week 1: colleges, VOs, ZOs Flashcards

1
Q

wat valt onder maatschappelijke verantwoordelijkheid van de arts?

A
  • Je inzetten voor preventie (‘gezondheidsbevorderaar’)
  • Je inzetten voor participatie (‘patiënt ondersteuner’)
  • Je inzetten voor veilige, doelmatige, toegankelijke en duurzame zorg (‘kwaliteitsverbeteraar’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

naar welke parameters kijk je bij opulatiebenadering?

A
  1. Hoe staat het met de volksgezondheid (wereld, continent, land, regio, wijk)? Belangrijke gevaren/deelproblemen, determinanten?
  2. Diagnostiek: Hoe stel je dat vast ? Hoe kunnen we de volksgezondheid meten en analyseren?
  3. Preventie en therapie: Hoe kunnen we de volksgezondheid verbeteren?
  4. Toekomst: hoe worden keuzes in het gezondheidsbeleid gemaakt? Wat is de rol van artsen hierin en wie is hierbij betrokken?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de bijdrage van verschillende determinanten van ziekte en ongezondheid als percentage van de totale ziektelast in NL (KENNEN)?

A

Gedrag
- roken 9,4%
- ongezonde voeding 8,1%
- weinig beweging 2,3%
- alcohol gebruik 1,5%

Persoonsgebonden
- hoge bloeddruk 6,7%
- hoge bloedsuikerspiegel 6,6%
- overgewicht 3,7%
- cholesterol 0,9%
- lage botdichtheid 0,7%

Arbeid
- stoffen/omgeving 3,0%
- psychische belasting 0,9%
- fysieke belasting 0,7%

Milieu
- buitenmilieu 3,5%
- binnenmilieu 0,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke parameters kun je gebruiken als diagnostiek bij volksgezondheid (uitgedrukt in DALY’s)?

A
  • ziekte en aandoeningen
  • sterfte en doodsoorzaken
  • functioneren en kwaliteit van leven
  • samengestelde volksgezondheidsmaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke gegevensbronnen gebruiken we?

A
  • Ziekten en aandoeningen: zorgregistraties (kanker, verloskunde, ongevallen, infectieziekten; GGD, huisartsen, SEH-afdelingen, klinische opnamen, IC opnamen); epidemiologisch onderzoek
  • Functioneren en kwaliteit van leven: gezondheidsenquêtes
  • Sterfte en doodsoorzaken: bevolkings- en doodsoorzakenregister
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de 5 ziektes met de hoogste incidentie in NL (2018)?

A
  • BLWI
  • infectie maag-darmkanaal
  • OLWI
  • letsel door prive/sportongevallen
  • influenza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de 5 ziektes met de hoogste prevalentie in NL (2018)?

A
  • nek- en rugklachten (2 miljoen)
  • artrose
  • angststoornissen
  • diabetes
  • visusstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het verschil tussen incidentie en prevalentie?

A
  • wordt bepaald door de duur van de aandoening
  • prevalentie is het product van de incidentie en de duur van de aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat valt onder doodsoorzaken en hoe coderen we dit?

A
  • In statistiek komt “onderliggende” of “primaire” doodsoorzaak
  • Door arts verplicht op te geven op formulier: terugredeneren vanuit
    “directe” doodsoorzaak
  • Gecodeerd volgens International Classification of Diseases (ICD-X)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe zit het met de sterfte in Nederland (2022)?

A
  • In 2022 overleden in Nederland 170.112 mensen. De aandoening waaraan de meeste mensen in 2022 overleden was dementie (ruim 16.000). Longkanker (ruim 10.000), beroerte (ruim 9.000), coronaire
    hartziekten (ruim 8.000) en COVID-19 (ruim 8.000) vormden de top vijf van doodsoorzaken die leiden tot de hoogste sterfte.
  • Wanneer we kijken naar ziektegroepen (ICD-10-hoofdstukken), overleden de meeste mensen aan kanker en goedaardige tumoren (nieuwvormingen, 28% ) en aan hart- en vaatziekten (23%) .
  • Vrouwen (83,1 jaar) hebben een betere levensverwachting bij mannen (80,1 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarin kun je de levensverwachting uitdrukken?

