week 1 Flashcards

1
Q

indeling privaatrecht

A
  1. personen en familierecht
    - boek 1
  2. vermogensrecht
    - goederenrecht
    -verbintenissenrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vermogensrecht

A
  • algemeen vermogensrecht boek 3
  • goederenrecht boek 3 + 5
  • zakenrecht :boek 5 en boek 3 bij zaak tot voorwerp in concreet geval
  • verbintenissenrecht: boek 3 + 6 (contractenrecht en aansprakelijkheidsrecht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Goederenrecht vs verbintenissenrecht

A

goederenrecht
- absolute rechten: erga omnes: werking ten aanzien van iedereen. afdwingbaar tegenover iedereen

verbintenissenrecht: relatieve rechten: werking ten aanzien van de betrokken partijen. alleen afdwingbaar tegenover degenen die zich aan de verbintenis hebben verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderscheid tussen goederenrecht en verbintenissenrecht: goederenrecht

A
  • boek 3 + 5 bw
  • tussen persoon en goed
  • eigendomsrecht
  • recht op goed
    -dwingend recht
  • jegens iedereen: absoluut rehct
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderscheid tussen goederenrecht en verbintenissenrecht: verbintenissenrecht

A

boek 3 + 6 bw
- tussen personen onderling
- vorderingsrecht
- recht op prestatie
- aanvullend/regelend recht
- alleen jegens betrokken partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ontstaansbronnen van verbintenissen

A
  • overeenkomst 6:213 lid 1 bw: vrijwillig aangegaan
  • wet: onvrijwillig door oplegging
  • bronnen waarnaar de wet verwijst
  • wetstelsel: analogie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bronnen waarnaar de wet verwijst

A
  • gewoonte 6:248 lid 1
  • aard van overeenkomst art 3:33, 3:35, 6:248 lid 1 bw
  • redelijikheid en billijkheid 3:12 en 6:2 e n 6:248 bw
  • morele verplichting 6:3 lid 2 sub b bw
  • wijziging van gevolgen van rechtshandeling
  • jurisprudentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verbintenissen uit de wet

A
  • onrechtmatige daad art 6:162 ev bw
  • kwalitatieve aansprakelijkheid art 6:169 ev bw
  • overige verbintenissen uit wet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overige verbintenissen uit wet

A
  • zaakwaarneming 6:198-202
  • onverschuldigde betaling 6:203 - 211
  • ongerechtvaardigde verrijking 6:212 bw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

romeinse recht erkende verschillende ontstaansbronnen voor verbintenissen uit wet

A
  • contract
    -onrechtmatige daad
    -quasi contract: zaakwaarneming
  • quasi onrechtmatige daad: ongegronde verrijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

specifieke verrijkingsacties = condiciones.
Verrijkingsacties in romeinse recht

A
  • onzedelijke oorzaak: bij betaling onder dwang, mits je zelf niet onzedelijk handelt
  • ongerechtvaardigde verrijking: restrubriek bij wegvallen van aanvankelijke betalingsgrond
  • onverschuldigde betaling: bij dwaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer sprake van zaakwaarneming 6:198

A
  • behartiging van andermans belang
  • willens en wetens
  • op redelijke grond
  • zonder bevoegdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rechtsgevolgen van zaakwaarneming

A
  • zaakwaarnemer heeft zorgplicht (6:199 lid 1 bw) geen half werk
  • zaakwaarnemer dient verantwoording af te leggen 6:200 lid 1 bw
  • zaaknemer is vertegenwoordigingsbevoegde 6:200 lid 2 bw
  • belanghebbende dient schade te vergoeden 6:200 lid 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behoorlijkheidsvereiste

A

rechtsgevolgen eerste twee in rijtje zullen in werking treden zodra er volgens het stappenplan sprake is van zaakwaarneming.
rechtsgevolgen onderin het rijtje zullen alleen in werking treden indien zaakwaarnemer het belang van belanghebbende naar behoren heeft behartigd (=behoorlijkheidsvereiste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer sprake van ongerechtvaardigde verrijking

A

6:212 vier vereisten
1. verrijking van de een
2. schade van de ander
3. verband tussen verrijking en schade
4. ongerechtvaardigd: zonder redelijke grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beperking van schadevergoeding

A
  • niet meer dan schade
  • niet meer dan verrijking
  • niet meer dan redelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

onverschldigde betaling (van der Tuut Adriani/Batelaan

A

Betaling
- gegeven goed lid 1
- betaalde geldsom lid 2
- andere prestatie lid 3
onverchuldigd: zonder rechtsgrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

rechtsgevolgen onverschuldigde betaling

A

Hoofdregel: art 6:203 ongedaanmaking
uitzonderingen: ongedaanmaking onmogelijk
- waardeverogieding 6:210 lid 2
- geen waardevergoeding 6:211 lid 1 onzedelijke prestatie

19
Q

3:1 indeling goederfenrecht

A

zaken + vermogensrechten

20
Q

wanneer sprake van zaak

A
  • stoffelijk object 3:2
  • vatbaar voor menselijke beheersing 3:2
  • geen dier 3:2a lid 1
  • geen bestanddeel
21
Q

eenheidsbeginsel

A
  • 1 eigendomsrecht op zaak als geheel
  • geen afzonderlijke eigendomsrechten op bestanddelen
  • natrekking 5:3 alle bestanddelen van zaak zijn eigendom van eigenaar van zaak
22
Q

