Week 1 - Botpunten Flashcards

1
Q

Wat is het botstuk op het plaatje

A

Sternum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het omcirkelde op het plaatje?

A

De ribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het omcirkelde op het plaatje?

A

Os sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het omcirkelde op het plaatje?

A

Os coccygis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het omcirkelde op het plaatje?

A

Facies auricularis os sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Corpus vertebrae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Arcus vertebrae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Pediculus arcus vertebrae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Lamina arcus vertebrae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Proc. Spinosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Proc. transversus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Proc. articularis inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Proc. articularis superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het omcirkelde op het plaatje?

A

Foramen vertebrale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het omcirkelde op het plaatje?

A

Foramen transversarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het botpunt op het plaatje?

A

Proc. uncinatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem de juiste botpunten bij het juiste nummer?

A

1) proc. spinosus
2) Fovea costalis proc. transversi
3) Fovea costalis superior
4) Corpus vertebrae
5) Facies articularis superior
6) Rib
7) Proc. transversus

18
Q

Wat zijn de kenmerken van een cervikale wervel?

A
  • Gesplitste proc. spinosus
  • Foramen transversarium
  • Groot foramen vertebrale
19
Q

Wat zijn de kenmerken van de 1e cervikale wervel

A
  • Atlas
  • geen proc. spinosus
  • Arcus posterior atlantis
  • Tuberculum posterius
20
Q

Wat zijn de kenmerken van de 2e cervikale wervel?

A
  • Axis
  • grote facies articularis superior
  • dens axis
  • dichte foramen transversarium
  • proc. articularis inferior
21
Q

Wat zijn de kenmerken van de 4e cervikale wervel?

A
  • gesplitle proc. spinosus
  • proc. transversus met sulcus n. spinalis
  • tuberculum posterius
  • tuberculum anterius
  • lamina arcus vertebrae
  • proc. ucinatus
22
Q

Wat zijn de kenmerken van de 7e cervikale wervel?

A
  • grote proc. spinosus
  • lamina arcus vertebrae
  • tuberculum anterius
  • proc. uncinatus
  • sulcus n. spinalis
  • proc. articularis inferior
  • proc. articularis superior
23
Q

Wat zijn de kenmerken van de thorocale wervels?

A
  • 12 wervels
  • grote proc. spinosi naar beneden toe
  • proc. transversi naast de proc. spinosi van de vorige wervel
  • foramen vertebrae
24
Q

Wat zijn de kenmerken van de 2e thorocale wervel? En noem ze bij nummer

A
  1. Proc. spinosus
  2. Proc. transversus
  3. Facies articularis superior
  4. Incisura vertebralis superior
  5. Fovea costalis superior
  6. Corpus vertebrae
  7. Arcus vertebrae: pediculus
  8. Arcus vertebrae: lamina
  9. Fovea costalis proc. transversi
25
Q

Wat zijn de kenmerken van de 6e thorocale wervel? En noem ze bij nummer.

A

1) Proc. spinosus
2) Lamina arcus vertebrae
3) Proc. transversus
4) Facies articularis superior
5) Incisura vertebralis superior
6) Corpus vertebrae
7) Fovea costalis superior
8) Fovea costalis inferior
9) Pediculus arcus vertebrae
10) Fovea costalis proc. transversi

26
Q

Wat zijn de kenmerken van de 12e thorocale wervel? En noem de kenmerben bij het nummer

A

1) Proc. spinosus
2) Facies articularis superior
3) Proc. transversus
4) Incisura vertebralis superior
5) Corpus vertebrae, facies intervertebralis
6) Corpus vertebrae, epiphysis anularis
7) Fovea costalis
8) Proc. articularis inferior

27
Q

Wat zijn de kenmerken van de lumbale wervels?

A
  • 5 wervels
  • kleinere proc. spinosi dan thorocale wervels
  • proc. costalis die meer uitsteekt
  • kleinere foramen vertebrale
28
Q

Wat zijn de kenmerken van de 2e lumbale wervel? En noem ze bij nummer.

