Week 10 Flashcards

1
Q

Wat is dualisme?

A

Scheiding tussen lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was Plato’s visie op dualisme?

A
  • Psyche: ziel, levensprincipe
  • Lichaam als kerker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was Descartes visie op dualisme?

A
  • Res cogitans: denkende ik. Vrij, onstoffelijk en eeuwig
  • Res extensa: materiele substantie. Beperkt, stoffelijk. Lichaam is mechanisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was de visie van Boerhaave op het menselijk lichaam?

A

Het menselijk lichaam is een zuiver mechanisch lichaam en
vertoont daar derhalve alle trekken van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was de visie van La Mettrie op het menselijk lichaam?

A

Ziel bestaat niet, denken is ook mechanisch, geen verschil met dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het wetenschappelijk monisme?

A
  • Geest = materieel (hersenprocessen)
  • In dagelijkse praktijk lichaam en geest toch nog grotendeels gezien als
    gescheiden domeinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met wat wordt identiteit volgens Locke geidentificeerd?

A

Geest geidenitificeerd met wie je echt bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het hedendaags westers dualisme?

A
  • Lichaam = machine
  • Geest = individu, persoon
  • “Ik heb mijn lichaam”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke grenzen zitten er aan het mechanistisch lichaamsbeeld?

A

Je lichaam ervaar je ook als ‘jezelf’, niet alleen als een machine. Ook belangrijk voor je identiteit
-Te weinig aandacht voor de persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het gevaar van de reductionistische visie op het lichaam?

A
  • Lichaam uitsluitend zien als (repareerbare) machine, maar het lichaam is voor de patient méér dan dat: je bent ook je lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een alternatief voor het mechanistisch lichaamsbeeld?

A

Objectieve lichaam (korper) vs geleefde lichaam (leib)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een nadeel van het dualisme in de medische praktijk?

A

Dualisme heeft moeite met psycho-somatiek, de interactie lichaam-geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de voordelen van het dualisme voor de medische praktijk?

A

Mechanische visie maakt veel van de huidige geneeskunde mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de nadelen van het dualisme voor de medische praktijk?

A
  • Reductionisme
  • Weinig aandacht voor (lichaams)ervaring van patiënten
  • Weinig begrip en aandacht voor psycho-somatiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stadia van nierinsufficientie zijn er?

A

Acuut - dagen
Snel progressief - weken/maanden
Chronisch - jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een normale creatinine waarde in het plasma?

A

Ongeveer 50-100 umol/L. Daarboven duidt op een verlaaggde GFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een ernstige complicatie van nierinsufficientie?

A

Hyperkalemie-> hartritmestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zegt de [Na+] in de urine over de nieren?

A

Laag: <10 mmol/L= prerenale nierinsufficientie
Hoog: >20 mmol/L= ATN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke hormonen reguleren de Na+ reabsorptie?

A

PT: angII
DCT/CD: aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke soorten acute nierinsufficientie zijn er?

A

Pre-renaal
Renaal
Post-renaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is pre-renale nierinsufficientie?

A

Verminderde bloedflow naar de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de kenmerken van pre-renale nierinsufficientie?

A
  1. Niks in de urine wat tot nierschade duidt: geen structureel defect van de nieren
  2. Nier doet wat het moet doen in die situatie
  3. Reversibel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van pre-renale nierinsufficientie?

A

-Beiderzijdse nierarterie stenose
-Hypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat voor nierinsufficientie is chronische nierinsufficientie altijd?

A

Renaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat betekent een brown muddy cast bij urine diagnostiek?

A

Acute tubulus necrose: necrotische epitheelcellen gevangen in afgietsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is acute tubulus necrose (ATN)?

A

Vorm van acute nierinsufficientie waarbij door prerenale factoren ischemie is ontstaan die tot structurele schade aan de nier heeft geleid.
▪ In de regel reversibel na een aantal dagen tot weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar treedt bij ATN als eerste schade op?

