tentamenvragen Flashcards
Om overgewicht bij kinderen terug te dringen, willen de wethouders van de 4 grote steden in Nederland dat de regering een suikertaks gaat
invoeren. Hierin worden suikerhoudende dranken extra belast.
In een brief in de NRC van december 2019 wezen deze wethouders erop dat meer dan de helft van de kinderen in de 4 grote steden kampt
met overgewicht. Daarbij wezen ze ook op dat de frisdrankconsumptie en het overgewicht bij kinderen in Engeland is gedaald na invoering
van een suikertaks.
- Welke twee beleidscriteria uit de ‘public health aanpak’ gebruiken de wethouders in hun pleidooi? (2p)
Vanwege tegenargumenten uit onder meer de industrie en de detailhandel heeft de regering nog géén suikertaks ingevoerd in Nederland.
- Op welke beleidscriteria uit de ‘public health aanpak’ zouden deze tegenargumenten betrekking kunnen hebben? (4p)
Noem twee van deze criteria en licht deze kort toe met betrekking tot de invoering van een suikertaks als beleidsmaatregel.
- Absolute omvang (1 punt) ; meer dan de helft van de kinderen heeft overgewicht
- Effectiviteit (1 punt) ;overgewicht bij kinderen in Engeland na suikertaks gedaald
- Effectiviteit (of doelmatigheid) ( 1 punt) Nog onvoldoende bewijs voor effectiviteit of doelmatigheid van de maatregel (1 punt)
- Mogelijke minder ingrijpende alternatieven die tenminste even effectief zijn (1 punt). Vrijwillige reductie van het suikergehalte van frisdranken door de industrie of Stimulering beperking frisdrankgebruik door voorlichting aan ouders en op scholen of maatregelen door de gemeenten zelf; bv inrichten watertappunten (1 punt)
- Mogelijke ongewenste gevolgen (of financiële haalbaarheid) (1 punt). Ongelijkheid; producten worden te duur voor arme gezinnen (1 punt)
In Nederland overlijden jaarlijks meer dan 600 mensen ten gevolge van een vervoersongeval. De sterftecijfers verschillen sterk per regio.
Onderstaand figuur geeft de Comparative Mortality Figures (CMF), uitgedrukt als percentage, voor sterfte aan vervoersongevallen per
GGD-regio, waarbij Nederland als referentiepopulatie is gebruikt om te standaardiseren naar leeftijd en geslacht.
- Noem de standaardisatiemethode die is toegepast om de GGD-regio’s met elkaar te vergelijken. (1p)
GGD Regio Rotterdam Rijnmond heeft een CMF van 54, en GGD Regio Zeeland heeft een CMF van 161.
2. Hoe moeten deze cijfers voor de Regio Rotterdam Rijnmond en de Regio Zeeland geïnterpreteerd worden? (2p)
- Directe standaardisatie (1 punt)
2.
Gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht is sterfte aan vervoersongevallen in de GGD Regio Rotterdam Rijnmond ongeveer de helft van die in Nederland als geheel.
Ook correct: 54% van de sterfte aan vervoersongevallen in Nederland als geheel. Ook correct: 46% lager dan in Nederland als geheel. (1punt)
Gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht is sterfte aan vervoersongevallen in de GGD Regio Zeeland 1.61 keer zo hoog in Nederland als geheel.
Ook correct: 1.6 keer zo hoog; meer dan anderhalf keer zo hoog.
Ook correct: 61 % hoger dan in Nederland als geheel. (1 punt)
Alternatief dat ook goed is, waarbij Regio Zeeland en Regio Rotterdam direct met elkaar vergeleken worden
Ook correct: Sterfte in regio Zeeland is bijna drie keer zo hoog (161/54) als in de regio Rotterdam Rijnmond. (2 punten)
Rond 1900 deed zich in veel westerse landen een grote verandering voor in de relatie tussen staat, samenleving en gezondheidszorg. De
historicus Roy Porter vatte deze transformatie samen met de oneliner: ‘The ship of state took health on board’.
Welke twee cruciale ontwikkelingen beschrijft Porter met deze ene zin en licht deze toe? (4p)
- Enorme schaalvergroting: de (nationale) staat ging zich met de volksgezondheid bemoeien
- Ontwikkeling van bestrijding van (vooral besmettelijke) ziekten naar bevordering van gezondheid
Er wordt een nieuwe interventie ontwikkeld, waarin deelnemers via een App persoonlijke feedback krijgen over hoeveel fysieke activiteit ze dagelijks ondernemen.