A
  • levensverwachting totaal
  • levensverwachting zonder chronische ziekten
  • levensverwachting in goed ervaren gezondheid
  • levensverwachting zonder beperkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het het ICF model, met voorbeelden erbij?

A

Gevolgen van ziekte voor functioneren:
- Op orgaanniveau: stoornis
(bijv. slechtziendheid)
- Op persoonsniveau: activiteiten beperking
(bijv. niet kunnen lezen)
- Op sociaal niveau: participatieproblemen
(bijv. kantoorwerk niet kunnen doen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een internationale methode om gevaren voor de volksgezondheid vast te stellen: de DALY (ziektelast)?

A
  • Internationale standaardmethode van WHO ziektelast te kwantificeren
  • YLL = Years of Life Lost = Verloren levensjaren door sterfte
  • YLD = Years Lived with Disability = Verloren gezonde jaren door beperkingen en handicaps
  • DALYs = Disability Adjusted Life Years = YLL+YLD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke factoren leiden tot een hoge ziektelast?

A
  1. hoge incidentie van sterfgevallen
  2. sterfte op relatief jonge leeftijd
  3. hoge prevalentie (incidentie*duur) van beperkingen en handicaps
  4. ernst van beperkingen en handicaps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat valt onder diagnostiek van volksgezondheidsproblemen: referentiekader?

A

Vergelijkingen naar tijd en/of plaats (relatieve probleemomvang):
- trendanalyses (‘neemt het probleem toe of af?’)
- internationale/regionale vergelijkingen (‘is het probleem groter of kleiner dan elders?’)
- vergelijkingen binnen Nederland (‘zijn er gezondheidsverschillen tussen groepen in de bevolking?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe doet Nederland het t.o.v. andere landen?

A
  • Minder hart- en vaatziekten, minder ongevalletsel; meer kanker, meer COPD
  • Geen duidelijk verschil in beperkingen en kwaliteit van leven
  • Lagere sterfte kinder- en middelbare leeftijd, hogere sterfte rond geboorte en ouderen
  • Levensverwachting mannen bovengemiddeld, vrouwen gemiddeld; geen duidelijk verschil in gezonde levensverwachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gezond is Nederland?

A
  • Volksgezondheid is meetbaar met verschillende indicatoren (incidentie,
    prevalentie, sterfte, ziektelast; registraties!)
  • Ziektelast: hoge bijdragen van gedragsfactoren (roken, voeding), persoonsgebonden factoren (hypertensie, DM, obesitas) en omgevingsfactoren in arbeid en milieu (o.a. luchtvervuiling)
  • Hoge ziektelast bij specifieke aandoeningen, grote verschillen tussen groepen (sociale ongelijkheid!)
  • Nederland in afgelopen decennia veel gezonder geworden, maar in
    middenmoot binnen Europa (vrouwen!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn de oorzaken van de overgang in 150 jaar van holoceen naar antropoceen (het tijdperk waarin het aardse klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit)?

A
  • landbouwrevolutie
  • industriele revolutie
  • ‘the great acceleration’: na de WO2 is door toegenomen vraag en grotere wereldbevolking de vraag naar grondstoffen gestegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat onderzoekt planetary health?

A

wat de impact van de door de mens veroorzaakte veranderingen in de natuurlijke systemen op aarde is op de gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn directe gevolgen van klimaatverandering op de gezondheid?

A
  • hitte
  • extreem weer
  • luchtvervuiling
  • infectieziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn directe gevolgen van klimaatverandering op de gezondheid?

A
  • voedselonzekerheid: door oogsten die in gevaar komen
  • mentale gezondheid: gevaarlijk weer en daarmee gepaard gaande bedreigingen
  • migratie, ontheemding en maatschappelijke onrust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe veel vroegtijdige sterfgevallen hebben we in NL door de klimaatverandering?