A

De cellen van de rechte PT en TAL: in de medulla weinig O2, hoog metabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de stappen van ATN?

A
  1. Epitheelcellen verliezen hun polariteit en cel-cel adhesie. Netto transport neemt af: minder/geen Na+ reabsorptie
  2. Cellen sterven
  3. Lumen vol met afgestorven cellen
  4. Cellen groeien terug (als BM intact)
  5. Cellen krijgen nieuwe polarisatie en groeien microvilli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is AKI?

A

Acute kidney injury. Er kan pas na een biopsie gesproken worden over een ATN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de kenmerken van renale nierinsufficientie?

A

-Irreversibel
-Nierschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een renale nierinsufficientie?

A

Acute tubulaire necrose
Acute interstitiele nefritis (medicijn geassocieerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de kenmerken van een acute tubulointerstitiele nefritis?

A

-Ontstekingsreactie met veel eosiniofiele granulocyten
-Vaak bij allergische reactie
-Op langere termijn reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de kenmerken van een post-renale nierinsufficientie?

A

-Obstructie in ureter (2x), blaas, prostaat
-Geen structurele afwijking aan nieren
-Reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke testen doe je bij een acute nierinsufficientie?

A

Minst naar meest invasief:
▪ Voorgeschiedenis
▪ Anamnese
▪ Lichamelijk onderzoek
▪ Bloed
▪ Urine
▪ Echo
▪ Biopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat voor gevolg kan een neurotrauma hebben op de nieren?

A

Geen ADH aanmaak-> centrale diabetes insipidus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waarom wordt NH4+ in de TAL gereabsorbeerd?

A

Om te voorkomen dat het in de schors komt. NH4+ is toxisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waardoor wordt transport in een nefron gedreven?

A

Alle transport behalve actief transport door Na/K-ATPase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn mogelijke symptomen van acute nierinsufficientie?

A

-Hypertensie
-Oedeem
-Vaak normale urine productie

39
Q

Wat is het effect van HCO3- verlies op de anion gap?

A

Verandert niet

40
Q

Waardoor wordt een verhoogde anion gap altijd veroorzaakt?

A

Door nieuw zuur productie-> lactaat of ketonen

41
Q

Waar vindt gereguleerde K+ secretie plaats?

A

CCD

42
Q

Wat is het effect van hypokaliemie op H+ excretie?

A

De secretie van H+ neemt toe door activatie van H/K-ATPase

43
Q

Waar komt zuurbelasting vooral door?

A

Dierlijke eiwitten

44
Q

Waardoor wordt de pH bepaald?

A

pH= nieren/longen

45
Q

Wat is volledige compensatie?

A

Compensatie tot een pH van 7,4

46
Q

Wat veroorzaakt metabole acidose?

A

Toegenomen zuur productie
▪Organische zuren
Verlies van bicarbonaat
▪In de nier
▪Niet in de nier
Verminderde renale zuur excretie
▪Verminderde productie nieuw bicarbonaat

47
Q

Hoe kan verlies van HCO3- optreden?

A

-In PT: proximale tubulus acidose
-Diarree

48
Q

Wat veroorzaakt een verhoogde anion gap?

A

Nieuw zuur->zuurrestionen
H+ wordt gebufferd door HCO3- en er komt geen Cl- voor in de plaats

49
Q

Hoe zorgt diabetes voor een verhoogde anion gap?

A

Te weinig insuline-> minder glucose de cel in-> andere metabolisme-> ketonen-> ketoacidose

50
Q

Wat betekent een normale anion gap?

A

Acidose niet door ketoacidose of lactaat, bv HCO3- verlies

51
Q

Wat voor effect heeft een verhoogde proximale Na+ reabsorptie?

A

Meer proximale HCO3- reabsorptie (angII stimuleert NHE3). Een volume depletie leidt dus tot metabole alkalose

52
Q

Welke stoffen stimuleren NHE3 in de PT?