Uit een gerandomiseerde studie in de algemene bevolking blijkt dat door deze interventie het lichaamsgewicht in de interventiegroep met 0,5 BMI-punten is gedaald (ten opzichte van de controlegroep).
In de discussie over grootschalige invoering van de App in Nederland zijn de meningen verdeeld. Een deskundige stelt dat de invoering niet gerechtvaardigd is, omdat de verandering van 0,5 BMI-punten géén klinische relevantie heeft.
Geef twee argumenten waarom deze deskundige géén gelijk heeft. (2p)
- De preventie-paradox van Rose leert ons nu juist dat kleine veranderingen op individueel niveau grote gezondheidswinst in de populatie kunnen opleveren, als de APP als primaire preventie wordt ingezet.
- Klinisch relevant verschil zegt alleen iets over effectiviteit op individueel niveau, en het gaat hier om de populatie.
Het concept van “age-friendly cities” heeft drie pijlers:
1. gelijkheid
2. een inclusieve sociale omgeving
3. toegankelijke fysieke omgeving/voorzieningen
Onderzoek in Londen toont aan dat het gratis beschikbaar maken van het openbaar vervoer voor ouderen gunstig is voor het mentale
welzijn van ouderen.
Geef aan hoe deze drie pijlers aansluiten op bovenstaande interventie. (3p)
- Gelijkheid:
Doordat het openbaar vervoer gratis beschikbaar is voor ouderen, kunnen ook mensen met een laag inkomen gebruikmaken van deze voorziening. Dit voorkomt sociale ongelijkheid in mobiliteit en toegang tot stedelijke voorzieningen.
- Inclusieve sociale omgeving:
Gratis OV maakt het gemakkelijker voor ouderen om sociale contacten te onderhouden, familie en vrienden te bezoeken en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. Dit bevordert sociale inclusie en voorkomt eenzaamheid.
- Toegankelijke fysieke omgeving/voorzieningen:
Door gratis OV wordt de stad fysiek toegankelijker voor ouderen, vooral voor mensen met beperkte mobiliteit. Ze kunnen zich gemakkelijker verplaatsen naar winkels, medische voorzieningen en recreatieve activiteiten.
Uit de evaluatie van de Zorgverzekeringswet is gebleken dat zorgverzekeraars voorspelbare winsten maken op gezonde verzekerden en voorspelbare verliezen lijden op chronisch zieken. Deze voorspelbare winsten en verliezen geven zorgverzekeraars een financiële prikkel om aan risicoselectie te doen.
Noem twee nadelige effecten van risicoselectie en licht deze toe. (4p)
- Risicoselectie vormt een bedreiging voor de kwaliteit van zorg.
Toelichting: Zorgverzekeraars maken voorspelbare verliezen op chronisch zieken en hebben daardoor minder financiële prikkels om te investeren in de kwaliteit van zorg voor deze groep. Dit kan leiden tot minder investeringen in gespecialiseerde behandelingen en innovaties voor chronische aandoeningen, waardoor de kwaliteit van zorg achteruitgaat.
- Risicoselectie vormt een bedreiging voor de risicosolidariteit.
Toelichting: Gezonde verzekerden en chronisch zieken worden door risicoselectie in verschillende zorgpolissen verdeeld. Zorgverzekeraars met veel chronisch zieken moeten hogere premies vragen, terwijl verzekeraars met voornamelijk gezonde verzekerden goedkopere polissen kunnen aanbieden. Dit ondermijnt de solidariteit binnen het zorgstelsel, waarbij de kosten normaal gesproken gedeeld worden tussen gezonde en minder gezonde mensen.
- Risicoselectie vormt een bedreiging voor de doelmatigheid van zorg.
Toelichting: Als verzekeraars meer winst kunnen maken door risicoselectie dan door efficiëntere zorgverlening, ontstaat minder prikkel om te investeren in doelmatigheid. Dit kan leiden tot verspilling van middelen en een minder efficiënt zorgstelsel.
Bij de uitvoering van de Zorgverzekeringswet speelt het zogenoemde risicovereveningsysteem een belangrijke rol.
Wat wordt bedoeld met “vereveningsbijdragen”?
Het risicovereveningssysteem binnen de Zorgverzekeringswet is ontworpen om te voorkomen dat zorgverzekeraars financieel worden benadeeld door het hebben van relatief veel chronisch zieke en oudere verzekerden, die hogere zorgkosten maken.
