Week 12 Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie belangrijke aspecten in de huidige westerse wetenschap?

A
  1. Empirisch bewijs (proefondervindelijk, herhaalbaar, waarneembaar, meetbaar etc.)
  2. Logica
  3. Kritische houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wetenschappelijke methode:

A
  1. Zinvolle vraag of belangrijk probleem
  2. Informatie verzamelen (vraag al beantwoord?/meetbaar)
  3. Hypothese/vraagstelling
  4. Testen
  5. Accepteren, afwijzen, wijzigen
  6. Publiceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type I en type II fout:

A

Type I: Nulhypothese verwerpen terwijl hij eigenlijk goed is (alpha)
Type II: Nulhypothese niet verwerpen terwijl hij eigenlijk wel fout is (beta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bereken je de power van een toets?

A

1 - beta (type II fout)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is prostaatkanker op te sporen?

A
  1. PSA
  2. Rectaal toucher
  3. TRUS (transrectal ultrasound)
    (prostaatwijzer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de gleason gradering?

A

1e getal is meest voorkomende groeipatroon, 2e getal wordt gezien maar dan wat minder. Dus 5+3 is erger dan 3+5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke factoren zijn prognostisch voor prostaatcarcinoom?

A
  • Graad (Gleason)
  • PSA
  • T-stadium
  • Hoeveelheid tumor in de biopten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet PSMA PET CT?

A

PET CT voor PSMA, dat zit op oppervlakte van prostaatcarcinoomcellen. Zo is door de scan een stadiëring vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer active surveillance van prostaatkanker?

A

Gleason <7, PSA<10, T1-T2, minder dan 3 positieve biopten, behandelbaar voor eventuele invasieve interventie
(uitstel van curatieve behandeling tot progressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke curatieve opties zijn er voor prostaatcarcinoom?

A
  • Radiotherapie
  • Radicale prostatectomie
  • Andere fysische methoden (ultrasoon, cryotherapie, protonen enz.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een salvagebehandeling?

A

Een poging om een recidief carcinoom alsnog te genezen, na langer dan een jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is stap 1 van palliatie bij prostaatcarcinoom?

A

Androgeen deprivatie therapie (chemische castratie, LHRH agonist, LHRH antagonist, operatieve castratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor worden prostaatkankercellen gestimuleerd

A

Testosteron, daarom is het belangrijk omdat uit te schakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn bijwerkingen van hormoontherapie bij prostaatcarcinoom?

A
  • Minder energie
  • Opvliegers
  • Hogere BMI
  • Osteoporose
  • Minder seks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk laboratoriumonderzoek bij hematurie?

A
  • Kreatinine, ureum, GFR, Hb
  • Sediment
  • Morfologie erythrocyten
  • Kweek
  • NIET urinecytologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vormen van therapie voor blaaskanker?

A
  • TUR/blaasbiopt
  • blaasspoelingen
  • re-TUR
  • Radicale cystectomie met urinedeviatie
  • (chemo)radiotherapie
  • Chemotherapie
  • Immuuntherapie
17
Q

Wanneer een chemospoeling van de blaas?

A

Postoperatief bij intermediate tot high risk

18
Q

Wanneer een re-TUR?

A

Bij Ta/T1G3 urotheelcarcinoom
Om kans op spierinvasie te verlagen

19
Q

Behandeling van low, intermediate en high risk van blaastumor?

A
  • Low: geen spoelingen
  • Intermediate met hoge recidieffrequentie: Mitomycine C
  • High risk: re-TUR en aansluitend BCG (immuuntherapie) 1-3 jaar
20
Q

Op welke manieren is het mogelijk om een model van de patiënt te maken voor onderzoek naar prostaatkanker?

A
  • Vloeibare biopsies (bloed, urine, speeksel etc.)
  • FFPE
  • Ingevroren materiaal, tumor en gezond weefsel
  • Levende biobank: cellijnen, organoids, xenografts
21
Q

Wat zijn de voordelen van in vitro onderzoekssystemen?

A
  • Gemakkelijk in gebruik
  • Puur menselijk tumor materiaal, geen contaminatie
  • Oneindige bron
  • Eenvoudige manipulatie/behandeling
22
Q

Wat zijn de nadelen van in vitro onderzoekssystemen?

A
  • Vers tumormateriaal niet altijd eenvoudig te krijgen (bijv uitgezaaide ziekte)
  • Verlies van heterogeniteit (komt allemaal van 1 cel)
  • Niet fysiologische omgeving
23
Q

Wat zijn de voordelen van in vivo onderzoekssystemen?

A
  • Levend organisme (fysiologische omgeving)
  • Puur menselijk tumor materiaal
  • Oneindige bron van tumormateriaal
  • Manipulatie/behandeling van muizen
24
Q

Wat zijn de nadelen van in vivo onderzoekssystemen?

A
  • Vers tumormateriaal niet altijd te verkrijgen
  • Muis-achtergrond
  • Geen immuunsysteem
  • Ethische aspecten