A
  • 9200 vroegtijdige sterftes
    wegens luchtvervuiling
    (Gezondheidsraad, 2018)
  • 250 extra sterfgevallen per jaar
    door hitte, toe te schrijven aan
    klimaatverandering (31%)
    (RIVM 2021)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Onze leefomgeving verandert, wat verandert onder andere?

A
  • Stijgende temperaturen
  • Stijgende zeespiegels
  • Verlies van biodiversiteit (e.g., disappearing pollinators, fishery collapse)
  • Ontbossing
  • Verzuring van de oceaan
  • Vervuiling van bodem, lucht en water
  • Meer extreme weersomstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat zijn de 9 planetary boundaries (omschrijven de grenzen die de planeet heeft waarbinnen men de gezondheid van zichzelf, de toekomstige generaties en de planeet kunnen waarborgen)?

A
  • klimaatverandering
  • chemische vervuiling (noval entities, zoals plastic in de natuur)
  • uitputting van de ozonlaag
  • luchtvervuiling
  • verzuring van de oceanen
  • stikstof- en fosforcyclus
  • zoetwatergebruik
  • verandering in landgebruik
  • verlies in biodiversiteit

momenteel zijn 6 van de 9 grenzen al overschreden, met biodiversiteitsverlies als meest en daarna klimaatverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat zijn de landen die het meest te kampen hebben met klimaatverandering?
de landen die het minste hebben bijgedragen aan de emissie van broeikasgassen CO2 uitstoot van bepaalde gebieden: - VS 40% - EU 28-29% - rest van Europa 13% - rest van 'global north' 10% - global south 8%
26
wat zijn kwetsbare groepen die de gevolgen van klimaatverandering het meeste ondervinden?
- armen - migranten - daklozen - vrouwen - ouderen - inheemse bevolkingen - kinderen - chronische ziekten
27
wat is mitigatie?
Mitigatie = Voorkomen van verdere klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen (groene energie, recyclen, minder verbruiken).
28
wat is adaptatie?
Adaptatie = Verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, paraatheid (nationaal hitteplan). (vergroening van steden zit er tussenin)
29
wat zijn co-benefits?
Co-benefits = mogelijkheden om de uitstoot van CO2 te verlagen hebben vaak ook positieve effecten op de volksgezondheid: van gezondheidsparadox (klimaatverandering) naar gezondheidskans - actieve mobiliteit - voeding en leefstijl - verbetering luchtkwaliteit - groene steden - toegang tot anticonceptie - gezinsplanning
30
wat zijn de 5 thema's in de Green Deal duurzame zorg?
- actievere inzet op gezondheidsbevordering - vergroten van kennis en bewustwording, duurzaamheid in de curricula van zorgonderwijs en de richtlijnen - verlagen van CO2-uitstoot, met als doel 30% CO2-reductie in 2026 en klimaatneutraal in 2050 voor vastgoed en vervoer - verminderen van primair grondstoffengebruik, met als doel 25% minder restafval in 2026 en maximaal circulaire zorg in 2050 - terugbrengen van de milieubelasting door medicatie
31
wat is de rol van de arts, als individu: wat past bij je? en als gemeenschap: wat hebben we nodig?
- Verduurzaming & mitigatie ○ Zorg = 7 % van de nationale CO2 voetafdruk ○ 2030 55% reductie van de CO2 uitstoot beoogd, in lijn met het Europese Akkoord (European Green Deal) - Adaptatie - Gezondheidsbevordering ○ voorlichting, politiek, beleid, activisme - Onderwijs - Onderzoek ○ mitigatie, adaptatie, gezondheidsverschillen, ethiek
32
Noem de twee belangrijkste soorten luchtverontreiniging.
fijnstof en stikstofoxiden (leiden samen tot gemiddeld 10-13 maanden kortere levensduur in NL)
33