- Vereveningsbijdragen zijn compensaties van de overheid aan zorgverzekeraars voor verzekerden met een slechtere gezondheid en een hogere zorgconsumptie.
- Dit systeem voorkomt risicoselectie, waarbij zorgverzekeraars vooral gezonde mensen zouden willen aantrekken.
- Hierdoor blijft de zorgpremie voor iedereen betaalbaar en blijft de solidariteit in het systeem behouden.
Je bent afgestuurde Erasmusarts en volgt de opleiding tot arts Maatschappij en Gezondheid, profiel Infectieziektebestrijding. In de module ‘outbreak onderzoek’ wordt het onderzoek naar de bron van een uitbraak van febris typhoideaofwel buiktyfus in Trinidad in 1971 besproken:
Half april 1971 wordt er melding gemaakt van 70 cases van buiktyfus onder scholieren in verschillende delen van het eiland. De cases waren gerapporteerd op basis van klinische diagnose of positieve kweekuitslag op Salmonella thypi en opname in de ziekenhuizen van de drie grootste steden van het eiland. Informatie over de bron was nog niet beschikbaar, maar voedsel/voedingsmiddel werd sterk verdacht. Inmiddels bevindt het uitbraakonderzoek zich in de stap waarin met behulp van een casusdefinitie de cases actief zijn opgespoord en geïnterviewd.
Met behulp van vragenlijsten zijn onder andere identificatie, demografische gegevens, klinische informatie en informatie over risicofactoren verzameld.
Leg uit hoe deze gegevens in de eerst volgende stap van het uitbraakonderzoek nader worden geanalyseerd en waarom.
- Beschrijving naar tijd: epidemische curve om het aantal cases in tijd weer te geven; hoe gedraagt de epidemie zich in de tijd. waarom (mogelijke
antwoorden): het tijdstip van aanvang uitbraak; patroon/soort epidemie (punt bron; continue bron; mens-op-mens overdracht) achterhalen; fase waarin
uitbraak bevindt. - Beschrijving naar plaats: uitzetten (plotten) van cases op een kaart. waarom (mogelijke antwoorden): spreiding van de uitbraak; clusters/concentratie van cases op een bepaalde locatie, bijv. een bepaalede schoolklas, rondom bepaalde winkel.
- Beschrijving naar persoon: verdeling naar leeftijd, geslacht, welke klas, wel/niet andere ziekten, eetpatroon, waarom (mogelijke antwoorden): wie zijn de cases en wie loopt een hoog risico op blootstelling/ziekte na blootstelling.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt een nieuwe nota op over primaire preventie-aanpak voor beweging in Nederland.
Om een onderbouwde keuze te maken welke effectieve interventies moeten worden uitgevoerd, selecteert een werkgroep interventies die voldoen aan een aantal criteria. Een werkgroeplid stelt als eerste criterium voor: ‘er is een klinisch relevant verschil in fysieke of mentale gezondheid als primaire uitkomstmaat in een gerandomiseerde studie’.
Geef twee argumenten waarom het criterium van de werkgroeplid niet zinvol is? (2p)
- Primaire preventie richt zich op de gehele bevolking, en de preventie-paradox van Rose leert ons nu juist dat kleine veranderingen op individueel niveau grote gezondheidswinst in de populatie kunnen opleveren.
- Klinisch relevant verschil zegt alleen iets over effectiviteit op individueel niveau, en het gaat dan niet om primaire preventie, maar hooguit om selectieve interventie in hoog-risicogroepen.
Het concept van “age-friendly cities” heeft drie pijlers:
1. gelijkheid
2. een inclusieve sociale omgeving
3. toegankelijke fysieke omgeving/voorzieningen
Stel, de gemeente Amsterdam besluit door bezuinigingen de helft van het aantal bus- en tramhaltes op te heffen.
- Leg uit wat de gevolgen zijn van deze interventie op zowel de pijler inclusieve sociale omgeving en de pijler toegankelijke fysieke omgeving. (2p)
Hoewel beredeneerd kan worden dat alle ouderen in de stad nadeel hebben van het opheffen, en dat deze interventie daarmee niet
aansluit op de pijler ‘gelijkheid’, is het toch mogelijk dat mensen uit lagere inkomensgroepen meer hinder ondervinden van deze interventie.