A
  1. Proc. spinosus
  2. Facies articularis superior
  3. proc. mamillaris
  4. proc. accessorius
  5. proc. costalis
  6. Incisura vertebralis superior
  7. Corpus vertebrae, epiphysis anularis
  8. Corpus vertebrae, facies intervertebralis
  9. Foramen vertebrale
  10. Proc. articularis superior
  11. Proc. articularis inferior
29
Q

Wat zijn de kenmerken van de 4e lumbale wervel? Noem ze bij nummer

A
  1. Proc. spinosus
  2. Facies articularis superior
  3. Proc .mammillaris
  4. Proc. costalis
  5. Proc. articularis supeiror
  6. Incisura vertebralis superior
  7. Corpus vertebrae
  8. Foramen vertebrale
  9. Arcus vertebrae
  10. Proc. accessorius
30
Q

Wat zijn de kenmerken van de 5e lumbale wervel? Noem ze bij nummer

A
  1. Proc. spinosus
  2. Lamina arcus vertebrae
  3. Proc. articularis inferior
  4. Facies articularis superior
  5. Proc. costalis
  6. Proc. articularis superior
  7. Pediculus arcus vertebrae
  8. Corpus vertebrae
  9. Incisura vertebralis superior
  10. Foramen vertebrale
31
Q

Noem de botpunten in het volgende ventrale aanizcht van het os sacrum.

A
  1. Promontorium
  2. Basis ossis sacri
  3. Proc. articularis superior
  4. Ala ossis sacri
  5. Pars lateralis
  6. Lineae transversae
  7. Art. sacrococcygeaa
  8. Os coccygis
  9. Apex ossis sacri
  10. Foramina sacralia anteriora
32
Q

Noem de botpunten in het dorsale aanzicht van het os sacrum.

A
  1. Canalis sacralis
  2. Proc. articularis superior
  3. Tuberositas ossis sacri
  4. Facies auricularis
  5. Crista sacralis lateralis
  6. Crista sacralis mediana
  7. Hiatus sacralis
  8. Cornua sacralia
  9. Art. sacrococcygea
  10. Os coccygis
  11. Cornu coccygeum
  12. Foramen sacralia posteriora
  13. Pars lateralis
33
Q

Noem de botpunten in het laterale (links) aanzicht van het os sacrum

A
  1. Proc. articularis superior
  2. Tuberositas ossis sacri
  3. Facies dorsalis
  4. Os coccygis
  5. Crista sacralis lateralis
  6. Facies pelvica
  7. Facies auricularis
  8. Promontorium
  9. Basis ossis sacri
34
Q

Noem de botpunten in het craniale aanzicht van het os sacrum

A
  1. Crista sacralis mediana
  2. Canalis sacralis
  3. Pars lateralis
  4. Ala ossis sacri
  5. Promontorium
  6. Basis ossis sacri
  7. Proc. articularis superior
35
Q

Noem de botpunten in het ventrale aanzicht van de borstkas

A
  1. Apertura thoracis superior
  2. Incisura jugularis
  3. Manubrium sterni
  4. Angulus sterni
  5. Corpus sterni
  6. Proc. xiphoideus
  7. Cartilago costalis
  8. Arcus costalis
  9. Apertura thoracis inferior
  10. Incisura clavicularis
36
Q

Noem de botpunten in het dorsale aanzicht van de borstkast

A
  1. Proc. spinosus Th 1
  2. Tuberculum costae
  3. Angulus costae
  4. Proc. transversus
  5. Art. costo-transversaria
  6. 12e ri
37
Q

Noem de verschillende ribben en hoeveel ribben er per soort zijn

A
  • Costae verae (1e tot 7e rib)
    • echte ribben
  • Costae spuriae (8e tot 10e rib)
    • valse ribben
  • Costae fluitantes (11e en 12e rib)
    • zwevende ribben
38
Q

Noem de botpunten van de ribben

A
  1. Angulus costae
  2. Tuberculum costae
  3. Crista colli costae
  4. Collum costae
  5. Caput costae
  6. Corpus costae
  7. Tuberositas m. serrati anterioris
39
Q

Noem de botpunten in het ventraal aanzicht van het bekken

A
  1. Proc. articularis superior
  2. Promontorium
  3. Facies pelvica
  4. Pars lateralis
  5. Pecten ossis pubis
  6. Symphysis pubica
  7. Angulus subpubicus
  8. Foramen obturatum
  9. Art. sacroiliaca
40
Q
A
41
Q
A