Week 1 Strategy Flashcards

1
Q

Wat is strategic management?

A

Het creëren en implementeren van een algehele richting van een bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van strategic management?

A

Competitive advantage creeëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke twee delen bestaat strategic management?

A

Internal en external

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de stappen van strategic management?

A
  1. Goal formulation
  2. Environmental scanning
  3. Strategy formulation
  4. Strategy evalation
  5. Implementation
  6. Strategic control
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een strategy?

A

het maken van een unieke positie waarop een bedrijf zich moet gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een strategie volgen zorgt voor trade-offs, wat zijn trade-offs en welke redenen zijn ervoor?

A

Een trade-off is een compromis. Redenen ervoor zijn niet consistent met imago, de verschillende activiteiten en beperkte coördinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kernelementen voor een duidelijke strategie ?

A

De positie van het bedrijf bepalen, trade-offs maken en de activiteiten bij elkaar laten passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke types voor strategie zijn er en wat betekenen ze?

A
  • Fit >gebaseerd op SWOT (passend)
  • Muddling through > ideeën en mogelijkheden samenvoegen
  • Stretch > heel ambitieus en doelen volgen
  • Uncontested space > nieuwe markt
  • Disruption > huidige markt, nieuwe benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is operational effectiveness?

A

Activiteiten beter uitvoeren dan de rivalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is productivity frontier?

A

Het level voor iedereen verhogen door de maximum value te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke drie manieren van strategic positioning zijn er?

A

Variety-based > weinig varieteit maar producten die veel customers willen
Need-based = veel varieteit
Acces-based > aanpassen aan de omgeving (cinema)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent het als activiteiten incompatible zijn?

A

Sommige activiteiten moeten samen of kunnen helemaal niet samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor types of fit zijn er?

A

First-order > activiteit past bij strategie
Second-order> activiteiten versterken elkaar
Third-order> activiteiten optimaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke manieren van strategie zijn er?

A

Cost-leadership
Differentiation (unique product)
Focus (niche market)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is competitive advantage?

A

Onderscheidend zijn op de markt en anderen kunnen het niet meteen kopiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manieren kan competitive advatange bereikt worden?

A
  • Meer market power
  • vanuit externe factoren(omgeving bepaalt)
  • Vanuit interne bronnen (afhankelijk van bronnen)
  • Combinatie van internal en external (dynamic capabilities)
17
Q

Wat is value in healthcare?

A

Hogere value voor een patient bereiken

18
Q

Wat is de outcome measured hierarchy?

A

Het ordent de uitkomsten van medische condities.
Tier 1: bereikte healthstatus
Tier 2: proces van herstel
Tier 3: Ondersteunen van gezondheidstatus

19
Q

Waarom is organizational analyse belangrijk?

A

Daar baseert je je strategie op

20
Q

Welke marktstructuren zijn er om competitive advantage te bereiken?

A
  • Perfect competitition
  • Monopolistic competition
  • Oligopoly
  • Monopoly
21
Q

Wat is het five forces model van Porter?

A

Laat de competitive forces zien van de industrie en daarop kun je inspelen voor competitive advantage

  • rivaliteit tussen competitors
  • dreiging van nieuwe deelnemers aan de markt
  • dreiging van vervangende producten
  • Power van kopers
  • Power van suppliers
22
Q

Wat is de value chain?

A

Analyse van de activiteiten van een organisatie (service delivery, support activities)

23
Q

Wat is SWOT?

A

Analyse van opportunties and treats, en strengths en weaknesses

24
Q

Wat zijn dynamic capabilities?

A

De ability van managers om aanpassingen te maken en nieuwe oplossingen te bedenken (agility)

25
Q

Wat zijn ordinary capabilities?

A

De kernactiviteiten van de organisatie (efficiency)

26
Q

Wat is een VUCA environment?

A

Vulnerable, uncertainty, complexity, ambiguity

27
Q

Wat zijn de drie clusters van dynamic capabilites?

A
  • Opties creeëren in een omgeving die onzeker is
  • Zorgen voor manieren om te implementeren
  • Steeds vernieuwen
28
Q

Op welke manieren kunnen opties gecreeërd worden voor dynamic capabilites?

A
  • generative-sensing capabilites > hypotheses maken en daarop reageren
  • scenario planning
  • purchase of real options > opties kopen en inzetten als het passend is
  • sensemaking > capabel zijn voor sense making
29
Q

Wat zijn nieuwe manieren van implementeren voor dynamic capabilities?

A
  • Flexible sourcing > produceren uitbesteden met flexibel contract
  • building slack > reserves
  • Reengineering rule-bound hierarhcies > skill nodig in de bottom laag houden
  • open innovation process > kennis bij innovatie gebruiken
30
Q

Wat is organizational agility?

A

Wendbaarheid > kunnen reageren op vraag en onzekerheid

31
Q

Wat is het verschil tussen strategy en dynamic capabilites?

A

Strategy is de steady basis gericht op een stabiele omgeving en dynamic capabilities zijn gericht op onzekerheid

32
Q

Wat zijn de stappen van leadership?

A

Future (inspire) > Engage (motivate) > deliver(results)

33
Q

Welke statische stijlen van leadership zijn er?

A
  • Autocratic(around leader)
  • Democratic (around team), - -
  • Transformational (clear goals, but high support),
  • laissez-faire(team self-directed), -
  • transactional (reward and punishment)
  • servant (leader serves followers)
34
Q

Wat zijn contigency views op leadership?

A
  • Delegating (leader vision, team way),
  • supporting (samen)
  • coaching (leader makes roles, but together)
  • directing (leader own decisions)
35
Q

Wat zijn manieren om om te gaan met VUCA?

A

being decisive, align, learn, anticipate what lies around the corner