A

AngII en norepinephrine

53
Q

Benoem de transporters die op een PC zitten

A

Apicaal: ENaC, ROMK (K+ naar lumen)
Basolateraal: NA/K-ATPase

54
Q

Benoem de transportrerd die op een a-IC zitten

A

Apicaal: H+ pomp (naar l), K/H-ATPase (H naar l en K naar IC)
Basolateraal: HCO3-/CL- antiporter (HCO3- naar interstitium)

55
Q

Hoe zorgt aldosteron voor meer H+ secretie in de CD?

A

Aldosteron zorgt voor een negatievere lading in het lumen door Na+ reabsorptie
Aldosteron bindt aan MR en stimuleert de H+ pomp in een a-IC

56
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een metabole alkalose?

A

Chloor depletie (braken, diuretica, lang zweten)
Kalium depletie (primair of secundair hyperaldosteronisme)
Bicarbonaat toediening

57
Q

Waar vindt reabsorptie van HCO3- plaats?

A
  • PT : 80%
  • TAL: 15%
  • DT + CCD: 5%
58
Q

Hoe kan de NAE berekend worden?

A

NAE = Vurine x {[NH4+] + [titratable acid] - [HCO3-] – 3 x [Citrate]}urine

59
Q

Wanneer is er sprake van een hypokaliemie?

A

plasma kalium < 3,5 mmol/l

60
Q

Waneer is er sprake van een hyperkaliemie?

A

plasma kalium > 5,1 mmol/l

61
Q

Waardoor wordt translocatie van K+ gereguleerd?

A

Insuline
Catecholamines (bij sporten)

62
Q

Waar vindt K+ sensing plaats?

A

-Bijnier-> afgifte aldosteron
-Nier-> natriurese omhoog voor meer K+ secretie

63
Q

Vanaf waar is ROMK aanwezig

A

DCT2

64
Q

Hoe zorgt meer tubulaire flow voor meer K+ secretie?

A

BK+/Maxi-K+ kanalen aan de apicale zijde van de CD worden geactiveerd

65
Q

Welke diuretica zorgen voor minder K+ secretie?

A

MR antagonist
Amiloride (blokkeert ENaC)

66
Q

Wat zijn de normaalwaarden van K+?

A

3,5 - 5,1 mmol/L

67
Q

Welke plasma K+ waarden zijn levensbedreigend?

A

<2,5 of >7,0 mmol/l

68
Q

Wat zijn de symptomen van hypokaliemie?

A

Spierzwakte - paralyse
ECG veranderingen, aritmie
Effecten op nier

69
Q

Wat zijn de symptomen van hyperkaliemie?

A

Spierzwakte - paralyse
ECG veranderingen, aritmie
Urine acidificatie omlaag (metabole acidose)

70
Q

Waarom veroorzaakt hypokaliemie symptomen?

A

Hypokaliëmie veroorzaakt hyperpolarisatie van de rustpotentiaal:
grotere stimulus nodig actiepotentiaal

71
Q

Waarom veroorzaakt hyperkaliemie symptomen?

A

Hyperkaliëmie veroorzaakt depolarisatie.
Leidt eerst tot activatie en later tot remming van Na+-kanalen met daarbij opening van
K+-kanalen. In dit laatste stadium worden cellen refractair

72
Q

Hoe verandert de ECG bij een hypokaliemie?

A

U-golf: extra golf achter de T-golf

73
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van hypokaliemie?

A

-Translocatie (shift)
-Gastro-intestinaal kaliumverlies
-Urine kaliumverlies (meestal)

74
Q

Welke stoffen zorgen voor K+ shift?

A

Insuline, catecholamines en aldosteron

75
Q

Welke dingen kunnen voor hypokaliemie door renaal kaliumverlies zorgen?