wat zijn 2 gezondheidseffecten van luchtverontreiniging?
- inflammatie in de slijmvliezen van de luchtwegen en longen (astma en COPD) - oxidatieve stress geeft schade aan longweefsel, hart- en vaatweefsel en andere organen
34
wat zijn de 4 peilers van medische milieukunde?
- epidemiologie - toxicologie - politiek - communicatie
35
wat is het verschil tussen gevaar en risico?
- een gevaar (hazard) is iets dat een potentie heeft om iemand te beschadigen en dus het intrinsieke gevaar van een stof. - een risico (risk) is de kans dat een gevaar leidt tot schade, dit is afhankelijk van onder andere de dosis en duur vd blootstellingen er zijn vaan 2 soorten vraagstellingen m.b.t. blootstelling, namelijk - kan ziekte veroorzaakt zijn door de blootstelling? - kan blootstelling gezondheidseffecten geven?
36
wat is het nadelig effect van lood?
- Kinderen (0-7) zijn risicogroep - Veel hand-mondcontact - Nadelig effect lood op leervermogen (IQ-puntenverlies) - Loodinname kinderen is sterk gedaald maar het kan nog beter IQ-puntendaling erg? Geringe IQ-puntendaling, op individueel niveau niet meetbaar Op populatieniveau wel effecten merkbaar (m.n. bij ondergrens: zelfredzaamheid)
37
wat is de relatie tussen asbest en kanker?
Inademen van veel asbestvezels: - Longkanker - Mesothelioom (‘asbestkanker’) - Er zit 10-60 jaar tussen het contact met asbest en het optreden van kanker - Eierstokkanker en strottenhoofdkanker - Geen blootstelling-effectrelatie bekend - Kans veel kleiner dan kans op longkanker of mesothelioom kans op kanker door 1 asbestvezel is 1 op de biljoen, aan miljoenen blootgesteld in je leven
38
wat is PFAS?
- Zorgwekkende stof - Wijd verspreid in Nederland = onwenselijk - Velen blootgesteld boven gezondheidskundige grenswaarde - Teveel PFAS: gezondheidseffect niet uit te sluiten - Verminderde werking immuunsysteem, verhoogde ‘leverwaarden’, verhoogd cholesterol, lager geboortegewicht - Oorzakelijke relatie met kanker en andere ziekten onduidelijk - Nog veel wetenschappelijke onzekerheid → Goed dat onderzoek doorgaat. Onderzoeksprogramma RIVM 2023-2025
39
wat zijn de kernwaarden voor een gezonde leefomgeving?
- woonomgeving: rookvrije omgeving voor kinderen, aantrekkelijke plekken in de omgeving, leefomgeving draagt bij aan een gezond gewicht, wonen en druk verkeer zijn gescheiden en functies zijn goed gemengd, met overlastgevende bedrijven op afstand - mobiliteit: actief vervoer zoals lopen of fietsen is de standaard, tussen kernen zijn goede fiets- en OV verbindingen - gebouwen (openbaar): het binnenklimaat is prettig en gezond, minimaal een zijde van een woning is aangedaan en er zijn voldoende betaalbare, levensloopgeschikte woningen
40
wat zijn redenen dat mensen werken?
- Inkomsten - Voldoening (zinvol) - Sociale contacten - Tijdverdrijf - Ontwikkeling - Identiteit - Status - Identificatie met het bedrijf Draagt bij aan een betere gezondheid
41
waarin kun je de belastbaarheid van werk uitdrukken?
De 6 A’s: * Arbeids inhoud: Fysieke belasting * Arbeids omstandigheden: Werktempo / werkdruk * Arbeids verhoudingen: Onderlinge relaties / stijl van leidinggeven * Arbeids voorwaarden: Werktijden, beloning * Arbeids perspectief: Toekomst in dit werk? * Arbeids zingeving: Waar doe ik het voor? Het werk is veranderd, de problemen niet!
42
wat is de wetgeving voor gezond werk van werknemers?
- Arbowet: Geeft de kaders aan voor goede en gezonde arbeidsomstandigheden, o.a. risico-inventarisatie & -evaluatie, open spreekuur bedrijfsarts - Arbeidstijdenwet: Uren per week, kinderarbeid, nachtwerk - Wet Arbeid en Zorg: Combineren van werk en zorgtaken, o.a. zwangerschaps- en bevallingsverlof, zorgverlof