- Leg uit waarom? (2p)
- Op de fysieke omgeving én de sociale omgeving
- Fysiek: Voorzieningen worden slechter bereikbaar
- Sociaal: Mensen kunnen elkaar minder makkelijker ontmoeten. - lagere SES vaak slechtere gezondheid, slechter ter been om grotere afstanden af te leggen naar verder gelegen haltes. Zij hebben ook minder vaak middelen om als alternatief bv een dure taxi te nemen.
Je bent coassistent op de afdeling Longziekten in een ziekenhuis en mag meelopen met een werkgroep die het regionale antistollingsbeleid
bij klinisch opgenomen COVID-patiënten wil verbeteren, gezien het risico op longembolie bij deze patiëntengroep. Allereerst worden de verbetermaatregelen in kaart gebracht met een onderzoek op een Safety II-manier. Beschrijf hoe jij dit onderzoek zou aanpakken.
- Noem een geschikte Safety II onderzoeksmethode om mogelijke verbetermaatregelen in kaart te brengen en beschrijf welk
aspect(en) van het zorgproces rondom antistolling bij COVID- patiënten je hierbij onderzoekt dan wel vergelijkt. - Noem vier professionals die minimaal in de werkgroep zouden moeten zitten en geef per werkgroeplid in één zin aan
waarom je deze professional wilt betrekken.
1.
- FRAM of Functional Resonance Analysis Method: 2p
- Videoreflectie: 2p
- Patient journey: 2p
- (Disguised) observation: 2p
- Interviews: 2p
- Briefing/debriefing is niet geschikt voor dit onderwerp, omdat het (in vergelijking met bijv. een operatie of een bevalling waar dit veel gebruikt wordt) een groot regionaal proces is dat over meerdere zorginstellingen en dagen verspreid is.
Uitleg:
- ‘the work as done’ vergelijking met ‘the work as imagined’ bij (FRAM en) Functional Resonance Analysis Method: 2p
- Dagelijkse gang van zaken of huidige (deel)proces of vergelijkbare termen bij videoreflectie/patient journey/(disguised) observation/interviews: 2 p
- Zorgproces in kaart brengen of vergelijkbare termen bij videoreflectie/patient journey/(disguised) observation/interviews: 1 p
- Correcte omschrijving van vergelijking work as done vs. work as imagined of dagelijkse gang van zaken of huidige (deel)proces of vergelijkbare termen
als focus van onderzoek zonder naam van methode: 2 p
- Wat er goed gaat of vergelijkbare bewoordingen als focus van onderzoek: 1p
2:
Team:
- Hematoloog/internist met toevoeging met betrekking tot (anti)stolling/cardioloog
- Longarts
- Apotheker
De genoemde teamleden moeten betrokken zijn bij het zorgproces rondom antistollingsbeleid bij COVID-patiënten in brede zin van het woord. De reden moet wel betrekking hebben op antistollingszorg bij COVID-patiënten en/of Safety II.
Bijv. een teamleider die de medewerkers van de bloedprikdienst (voor bijv. anti-Xa- of INR-bepalingen) op de afdeling aanstuurt is ook goed.
In Harare, de hoofdstad van Zimbabwe, is door de financiële malaise in het land het aantal artsen en verplegers voor hiv zorg afgenomen.
De werkeloosheid onder de bevolking is hoog en getrainde gezondheidswerkers zoeken vaak hun heil buiten Zimbabwe.
Om ervoor te zorgen dat de hiv bestrijding in de stad tóch op pijl blijft, heeft de overheid besloten om een groot deel van de zorg te
decentraliseren en “task shifting” in te zetten. Zowel het testen als de basale zorg wordt gedecentraliseerd: mensen die zich willen laten
testen op hiv, en mensen met hiv, kunnen voortaan terecht bij gemeenschappelijke punten in hun eigen wijk. Hier zorgen laag-getrainde gezondheidswerkers in de gemeenschap voor het uitvoeren van de test, controleren ze de hiv patiënten op algemene gezondheid,
distribueren ze medicijnen, en verwijzen ze de mensen eventueel door naar de kliniek voor zorg van verplegers en/of artsen.
Noem twee voordelen en twee nadelen van deze aanpak. (4p)
Voordelen:
1. Hiv-zorg blijft zoveel mogelijk toegankelijk voor iedereen die het nodig heeft
2. Zorg wordt efficiënter, de kosten van behandeling nemen af door lagere salariskosten en lagere facilitaire kosten
3. Klinieken en gezondheidswerkers worden ontzien voor het uitvoeren van basiszorg, en kunnen zich zo beter op kritieke patiënten richten.