A

Lis- of thiazidediuretica of tubulopathie: verhoogd aldosteron en distaal Na+ aanbod
Primair/secundair hyperaldosteronisme
Pseudo-hyperaldosteronisme
Braken>bicarbonaturie
Hypomagnesiemie

76
Q

Wat is primair hyperaldosteronisme?

A

(plasma renine ↓, plasma aldosteron ↑)
* Meest voorkomende oorzaak van secundaire hypertensie!
* Door overproductie bijnieren

77
Q

Wat is secundair secundair hyperaldosteronisme?

A

(plasma renine ↑, plasma aldosteron ↑)
* Nierarteriestenose, fibromusculaire dysplasie

78
Q

Wat is pseudohyperaldosteronisme?

A

(plasma renine ↓, plasma aldosteron ↓)
* Glycyrrizinezuur in drop, snoepgoed, zoethoutthee
* Syndroom van Cushing (hypercortisolisme)
* Mutaties in 11ß-HSD2, ENaC (Liddle), of de mineralocorticoïd receptor

79
Q

Wat zijn de gevolgen van bicarbonaturie?

A

Verlies van Na+ en K+ in de urine-> hypovolemie en hypokaliemie

80
Q

Hoe zorgt hypomagnesiemie voor hypokaliemie?

A

Weinig Mg in de cel-> ROMK ‘lek’

81
Q

Hoe kan drop voor hypokaliemie zorgen?

A

Cortisol wordt normaal geinactiveerd door het enzym iib-HSD2 in de CD voordat het aan MR bindt. Drop remt dit enzym

82
Q

Hoe zorgt cushing voor hypokaliemie?

A

Te veel cortisol aanmaak

83
Q

Hoe behandel je hypokaliemie?

A
  • Oorzaak wegnemen (kaliuretische medicatie, hypomagnesiëmie)
  • Kaliumsparende diuretica of mineralocorticoïd receptor blokkers
  • Kaliumchloride (oraal of intraveneus)
84
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van hyperkaliemie?

A
  1. Pseudohyperkaliemie
  2. Shift van kalium uit cellen
  3. Minder glomerulaire filtratie
  4. Minder kaliumsecretie door de nier
85
Q

Wat kan pseudohyperkaliemie veroorzaken?

A

o Hemolyse door bloedafname-> K+ komt vrij
o Trombo- of leukocytose-> geven K+ af in buisje
o Lokaal K+ afgifte door spieren bij vuist maken

86
Q

Wat kan shift van kalium uit cellen veroorzaken?

A

o Metabole acidose
o Celverval (hemolyse, rhabdomyolyse, tumor lysis)

87
Q

Wat kan verminderde glomerulaire filtratie veroorzaken?

A

Acute of chronische nierinsufficiëntie

88
Q

Wat kan verminderde kaliumsecretie door de nier veroorzaken?

A

o Remming RAAS
o Volumedepletie (afname distaal natriumaanbod)

89
Q

Welke ECG veranderingen treden op bij een hyperkaliemie?

A

Vroege stadium: verlies P-golf en gepiekte T-golven
Later: ook verbreed QRS

90
Q

Hoe veroorzaakt hyperkaliemie een aritmie?

A

K <8 mM: meer Na+ kanalen geactiveerd
K > 8 mM: Na+ kanalen stoppen

91
Q

Hoe behandel je een aritmie door hyperkaliemie?

A

Ca2+ of hypertoon zout (Na+) geven

92
Q

Hoe behandel je hyperkaliemie?

A

Restore
* Calcium
Redistribute
* Insuline-glucose
* Salbutamol
* Natriumbicarbonaat
Remove
* Lisdiuretica
* Infuus
* Kaliumbinder
* Dialyse

93
Q

Waar zorgt een kaliumbinder voor?

A

Meer K+ verlies via de binding

94
Q

Hoe verwijder je K+ bij volume expansie en hoe bij volume depletie?

A

Expansie: lisdiuretica
Depletie: infuus