmonale hypertensie

27
Q

Wat is open ductus arteriosus/-Botalli en wat zijn de gevolgen?

A

De ductus Botalli groeit niet dicht, wat kan leiden tot linker ventrikelfalen en pulmonale hypertensie

28
Q

Hoe behandel je gaten door aangeboren hartafwijkingen?

A

Met verschillende soorten pluggen die via de vaten of chirurgisch geplaatst kunnen worden

29
Q

Wat is pulmonalis-/aortaklepsteonse en hoe behandel je dit??

A

De kleppen zijn niet goed doorlaatbaar (bij aorta soms bicus-/unicuspideklep), een percutane interventie, zoals ballondilatatie, of chirurgische behandeling, zoals klepplastiek/-vervanging, kunnen het behandelen

30
Q

Wat voor afwijkingen komen bij een bicuspide aortaklep?

A

Aorta ascendensdilatatie en coartatio aortae

31
Q

Wat is een coarctatio aortae en wat zijn de gevolgen?

A

Een lokale vernauwing van de distale aortaboog, wat kan leiden tot hypertensie in de bovenste lichaamshelft en onvoldoende perfusie in de onderste helft, dit wordt verholpen door collateralen

32
Q

Wat is tetralogie van Fallot en hoe wordt het behandeld?

A

Een afwijking van het septum wat leidt tot ventrikelseptumdefect, overrijdende aorta, pulmonalisstenose en rechterventrikel hypertrofie (cyanose), het wordt chirurgisch gecorrigeerd

33
Q

Wat is transpositie van de grote arteriën en hoe behandel je dit?

A

Als de aorta en pulmonale arterie omgedraaid zijn, om dit chirurgisch om te draaien, wordt eerst een Rashkind atrioseptostomie gedaan. Ook kan een atriale switch gedaan worden (spijkerbroekconstructie)

34
Q

Wat is atresie van de tricuspidalisklep?

A

De rechterharthelft is niet aangelegd, je hebt een functioneel monoventrikel

35
Q

Wat is het eisenmenger syndroom?

A

Het resultaat van niet-geopereerd groot VSD: veel vaatweerstand in de longen, shunt li-re wordt bidirectioneel, cyanose bij inspanning

36
Q

Wat zijn mogelijke problemen van volwassenen met een aangeboren hartafwijking?

A

Rest VSD/klepafwijking, ritmestoornissen!, hartfalen!, plotse dood, wel een goede kwaliteit van leven

37
Q

Wat vind je in anamnese van iemand met geleidingsstoornissen?

A

Palpitaties, syncope/duizeligheid, dyspneu, moeheid

38
Q

Wat zijn oorzaken van palpitaties?

A

Hart problemen, psychiatrisch, medicijnen, gedrag, metabool

39
Q

Wat voor aanvullend onderzoek heb je voor hartproblemen?

A

ECG, (fiets)ergometrie, 24-uurs ambulante ritme monitoring (Holter), event recording, TILT testing, sinus carotis massage

40
Q

Welke mechanismen zitten achter hartritmestoornissen?

A

Accelerated automaticity: normale hartslag, maar dan sneller, door depolarisatiedrempel verhogen of fase 4 steilheid verhogen
Triggered activity: random nieuwe verhoging van de potentiaal
Re-entry: door 2 wegen kan een rondje ontstaan in signaaltjes

41
Q

Wat is syncope?

A

Random flauwvallen door slechte cerebrale doorbloeding, door stress geïndiceerd, ongevaarlijk

42
Q

Wat is bradycaria, bij wie komt het voor en hoe behandel je het?

A

Een trage hartslag (<60), je kan er ook van flauwvallen
Sinusbradycardia komt voor bij jongeren, ouderen en athleten
Het is te behandelen door medicatie bij te stellen (atropine) of een pacemaker te zetten

43
Q

Wat is een sinus pause/arrest

A

Als een slag wordt overgeslagen, maximaal 3/6 seconden met/zonder syncope

44
Q

Welke sinus ritme stoornissen hebben we?

A

1e graad AV block: verlengde PQ
2e graad AV block (I): PQ steeds langer, tot QRS skipt en opnieuw P
2e graad AV block (II): geen verlenging PQ, random skip QRS
3e graad AV block: geen QRS meer na P, boezem en kamer aparte ritmes
Hooggradig AV blok: meer dan 1 P niet gevolgd door QRS

45
Q

Wat is tachycardie en wat voor types zijn er?

A

Een snelle hartslag (>100)
Supra Ventriculaire T (SVT), origine boven ventrikel
Ventriculaire T: origine in ventrikel

46
Q

Wat is smal- en breedcomplextachidardie?

A

Smal: QRS breedte van <120
Breed; QRS breedte van >=120

47
Q

Wat is de hartfrequentie van een hart?

A

90-110, maar 60-100 door parasympatische rem

48
Q

Waar wijst een dun QRS-complex op?

A

Een supraventriculaire ritmestoornis, daarin zijn 2 oorzaken te onderscheiden:
Boezemweefsel en AV-knoop

49
Q

Wat voor aandoeningen krijg je van een stoornis in het boezemweefsel?

A

Sinus tachycardia, (multifocale) atriale tachycardia, atriale flutter (re-entry)

50
Q

Welke vormen van re-entry zijn er?

A

Atriale flutter, AVNRT (snel/langzaam pad), AVRT (boezem/kamer scheiding niet volledig),

51
Q

Waar wijst een breed QRS-complex op?

A

SVT, ventriculaire tachycaria, fast/polymorfe VT, pacemaker, ventrikel fibrilleren

52
Q

Wat is boezemfibrilleren en hoe werkt het?

A

Een volledig irregulair ritme, er zijn constante prikkels en geen samentrekkingen van de atria

53
Q

Wat zijn symptomen van boezemfibrilleren?

A

30% heeft geen symptomen,
Bij aanvallen: palpitaties, dyspneu en pijn op de borst,
Persisterend: minder inspannen, algehele malaise en vermoeidheid

54
Q

Wat zijn oorzaken/risicofactoren van boezemfibrilleren?

A

Verhoogde atriale druk/-spiermassa, ontsteking-/infiltratie van het atrium

55
Q

Wat is een groot risico van boezemfibrilleren en met welk systeem bereken je dit risico?

A

CVA, doordat het hartoortje niet goed leeg wordt geknepen en er een trombus kan ontstaan, je berekent het risico aan de hand van de CHA2DS2-VASc score en de HAS-BLED score over bloedingsrisico

56
Q

Wat zijn behandelopties voor boezemfibrilleren?

A

Acuut: triggers behandelen, medicatie, elektro cardioversie
Lange termijn: rate control (beta-blokkers) of rhythm control

57
Q

Waardoor ontstaan sinus arrhythmia?

A

Ademhaling

58
Q

Wat voor devices heb je voor hartritmestoornissen?

A

Pacemaker en ICD/ATP