Week 1: Globalisering Flashcards
1
Q
Drie hoofdvragen in de sociologie
A
- Ongelijkheid
- Cohesie
- Rationalisering
2
Q
Sociological imagination
A
Maak het onbekende bekend. Het vermogen om de context te zien die jouw individuele besluitvorming vormgeeft, evenals de beslissingen die anderen nemen.
3
Q
Three worlds model
A
- Eerste (geindustrialiseerd - rijk, NATO)
- Tweede (communistisch, Oost-Europa)
- Derde (niet-industrieel, arm)
4
Q
Problemen met de verdeling van Three worlds model
A
- Rijke landen gebruiken arme landen om rijk te worden
- Het impliceert een bepaalde rangorde (verdeling is niet neutraal, superioriteit)
- De verdeling is minder toepasselijk nu, wordt minder gebruikt
5
Q
Andere classificaties van globale ongelijkheid
A
- Developed vs. developing: hoog bbp vs. laag, mate van industrialisatie
- Majority vs minority: meerderheid van de wereld in de ontwikkelde landen vs. minderheid in de ontwikkelende landen. Minderheid bezit meerderheid
- Global south vs. global north: Koloniale dominantie en heerschappij -> onderontwikkelde economische/ sociale systemen, plundering van grondstoffen, etc. Globale onderlinge afhankelijkheid
6
Q
World model system
A
Wallerstein: relatief rijke kern, arme periferie en ertussenin. Landen zijn afhankelijk van elkaar
7
Q
Hoofdelementen sociale verandering
A
- Economische ontwikkeling
- Socioculturele verandering
- Politieke organisatie
8
Q
Socioculturele veranderingen
A
- Religie en geloof
- Communicatiesystemen
- Leiderschap
- Wetenschap en secularisering