4. Er worden relatief laaggeschoolde banen gecreëerd, wat positieve gevolgen kan hebben voor de werkeloosheid onder de bevolking
Nadelen:
1. De kwaliteit van de zorg zal waarschijnlijk afnemen, aangezien mensen niet standaard door gespecialiseerde verplegers en artsen worden gezien
2. Issues rond privacy en stigmatisering: Als mensen hun hiv medicijnen in de lokale gemeenschap bij centrale ophaalpunten kunnen ophalen, kunnen ze herkend worden, zeker als de gezondheidswerkers ook mensen uit de gemeenschap zijn.
3. Doordat het testen op hiv juist toegankelijker wordt, kan de zorg verder overbelast worden door een toename in tests, resulterend in meer hiv patiënten die gevonden worden, en dus een toename in aantallen mensen die zorg nodig hebben
Met de invoering van de Zorgverzekeringswet (2006) vervullen zorgverzekeraars de rol van “zorginkoper”. Door deze rol bij
zorgverzekeraars neer te leggen hoopt de overheid doelmatigheid in het zorgstelsel te bevorderen. Verzekeraars kunnen deze rol alleen
waarmaken als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Twee van deze voorwaarden zijn de ‘beschikbaarheid van informatie over de kwaliteit van zorg’ en ‘een adequate risicoverevening’.
Leg uit waarom deze twee voorwaarden belangrijk zijn voor zorgverzekeraars om hun rol als zorginkoper te kunnen
waarmaken? (4p)
- Een adequate risicoverevening compenseert verzekeraars voor de voorspelbaar hoge kosten van ouderen en chronisch zieken. Zonder adequate risicoverevening zijn chronisch zieken voorspelbaar verliesgevend voor verzekeraars. Dit ontmoedigt verzekeraars om voor deze groep goede zorg in te kopen.
- Informatie over de kwaliteit van zorg is noodzakelijk voor zorginkoop op basis van kwaliteit. Zonder goede kwaliteitsinformatie kunnen verzekeraars geen onderscheid maken tussen kwalitatief-goede en kwalitatief-slechte zorg.
Je bent masterstudent Geneeskunde. Voor je masteronderzoek doe je onderzoek naar de ziektelast door fijnstof binnen het programma
van de Global Burden of Disease.
Als eerste richt je je op de ziektelast in disability-adjusted life years (DALYs) door de blootstelling aan fijnstof in een grote Zuid-Amerikaanse miljoenenstad. Je vraagt de gegevens over sterfte als gevolg van acute en lange termijn blootstelling aan fijnstof in de periode 2010-2016 op bij het plaatselijke Centraal Bureau van Statistiek (CBS). Hiermee ga je de ‘years-of-life-lost’ berekenen.
Noem vier primaire preventie maatregelen die ingevoerd kunnen worden om de ziektelast door fijnstof te kunnen verlagen in deze Zuid-Amerikaanse stad. (4p)
- Gericht op verkeer
Gebruik schone brandstof/subsidies op roetfilters
Invoeren milieuzone voor vrachtwagens OF aanpak/verleggen verkeerstromen
Aanpak woon-werkverkeer
Verminderen gebruik van ‘oude’ (vuile) auto’s, motoren (scooters) in de stad OF stimuleren gebruik van schone auto’s die elektrisch,
hybride rijden, op aardgas, waterstof rijden
autovrije dagen OF maximum snelheid verlagen
Stimuleren OV-gebruik en meer elektrisch OV (bussen)
Stimuleren fietsgebruik en - Gedrag
Vergroten (publieke) bewustzijn over de gevolgen van fijnstof op de gezondheid (Voorlichting, campagnes)
App (bijv.Clean Air) die mensen waarschuwen bij hoge fijnstof in de lucht
Gebruik houtskool - Aanpak in fysieke omgeving e.a.
Meer groen in de stad
aanleggen goede fietspaden (voetgangersgebieden)
Uitstoot door industrieën (gebruik kolen voor opwekken energie?)
Je bent basisarts en volgt de opleiding tot arts Maatschappij en Gezondheid, profiel Infectieziektebestrijding. In de module ‘foodborne diseases outbreak’ wordt onderzoek gedaan naar de bron van een uitbraak veroorzaakt door E. coli O157:H7 in een Amerikaanse stad:
- In de laatste week van juni 1997 werd door het plaatselijke laboratorium een toename in het aantal besmettingen met E. coli O157:H7 gemeld bij de plaatselijke GGD blijkend uit het testen van feceskweken.
