Week 1 Flashcards

1
Q

Welke bewegingen kan de schouder maken?

A

endo- en exorotatie
ante- en retroflexie
ab- en adductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke spieren lopen er van de romp naar de schouder(blad?

A

M. trapezius
M. serratus anterior
M. rhomboideus
M. levator scapulae
M. pectoralis minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van de spieren die van de romp naar de schouder (blad) lopen?

A

Het stabiliseren van het scapula.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke spieren lopen er van de schouder naar de arm?

A

M. supra spinatus
M. infraspinatus
M. teres minor
M. subscapularis
M.deltoideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke spieren bestaat de ‘Rotator cuff’?

A

M.supra spinatus
M.infraspinatus
M. subscapularis
M. teres minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de spieren die van de schouder naar de arm lopen?

A

Het fixeren van de humeruskop in de kom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet de m.deltoideus voor de beweging van de schouder?

A

De m.deltoideus is de heffer van de arm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke spieren lopen er van de romp naar de arm?

A

M.latissimus dorsi
M.pectoralis major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van de spieren die van de romp naar de arm lopen?

A

Sterkste ADductoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke richting luxeert de schouder in 95% van de gevallen?

A

Ventro-caudaal (naar voren en naar beneden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke vier gewrichten bestaat de schouder?

A

Gleno-humeraal
Acromio-claviculair
Sterno-claviculair
Scapulo-thoracaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als een patiënt een rotator cuff scheur/impingement heeft, wat komt er dan vaak uit bij de anamnese?

A

Pijn (met/zonder correlatie anatomie cuff)
functiebeperking (krachtsverlies en verlies ROM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de vier ‘rotator cuff testen.

A

De painfull arc test
De internal rotation lag test
De external lag test
De drop arm test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de painfull arc test uit.

A

ABductie van beide armen
kenmerkend pijn tussen 60-120º
afwijking subacromiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de internal rotation lag test uit.

A

maximale endorotatie van M.subscapularis
hand op de rug, hand van de rug af door examiner
patient kan positie niet behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg de external rotation lag test uit.

A

Functie m.supra- en infraspinatus
arm in 90º flexie, volledige exorotatie
patient kan positie niet behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg de drop arm test uit.

A

M.supraspinatus letsel
Armen horizontaal in de lucht houden (ABductie) en dan langzaam laten zakken.
Pijn / arm zakt onmiddelijk

17
Q

Noem de drie instabiliteitstesten voor bij schouderluxaties.

A

Apprehension test
Relocatie test
anterieure release / surprise test

18
Q

Uitleg apprehension test.

A

Pijn / angst uitgedrukt door druk op de posterieure kant van de humerus.
90º aBductie en externe rotatie.

19
Q

Uitleg relocatietest.

A

Liggende positie
90º aBductie
kop naar achteren geduwd
opluchting = positieve test

20
Q

Uitleg anterieure release test / surprise test

A

De relocatie test waarbij de druk dan wordt losgelaten.

21
Q

Welk aanvullend onderzoek kan worden verricht bij luxatie van de schouder?

A

Rontenfoto
diagnostische injectie
MRI-scan
CT-scan

22
Q

Noem de twee soorten instabiliteit

A

Traumatisc Unidirectional bankart and surgery (TUBS)

Atraumatic multidirectional bilateral rehabilitation and inferior (AMBRI)

23
Q

Wat is een Hill Sachs laesie?

A

Een corticale depressie (deuk) in de humeruskop.

24
Wat is een Bankart laesie?
Beschadiging aan bindweefselring, het labrum glenoidale door anterieure ontwrichting.
25
Waarbij is bij artrose sprake?
verlies van gewrichtskraakbeen ombouw van sunchondraal bot ontsteking synioviale membraan (synovitis)
26
Wat zijn de hoofdfuncties van botten?
bescherming ondersteuning beweging aanhechting spieren, banden aanmaak bloedcellen
27
Welke twee botvormen zijn er?
Corticaal (compact) spongieus
28
Waaruit bestaan botten?
Collageen Kalkzouten en water
29
Hoe ziet de microscopie van de twee soorten botten eruit?
Corticaal: cirkelvormige lagen lamina met centraal bloedvaten. Spongieus: complex netwerk van botbalkjes
30
Benoem de kenmerken van platgewrichten.
Geschikt voor compressie en ongeschikt voor dwarskrachten of afschuiving. Beperkt draaibaar en hebben grote buigende momenten. Voeten, wervelkolom en sacro-iliacale gewricht.B
31
Benoem de kenmerken van een bolgewricht.
Draaibaar en geschikt voor grote dwarskrachten. Minder geschikt voor buigend moment. Heup- en schoudergewricht.
32
Wat kan niet worden beoordeeld bij een röntgenfoto bij muscoskeletale radiologie?
Weke delen kraakbeen, ligamenten en pezen
33
Waarvan wordt er gebruik gemaakt bij de dual energy CT-scan?
Twee fotonen spectra
34
Wat voor soort contrastmiddel wordt er bij CT-scans en MRI-scans gebruikt?
CT: jodiumhoudend contract MRI: gadolinium
35
Benoem de complicaties van contrastmiddel.
Extravasatie en allergie.
36
Wat is varus en valgus?
varus = O-benen: distale deel lichaam staat naar centrale as toe valgus = X-benen: distale deel lichaam staat van lichaamsas af
37
Hoe wordt de verbening (osteogenese) van platte botten genoemd? Uit welk soort weefsel ontstaat dit?
heet appositionele groei; desmale verbening Mesemchymaal bindweefsel
38
Hoe wordt de verbening (osteogenese) van pijpbeenderen genoemd? Uit welk soort weefsel ontstaat dit?
Interstitiële lengtegroei; enchondrale verbening uit hyalien kraakbeen
39
Uit welke 3 cellen en welke andere materialen bestaat bot
Osteoblasten osteocyten osteoclasten Botmatrix (collageen) calciumkristallen water