Week 1 Flashcards
Wanneer is communicatie tussen een eindgebruiker en een service mogelijk?
- Er dient een fysieke verbinding tussen beide systemen te bestaan (bedraad/draadloos).
- Beide systemen dienen over een uniek ID / adres te beschikken.
- Beide systemen dienen dezelfde ‘taal’ te spreken om elkaar te begrijpen.
Uit welke lagen bestaat het OSI-model (Open Systems Interconnection)?
- Application
- Presentation (niet-belangrijk)
- Session (niet-belangrijk)
- Transport (TCP, UDP, Ports)
- Network (IP)
- Data Link (MAC, Ethernet)
- Physical (niet superbelangrijk)
Ken je het verschil tussen LAN en WAN?
Een LAN is beperkt tot een geografisch relatief klein gebied (school, bedrijf, gebouw), terwijl een WAN vele malen groter is. Een WAN verbindt meerdere LANs met elkaar.
Wat gebeurt er in de Applicatie en Transport lagen van het OSI-model?
De Application layer levert datastromen van een of meerdere applicaties, denk aan Moodle of Dumpert.
De Transport layer segmenteert de datastroom en voegt netwerkinformatie toe in de vorm van headers.
Wat gebeurt er in de Netwerk laag van het OSI-model?
De Network layer bevat een belangrijk protocol: IP.
De hoofdtaak van IP is “het forwarden van packets naar de destination op basis van het Destination IP-adres”.
IP voegt ook een header toe aan het packet (vóór de TCP-header), waarin beide IP-adressen zitten.
Wat gebeurt er in de Data Link layer?
In de Data Link layer wordt een header toegevoegd met de MAC-adressen, zodat het packet naar de buurman gestuurd kan worden.
Waarom zou je meerdere kleine netwerken willen i.p.v. één groot netwerk?
- Kleinere netwerken verhoogt de security (bv. door het kleinere netwerk af te sluiten wanneer deze aangevallen wordt).
- Kleinere netwerken zijn eenvoudiger te managen/beheren.
- Efficiënt omgaan met het gebruik van adressen.
Wat is een IPv4 adres?
Een IPv4 adres is een 32 bit, decimaal adres. Het is verdeeld in 4 groepjes van 8 bits, waarbij elk groepje een decimale waarde van 0 tot en met 255 kan hebben.
IP zorgt ervoor dat datapackets worden gebracht van en naar source en destination adressen.
IP leeft op laag 3 (Network layer).
Vertaal het volgende binaire IP adres naar een decimaal IP adres:
11101100.00101001.00001011.01010101
= 236.41.11.85
De meeste linkse 1 is 2^7, de meest rechtse 1 is 2^0. Daartussen zitten 2^1 tot en met 2^6.
Dus het eerste octet is:
128 + 64 + 32 + 0 + 8 + 4 + 0 + 0 = 236.
Vertaal 205 naar binaire.
Kort antwoord: 11001101
Lang antwoord:
Past 128 in 205? Ja => schrijf 1 op.
Past 64 in (205-128=) 77? Ja => schrijf 1 op.
Past 32 in (77-64=) 13? Nee => schrijf 0 op.
Ga zo door tot je bij 0 komt.
Uit welke delen bestaat een IPv4 adres?
Een netwerk deel en een host deel.
Wat zijn de 2 notaties voor het verdelen van de bits in een IPv4 adres?
- Subnetmask
2. Prefix-length = ip adres/aantal netwerkbits.
Hoe werkt een subnetmask?
Een subnetmask bestaat uit 32 bits en geeft aan hoeveel bits van het netwerk zijn en hoeveel bits voor de hosts zijn.
Een ‘1’ betekent dat een bit voor het netwerk is, een ‘0’ betekent dat het voor de hosts is.
De reeksen met enen en nullen moeten opeenvolgend zijn, er mag geen 1 tussen 2 nullen staan of andersom.
Wat is het verschil tussen Classful en Classless?
Classful heeft te maken met hoe IP adressen in Class A-E kunnen zitten. Daarbij horen VASTE subnetmasks.
Classless heeft te maken met hoe IP adressen /27 kunnen hebben als subnetmask. Dat hoort niet bij een van de vaste klassen, ofwel het is klassenloos. Het is echter wel een UITBREIDING op Classful.
Wat is het verschil tussen de 3 belangrijkste verschillende IPv4 klassen?
Class A: 8 bits voor netwerk, 24 voor hosts. Dit zijn de helft van alle IPv4 adressen.
Class B: 16 bits voor netwerk, 16 voor hosts. Dit zijn 1/4e van alle IPv4 adressen.
Class C: 24 bits voor netwerk, 8 voor hosts. Dit zijn 1/8e van alle IPV4 adressen.