- Er waren 52 gevallen gemeld, vergeleken met 18 gevallen in juni 1996. Uit voorlopige onderzoeken werden geen duidelijke verbanden
tussen de patiënten gevonden. De toename van het aantal gevallen zette zich voort in juli 1997.
Het huidige aantal gevallen overstijgt dus het verwachte aantal, maar de toename kan ook zijn veroorzaakt door andere redenen.
Noem vier mogelijke redenen voor de toename van het aantal gemelde en in het laboratorium bevestigde gevallen. (4p)
- verhoogde kweek van ontlasting / problemen met het kweken van ontlasting zijn vastgesteld
- start van nieuwe of veranderingen in testen door het laboratorium
- laboratoriumfout bij identificatie
- besmetting van culturen/kweken
- wijzigingen in meldingsprocedures; wijzigingen in de rapportagepraktijken van laboratoria of artsen
- fouten bij gegevensinvoer OF verandering in personeel
- veranderingen in demografie van de bevolking
- veranderingen in diagnostische praktijken van artsen
wat zijn de 4 kerndeskundigen volgens het Arbobesluit behorende bij de Arbowet die bij de arbodienst werken?
- Bedrijfsarts
Heeft een medische achtergrond en richt zich op ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en preventie van beroepsziekten.
Adviseert zowel werkgever als werknemer over gezond en veilig werken. - Veiligheidskundige
Richt zich op arbeidsveiligheid, ongevallenpreventie en risicobeheer.
Voert onder andere RI&E (Risico-Inventarisatie en -Evaluatie) uit. - Arbeidshygiënist
Onderzoekt en adviseert over arbeidsomstandigheden die de gezondheid kunnen beïnvloeden, zoals gevaarlijke stoffen, geluid, trillingen en ventilatie. - Arbeids- en organisatieadviseur
Adviseert over psychosociale arbeidsbelasting, werkstress en organisatieveranderingen.
Geef puntsgewijs vier verschillende gezondheidsbevordering maatregelen om Doel 1 te behalen onder jongeren van 12-19 jaar. (4p)
- Fysiek:
verbod op verkoop van alcohol aan minderjarigen in winkels, sportkantines, restaurant etc) - Economisch:
accijns op alcohol verhogen - Politieke:
verhogen leeftijdgrens voor gebruik en koop alcohol
(gerelateerd aan wet-/regelgeving rondom van alcohol) - Social-cultureel: Massamediacampagne (posters, reclame, tv spot) voor bewustwording gezondheidsrisico’s van alcoholgebruik
- Voorlichting aan ouders, jongeren op scholen, sportvelden:
bewustwording gezondheidsrisico’s van overmatig
alcoholgebruik. (vergroten kennis) - (Les)programma gericht op het vergroten/verhogen motivatie, intentie, attitude, eigen-effectiviteit
De medisch-socioloog David Armstrong duidt de preventieve gezondheidszorg, zoals die zich sinds het begin van de 20e eeuw heeft
ontwikkeld, enigszins kritisch aan als ‘surveillance medicine’. Het begrip ‘surveillance’ vat in feite twee andere begrippen samen: ‘medicalisering’ en ‘disciplinering’.
In welke opzichten of op welke manieren is de opkomst van ‘surveillance medicine’ volgens Armstrong gepaard gegaan met
medicalisering en disciplinering?
- Noem twee punten of aspecten die betrekking hebben op ‘medicalisering’ en licht ze kort toe.
- Noem twee punten of aspecten die betrekking hebben op ‘disciplinering’ en licht ze kort toe.