43
wat valt onder de arbovisie 2040?
- SER: adviezen om de arbeidsomstandigheden in ons land te verbeteren; ‘zelfregulering’ door de markt onvoldoende - Regering wil dat er in 2040 geen mensen meer overlijden door slechte arbeidsomstandigheden ('zero death’) - "Om dit te bereiken, moet het aantal arbeidsongevallen en zieken door en op het werk significant dalen. Dit kan alleen als alle werkgevers, opdrachtgevers en werkenden investeren in preventie en de arboregelgeving goed naleven." - Het kabinet wil het opstellen van een goede RI&E bevorderen met maatregelen - De regels voor veiligheid op het werk moeten eenvoudiger of duidelijker worden - Meer kennis nodig over gezond werken en betere handhaving van regels. - (NB: jaarlijks sterven er in Nederland 4000 mensen als (laat) gevolg van (slechte) arbeidsomstandigheden, daarvan 3000 door blootstelling aan gevaarlijke stoffen (met name kanker, hart- en vaatziekten, neurologische ziekten). CBS en RIVM)
44
wat is de toekomst van werk?
Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: - Groeiend aantal ZZP’ers (1,7 t.o.v. 8 miljoen) - Vergrijzing (in 2022: 10% werknemers 60+, in 2012: 4%) - Stijging pensioenleeftijd - Met chronische ziekte blijven werken (40% van de werknemers) - Nieuwe beroepen - Technologische ontwikkelingen - Kwaliteit, milieubewustzijn, zingeving.
45
hoe kan werk ziek maken en hoeveel mensen sterven er per jaar door ongunstige arbeidsomstandigheden?
- Ongevallen - Beroepsziekten (o.a. PTSS bij de Politie, mesothelioom) - Combinatie van factoren - Samenspel van belasting en belastbaarheid (balans / ICF-model) - Jaarlijks sterven 4000 mensen als gevolg van arbeidsomstandigheden, daarvan 3000 door blootstelling aan gevaarlijke stoffen - In 2023 67 doden direct gevolg arbeidsongeval
46
wat voor soort vraagstukken krijgt de bedrijfsarts?
- Arbeidsinhoud Mensen genezen? Zelfredzaam? Een gezonde samenleving? Wetenschap? Werken met kinderen, ouderen, werkenden? Een goed gesprek? * Arbeidsomstandigheden Ziekenhuis? Kleinschalig? Ivoren toren? In de samenleving? * Arbeidsverhoudingen In loondienst? Als zelfstandige? Jobhoppen? * Arbeidsvoorwaarden Verdiensten? Werktijden? Nachtdiensten? Vrije tijd? Werk-privébalans? * Arbeidsperspectief Baankansen? Carrière? Werken tot 70? * Arbeidszingeving Rol in een veranderende (zorg)wereld?
47
Werk en gezondheid: wat is het domein van bedrijfsarts en arbodienst?
* Boek Stronks en Burdorf ‘Leerboek Volksgezondheid en gezondheidszorg’, online, H5&6. * Arbodienst: veiligheidskundige, arbeidshygiënist, A&O-kundige, bedrijfsarts (kerndeskundigen Arbowet) * Bedrijfsarts: * ziek door het werk (arbeidsomstandigheden) * ziek voor het werk (ziekteverzuim) * gezond aan het werk (gezondheidsmanagement).
48
waar staat de arbodienst voor, wanneer wordt de bedrijfsarts ingezet en waar heeft deze een relatie mee?
arbodienst staat voor - veiligheidskunde - arbeidshygiene - arbeidsorganisatiekunde - bedrijfsarts bedrijfsartis wordt ingezet bij - ziekteverzuim - arbeidsomstandigheden - gezondheidsmanagement relatie met - client - werkgever - arbodienst - verzekeringsarts
49
wat wordt bedoeld met de epidemiologische transitie?