Portcabin-arrest wanneer is goed onroerend door duurzame vereniging met grond

A

3:3 lid 1: duurzaam met grond verenigd
Portcabin arrest: gebouw is naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijen
blijkt uit bedoeling bouwer
NAtrekking (accesSio): gebouw of werk is eigendom van grondeigenaar, ongeacht of materialen van hem komen (5:3)
5:20 lid 1b sub e: gebouwen duurzaam met grond zijn bestanddeel van grond

23
Q

wanneer sprake van vermogensrecht 3:6

A

optie 1 overdraagbaar
- afzonderlijk
- of samen met ander recht
optie 2: verband met stoffelijk voordeel
- verschaffen van stoffelijk voordeel
- OF verkregen in ruil voor verstrekt voordeel of voordeel dat in vooruitzicht is gesteld

24
Q

Europese codificatiegeschiedenis: Republiek der 7 verenigden NLen

A

lokaal gewoonterecht (costumen) + romeins recht

25
Q

Europese codificatiegeschiedenis: franse overheersing en decennia daarna

A

code civil

26
Q

kEuropese codificatiegeschiedenis koninkrijk der Nederlanden vanaf 1838

A

oud burgerlijk wetboek: letterlijke vertaling code civil met lokale bijzonderheden

27
Q

Europese codificatiegeschiedenis na WWII (vanaf 1992

A

nieuw burgerlijk wetboek

28
Q

Meijers Nederlands bw en de wereld artikel

A
  • steunpilaar: algemene begrippen van burgerlijk recht van Meijers
  • doorgevoerd in 1992
  • driemanschap met Meijers als grondlegger
  • franse, engelse en Duitse invloeden
29
Q

3:2 rechtshndelingen: wat brengt het tot stand: 1 partij

A
  • eenzijdige niet gerichte rechtshandeling
  • eenzijdige gerichte rechtshandeling: gericht tot geadesseerde
30
Q

rechtshandelingen: wat brengt het tot stand: partij & wederpartij

A

meerzijdige rechtshandeling

31
Q

dubbele grondslag rechtshandeling: primaire grondslag 3:33

A
  • wil
    -gericht op rechtsgevolg
  • geopenbaard door wilsverklaring (3:17)
32
Q

dubbele grondslag rechtshandeling: subsidiaire grondslag 3:35

A
  • gewekte schijn door verklaring of gedraging van ee nander
  • vertrouwen: Anders dor wederpartij of geadresseerde opgevat
  • gerechtvaardigd: opvatting redelijk geien omstandigheden
33
Q

goeder trouw (3:11)

A

Objectief criterium: wederpartij behoorde niet te weten wat het ontbreken van de wil van ander
- mate waarin aanleiding voor twijfel bestond
- gewicht van verrichte handeling
- eventuele druk waaronder handeling werd verricht

subjectief criterium: de wederpartij wist niet van het ontbreken van de wil van de ander

34
Q

over en weer te lijden nadeel:

A

gerechtvaardigheid van vertrouwen
redelijkheid en bilijkheid

35
Q

gevolg van geen beroep op gewekt vertrouwen

A

wil anders dan verklaring + geen beroep op gewekt vertrouwen = geen rechtshandeling

36
Q

wanneer heeft de wilsverklaring werking (3:37 lid 3 BW)

A

hoofdregel: vanaf moment waarop geadresseerde wilsverklaring ontvangt
nuancering: niet (tijdig) bereiken van wilsverklaring voor risico van geadresseerde

37
Q

wanneer kan de verklaring worden ingetrokken 3:37 lid 5 BW)

A
  • geadresseerde eerder dan eerste verklaring bereikt
    of
  • geadresseerde gelijktijdig met eerste verklaring bereikt
38
Q

discrepantie bij geestelijke stoornis: ontbreken van de wil bij een geestelijke stoornis 3:34 lid 1 BW

A

verband tussen stoornis en verklaring
- optie 1: redelijke waardering van betrokken belangen door stoornis belet
- optie 2: verklaring onder invloed van stoornis gedaan
blijvende of tijdelijke geestelijke stoornis toen verklaring werd afgelegd

39
Q

discrepantie bij geestelijke stoornis: vermoeden: verklaring onder invloed van de geestelijke stoornis gedaan (art 3:34 lid 1 bw)

A
  • nadelige rechtshandeling voor geestelijk gestoorde
  • tenzij: nadeel ten tijde van rechtshandeling redelijkerwijs niet voorzienbaar
40
Q

gevolg van geestelijke stoornis voor eenzijdige gerichte en meerzijdige rechtshandeling

A

bewezen stoornis + bewezen verband –> ontbreken van wil –> vernietigbare rechtshandeling 3:34 lid 2 BW

41
Q

handelingsonbekwaam

A
  • minderjarigen 1:234 lid 1
  • onder curatele gestelden 1:381 lid 2 bwm
42
Q

minderjarigen

A

leeftijd onder 18 jaar en niet meerderjarig verklaard 1:233 jo 1:253 ha bw

43
Q

onder curatele gestelden

A

tenzij anders in de wet bepaald

44
Q

wanneer minderjarige wel handelingsbekwaam

A