- ‘Pathologisering van het normale’. Kenmerkend voor surveillance medicine is dat de hele ‘normale’ bevolking of populatie (‘mr and mrs
Average and their childeren’) wordt gemonitord en gescreend op mogelijke gezondheidsproblemen en dus ‘doelgroep’ werd. Het medische domein beperkte zich niet langer tot zieke mensen of specifieke probleem groepen, maar in zeker zin tot álle mensen. Surveillance medicine ging zo gepaard met expansie van het medische domein en dat is een vorm van medicalisering. - Vervaging van grenzen tussen ziek en gezond. ‘Surveillance medicine’ was sterk gericht op ‘vroege opsporing’ en preventie, daardoor
kwamen ook ‘asymptomatische ziekten’ en ‘risicofactoren’ zoals hoog cholesterol en hoge bloeddruk in beeld, en werden mensen - die
vóór de opkomst van surveillance medicine als gezond golden en nog niet in beeld waren als ‘patiënt - daar ook voor behandeld om ernstige ziekte in de toekomst te voorkomen. Dus hier ook: expansie van het medische domein. - Het ontstaan van een ‘risicocultuur’. Surveillance medicine droeg bij aan de medicalisering van de samenleving, van de cultuur, de
attitude van mensen tegenover ziekte en gezondheid. Mensen werden over het algemeen meer ‘gezondheidsbewust’, hielden zich meer bezig met mogelijke gezondheidsrisico’s (paradox ‘doing better, feeling worse’).
- ‘Pathologisering van het normale’. Kenmerkend voor surveillance medicine is dat de hele ‘normale’ bevolking of populatie (‘mr and mrs
2.
- Surveillance medicine gaat gepaard met een vorm van sociale controle of machtsuitoefening. Medische professionals bepalen daarbij wat normaal of afwijkend is, welke mensen tot welke risicogroepen behoren en bijv. ook welke (risico)groepen in aanmerking komt voor vergoedingen of prioritering (bij vaccinatie bijvoorbeeld!).
- Surveillance medicine heeft een moreel-educatief aspect. Zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw was het steven naar het ‘beschaven’ en ‘opvoeden’ van met name de arbeidersklasse een belangrijk motief achter de opkomst van van preventieve gezondheidszorg.
- Surveillance medicine kan gepaard gaan met ‘(staats)paternalisme’ en ongevraagde ‘bemoeienis’, wat op gespannen voet kan staan met
bijv. de autonomie van individuele burgers. Anders dan bij ‘care’ en ‘cure’, ligt het initiatief meestal niet bij de ‘patiënt’, maar bij de overheid en/of instanties en professionals
Wie bepaalt volgens de Zorgverzekeringswet door welke zorgaanbieder een behandeling in het basispakket wordt geleverd?
De Commissie-Dekker (1987) stelde een hervorming van het Nederlandse zorgstelsel voor op basis van gereguleerde concurrentie. Dit betekende dat er zowel concurrentie tussen zorgverzekeraars als tussen zorgaanbieders moest plaatsvinden, maar binnen strikte overheidsregels.
- Concurrentie tussen zorgverzekeraars
Zorgverzekeraars moesten concurreren op prijs en kwaliteit om verzekerden aan te trekken.
Kernpunt: Mensen zouden vrije keuze krijgen om hun verzekeraar te kiezen.
Om risicoselectie te voorkomen werd een risicovereveningssysteem ingevoerd, zodat verzekeraars geen zieke of oudere patiënten zouden weren. - Concurrentie tussen zorgaanbieders
Ziekenhuizen en andere zorgaanbieders moesten concurreren op kwaliteit en efficiëntie. Door marktwerking zouden de kosten dalen en de kwaliteit verbeteren. Dit betekende dat verzekeraars gunstige contracten konden afsluiten met de beste en meest efficiënte zorgaanbieders.
Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 30-jarige uitgeprocedeerde asielzoeker, die illegaal verblijft in Nederland. Hij heeft ernstige kaakgewrichtklachten als gevolg van een fietsongeval. Je verwijst hem naar de kaakchirurg van het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Je neemt hiervoor zelf telefonisch contact op met de Afdeling Kaakchirurgie. De assistente/telefoniste geeft aan dat deze patiënt geen behandeling
kan krijgen in dat ziekenhuis aangezien hij niet voor de zorg kan betalen.
Welke correcte informatie over de vergoeding van zorg aan ongedocumenteerde vreemdelingen geef jij aan deze assistente? (4p)
- Het gaat hierbij om medisch noodzakelijke zorg (1p)
- en alle ziekenhuizen kunnen een beroep doen op de regeling onverzekerbare vreemdelingen (1p).
- Afhankelijk of het ziekenhuis wel of geen gecontracteerd heeft met het CAK (1p),
- bedraagt de vergoeding 100% dan
wel of 80% (1p)
- Op een werkdag heeft een huisarts bij zes peuters uit zes verschillende huishoudens scabiës gediagnosticeerd op basis van bevindingen bij lichamelijk onderzoek. Alle zes kinderen zitten op dezelfde kinderopvang. Aan het eind van de werkdag belt de huisarts om melding te doen van de deze scabiës gevallen.