- De daling in sterfte gaat gepaard met een belangrijke verschuiving in ziekte- en sterftepatronen, waarbij sterfte aan infectieziekten wordt vervangen door chronische aandoeningen, hart- en vaatziekten en kanker - De “oorzaken” van ziekte en sterfte verschuiven van slechte sociale en fysieke omstandigheden in de omgeving naar individuele leefstijlfactoren, in tijden van modernisering en van toenemende welvaart - Roken, ongezonde voeding, en een tekort aan lichaamsbeweging komen aanvankelijk het meest voor onder hogere inkomensgroepen
50
hoe gaat planmatige gezondheidsvoorlichting en bevordering gezond gedrag?
- Analyse van de volksgezondheid - Analyse van risicofactoren - Analyse van de determinanten van gedrag - Ontwikkeling van interventie - Implementatie en disseminatie van interventie
51
wat valt onder gezondheidsvoorlichting en -opvoeding?
- Gezondheidsvoorlichting: “alle activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat mensen zich op vrijwillige basis gezonder willen en kunnen gedragen” - Interventies worden gebaseerd op theorieën van gedragsverandering: - Health Belief Model - Ervaren gezondheidsdreiging (ervaren risicoperceptie) - Evaluatie of eigen gedrag dreiging kan verminderen - Het Beredeneerd Gedrag Model
52
wat is het beredeneerd gedrag model?
- attitude: Mening en afweging voor- en nadelen Goed – slecht Gezond- ongezond Belangrijk – onbelangrijk Lekker – niet lekker Vinden anderen die belangrijk zijn voor jou (bv. partner, vrienden, ouders, kinderen) dat jij gedrag x moet uitvoeren? Wat doen anderen zelf? - ervaren subjectieve norm, intentie, gedrag - waargenomen gedragscontrole: Denk je dat je in staat bent om gedrag x uit te voeren, ook onder moeilijke omstandigheden, zoals geen tijd, geen zin, geen beschikbaarheid van middelen
53
wat is de de obesogene omgeving op microniveau?
- Fysiek: Wat is er beschikbaar? In de bedrijfs- of sportkantine In de buurt (parken, fiets- en wandelpaden) - Economisch: Wat kost gezond en ongezond eten in de supermarkt? - Politiek: Wat is het beleid? Thuis en op school - Sociaal-cultureel: Wat zijn (lokale) normen? Gedrag binnen sociale netwerken
54
wat is de de obesogene omgeving op macroniveau?
- Fysiek: Wat is er beschikbaar? Infrastructuur voor wandelen en fietsen - Economisch: Wat kost gezond en ongezond eten Belasting op suikerhoudende dranken BTW op groente en fruit - Politiek: Marketingverbod ongezonde voeding voor kinderen - Sociaal-cultureel: Gemeenschappelijke normen
55
wat is ROSE’S PARADIGMA?
Waarom krijgen sommige mensen obesitas’ is een heel andere vraag dan ‘Waarom is de prevalentie van obesitas in sommige landen (of buurten) veel hoger dan in andere landen (buurten)? - Oorzaken bij individuen - Oorzaken van de incidentie/prevalentie Het relatieve belang van oorzaken van een ziekte bij individuen kan (en zal) vaak heel anders zijn dan het relatieve belang van die factoren tussen populaties
56
wat is gezond ouder worden (“healthy ageing”)?
Gezond ouder worden is het proces waarin de kansen op lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid worden geoptimaliseerd zodat ouderen, zonder gediscrimineerd te worden, actief aan de samenleving kunnen deelnemen en een onafhankelijk leven kunnen leiden met een goede levenskwaliteit Fysieke kenmerken: - Voorzieningen op wandelbare afstanden - Openbaar vervoer - Straatverlichting - Groenvoorzieningen - Kwaliteit van straten
57
wat is Rose's paradigma?
- De (schijnbare) tegenstelling dat preventieve maatregelen op populatieniveau een grote gezondheidswinst opleveren, maar relatief weinig voor elk individu in die populatie - In andere woorden: Een preventiemaatregel met veel gezondheidswinst voor de bevolking, zal voor individuen weinig gezondheidswinst opleveren. - Is een klinisch relevant verschil een goed criterium om een preventieve maatregelen te beoordelen?
58
wat is stap 1 in Rose's paradigma?
Het verband tussen blootstelling en respons
59
wat is stap 2 in Rose's paradigma?
- Bereken in elke categorie van de blootstelling het relatieve risico op sterfte HVZ en de attributieve fractie - Referentie = sterfte aan hart- en vaatziekten onder diegenen met serum cholesterol < 4 mmol/l - Relatieve risico = Het relatieve risico is het absolute risico op sterfte HVZ van de ene groep (mensen met verhoogd cholesterol bloeddruk) gedeeld door het absolute risico op sterfte HVZ in de andere groep (mensen zonder verhoogd cholesterol) - Attributieve fractie = welke fractie van sterfte HVZ van de blootgestelde groep is te wijten is aan de blootstelling zelf (AF = (RR – 1) / RR).
60
wat is stap 3 in Rose's paradigma?
Wat is de verdeling van blootstelling in de populatie?
61
wat is stap 4 in Rose's paradigma?
Bereken nu op basis van de verdeling van serum cholesterol in de populatie (stap 3) de sterfte aan HVZ in elke categorie (stap 2, en baseline rate)
62
wat is stap 4 in Rose's paradigma?
Bereken nu het aantal doden door HVZ in elke categorie, dat wordt veroorzaakt door het verhoogde serum cholesterol, dus AF * HVZ doden
63
wat is stap 6 in Rose's paradigma?
Het beroemde plaatje van Geoffrey Rose (step 6): Bereken voor elke categorie serum cholesterol wat de bijdrage is (%) aan de oversterfte aan HVZ door verhoogd cholesterol (het getal boven elke staaf)
64
wat was de doorbraak-gedachte van Geoffrey Rose?
1. De grootste gezondheidswinst in de populatie is te boeken in de groep met een matig verhoogd risico op sterfte 2. Ergo, preventiebeleid dat een kleine verschuiving in de verdeling van de risicofactor richting gezonde mensen realiseert, kan veel effectiever zijn dan een preventiebeleid dat zich alleen richt op de mensen met het hoogste risico (Dus: populatie-aanpak ipv hoog-risico benadering)
65
Wanneer is Rose’s paradigma van toepassing?
De volgende voowaarden zijn belangrijk: 1. Als het risico op ziekte gradueel stijgt met toenemende blootstelling, en 2. lage niveaus van blootstelling zeer veel voorkomen in de populatie, dan 3. zullen personen met een klein risico meer bijdragen aan de ziektelast, dus 4. ligt dan de populatiebenadering in preventiebeleid meer voor de hand. Concrete voorbeelden: - Obesitas - Gebrek aan bewegen - Voeding (suiker, zout, vet)
66
wat is primaire preventie (populatie benadering)?
Het voorkomen van nieuwe gevallen van ziekten door het wegnemen of verminderen van de onderliggende oorzaken - loodvrije benzine, autogordel, rookverbod
67
wat is secundaire preventie (‘screening’ hoog-risico benadering)?
Het opsporen van een aandoening in een zo vroeg mogelijk (pre-klinisch) stadium, zodat vroege behandeling mogelijk is en verergering van de ziekte wordt voorkomen - bevolkingsonderzoek borstkanker
68
wat is tertiaire preventie?
Het voorkomen of beperken van de gevolgen van een vastgestelde aandoening - beweegprogramma in revalidatie na hartfalen
69
wat is gezondheidsbescherming?
Aanpak van omgeving van de mens om kans op blootstelling aan risicofactoren te verkleinen - rookverbod, riolering, rotonde
70
wat is gezondheidsbevordering?
Het bevorderen van gezond gedrag - lesprogramma op scholen, voorlichtingscampagne, gezonde kantine
71
wat is ziektepreventie?
Programma’s gericht op het voorkomen van specifieke (infectie)ziekten - vaccinatieprogramma DKTP
72
wat is universele preventie?