- Een 62-jarige man is enkele jaren geleden succesvol geopereerd aan een cerebellum tumor. Door deze ziekte is hij wel volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij is snel vermoeid en heeft problemen met lopen, die de laatste maanden sterk zijn verergerd. Om die reden meldt hij zich aan bij de juiste instantie voor een taxikostenvergoeding.
- Een 56-jarige alleenstaande man, werkzaam als vuilnisophaler krijgt eind 2015 last van een plotselinge visusdaling in beide ogen. Ondanks behandeling gaat zijn zicht verder achteruit. Door zijn slechtziendheid kan hij zijn functie niet meer uitoefenen en wordt hij begin
2018 arbeidsongeschikt verklaard. Hij meldt zich aan voor een
arbeidsongeschiktheidsuitkering.
- Wet publieke gezondheid Arts Infectieziektebestrijding van de GGD
- Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) Gemeenteloket / Vraagwijzer
- Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen
Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen
Voor- en nadelen van behandelopties worden niet altijd gebalanceerd weergegeven.
1. Geef een voorbeeld van een situatie waarin de voor-en nadelen van een behandeloptie ongebalanceerd worden weergeven. (2p)
2. Welk nadelig effect kan het ongebalanceerd weergeven van voor- en nadelen van behandelopties hebben voor de
patiënt? (2p) Noem er twee.
- Voorbeelden kunnen gaan over het proces, bijvoorbeeld nadelen vertellen nadat de behandelbeslissing is genomen
- Voorbeelden kunnen gaan over de inhoud van de informatie, bijvoorbeeld een geschikte behandeloptie niet noemen.
- patiënt kiest niet de behandeloptie die het beste bij diens voorkeuren past
- patiënt kiest een behandeloptie die nadelig kan zijn in termen van kwaliteit van leven of levensverwachting.
Benoem twee argumenten vóór, en twee argumenten tégen dit besluit (voortzetten huidige verticale HIV-beleid)
Argumenten voor:
1. De toegang tot zorg blijft bestaan, en wordt wellicht zelfs beter
2. Zorg wordt efficiënter, de kosten van behandeling nemen af door lagere salariskosten en lagere facilitaire kosten
3. Klinieken en gezondheidswerkers worden ontzien voor het uitvoeren van basiszorg, en kunnen zich zo beter op kritieke patiënten richten.
4. Er worden relatief laaggeschoolde banen gecreëerd, wat positieve gevolgen kan hebben voor de werkeloosheid onder de bevolking
Argumenten tegen:
1. De kwaliteit van de zorg zal waarschijnlijk afnemen, aangezien mensen niet standaard door
gespecialiseerde verplegers en artsen
worden gezien
2. Issues rond privacy en
stigmatisering: Als mensen thuis worden bezocht door gezondheidszorgmedewerkers voor HIV, heeft dat grote gevolgen voor de privacy aangezien het zo makkelijk te herkennen is voor anderen dat deze persoon HIV heeft, zeker als de
gezondheidswerkers ook mensen uit de gemeenschap zijn.
3. Ongelijkheid in toegang tot zorg: het programma is er alleen voor de hiv
Je bent huisarts in de Afrikaanderwijk. In die wijk gebruikt 43% van de inwoners van 19 jaar en ouder alcohol. In je praktijk zie je vaak de gevolgen hiervan. Op basis hiervan wil je inzetten op preventie van alcohol in je praktijk. Hiervoor heb je een ‘doelenboom’ gemaakt, zoals hieronder afgebeeld, waarbij letters A t/m D staan voor preventieve maatregelen om de doelen 1 t/m 4 te behalen: Als eerste, wil je inzetten op het behalen van doel 3 middels ‘geïndiceerde preventie’.
Beschrijf puntsgewijs hoe deze preventie in je praktijk uitgevoerd an worden om doel 3 te kunnen behalen. (4p)
- signaleren doelgroep en omschrijven en (2p): screenen van alle patiënten in de praktijk van 19 jaar en ouder op overmatig/problematisch drankgebruik
- beschrijven/noemen screeningstest (1p): met behulp van een vragenlijst of op basis van andere signalen als medicijngebruik
- gevolg/traject bij positieve testuitslag (1p): Bij positieve uitslag patiënt doorsturen voor programma’s ter preventie van problematisch alcoholgebruik ofwel verslaving/afhankelijkheid.