Algemene bevolking: bevordert en beschermt actief de gezondheid van de bevolking - autogordel, vaccinatie kinderziekten, rookverbod (populatie-benadering)
73
wat is selectieve preventie?
Bevolkingsgroepen met verhoogd risico: voorkomen dat personen met verhoogd risico voor een bepaalde aandoening daadwerkelijk ziek worden - neonatale screening, inzet statines, screening kanker (hoog-risico benadering)
74
wat is geïndiceerde preventie?
Individuen met beginnende klachten: voorkomen van verergering tot een aandoening - training voor mensen met slaapproblemen, omgaan met spanningen
75
wat is zorggerelateerde preventie?
Individuen met ziekte: voorkomen van complicaties en beperkingen - beweegprogramma bij behandeling van personen met depressie of met diabetes
76
wat is het belang van primaire preventie in de artsenpraktijk?
- de meeste winst van volksgezondheid kan worden verkregen door preventie en bevordering van een gezonde leefstijl
77
wat zijn de fasen van motiverende gespreksvoering?
- engaging: zullen we samenwerken? - focusing: wat moet er veranderd worden? - evolking: waarom zou ik dit veranderen? - planning: hoe moet ik veranderen?
78
wat is het stages of change model?
- precontemplatie: overwegen (nog) niet om gedrag 'x' te veranderen - contemplatie: overwegen gedrag 'x' te veranderen, maar nog niet op korte termijn - preparatie: van plan om binnen weken te beginnen met de verandering - actie: recent begonnen met nieuwe gedrag - behoud: nieuwe gedrag minstens zes maanden volgehouden
79
wat zijn de belangrijkste uitgangspunten van motiverende gespreksvoering?
1. empathische houding 2. naast de patient staan 3. ambivalentie exploreren (let op behoud- en verandertaal) 4. focus op verandering 5. aansluiten bij fase patient
80
wat is de procedure bij overlijden?
Wat? 1. Lijkschouw: vaststellen overlijden 2. Invullen verklaring van overlijden (A-verklaring) 3. Invullen doodsoorzaakverklaring (B-formulier) Wie? - Behandelend arts: - Alleen als hij/zij zeker is van een natuurlijke dood - Alleen als overledene meerderjarig is - Anders: gemeentelijke lijkschouwer
81
wat zijn oorzaken van een niet natuurlijke dood?
- Ongeval - Verdrinking - Verstikking - Geweld: moord, doodslag, mishandeling - Vergiftiging - Overdosis - Suïcide - Actieve levensbeëindiging zonder verzoek - Zwangerschapsafbreking na 24 of meer weken zwangerschap - Overlijden ten gevolge van een (para)medische fout - Hulp bij zelfdoding - Euthanasie
82
Invullen doodsoorzaken verklaring: wat is de systematiek van invullen?
- Is er sprake van een natuurlijke dood? - Wat is de keten van gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid? (Van “directe” doodsoorzaak terug in de tijd van symptomen naar grondlijden) - Wat is de onderliggende doodsoorzaak (1c)? = grondlijden - Wat zijn de (eventuele) secundaire doodsoorzaken?
83
waar moet je op letten bij de betrouwbaarheid van doodsoorzakenstatistieken?
- Hoog voor frequente hoofdgroepen, zoals kanker of hartinfarct - Veel lager voor specifieke subgroepen en chronische ziekten, zoals diabetes of nierfalen
84
waarvoor doe je standaardisatie?
Voor vergelijking van sterftecijfers van verschillende populaties, met correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw - Hoe? - Bereken verwachte sterfte in een hypothetische situatie - met identieke leeftijdsopbouw als voor referentie populatie (en leeftijdsspecifieke sterfte van onderzoekspopulatie) - met identieke leeftijdsspecifieke sterfte als in referentie populatie (en leeftijdsopbouw van onderzoekspopulatie)