Weefsel en cellen Flashcards
Wat is de functie van epitheelweefsel?
Bescherming (huid), opname van voedingsstoffen (darmen), uitscheiding (zweetklieren), zintuiglijke waarneming.
Welke typen epitheel zijn er?
Plaveiselepitheel: Platte cellen, snelle stofuitwisseling (longblaasjes).
Kubisch epitheel: Vierkante cellen, klieren en nieren.
Cilindrisch epitheel: Langwerpige cellen, vaak met trilharen (luchtwegen).
Overgangsepitheel: Rekbaar, zoals in de blaas.
Wat is endotheel en waar komt het voor?
Eenlagig plaveiselepitheel dat bloedvaten en het hart bekleedt. Zorgt voor een gladde bloeddoorstroming en speelt een rol in bloeddrukregulatie.
Wat is de functie van het basaalmembraan?
Ondersteuning en verankering van epitheelcellen. Laat voedingsstoffen en zuurstof diffunderen.
Waaruit bestaat het basaalmembraan?
Collageen type IV voor stevigheid.
Glycoproteïnen zoals laminine voor hechting.
Geen bloedvaten! Voeding via diffusie.
Hoe speelt het basaalmembraan een rol bij ziekte?
Voorkomt verspreiding van kankercellen. Als het wordt doorbroken, kunnen cellen uitzaaien via bloed of lymfe.
Wat is het verschil tussen endocriene en exocriene klieren?
Endocrien: Geeft hormonen direct in het bloed af (bijv. schildklier).
Exocrien: Geeft stoffen via een afvoerbuis af (bijv. speekselklier).
Hoe wordt klierafscheiding gereguleerd?
Zenuwstelsel (bv. speekselklieren reageren op voedsel).
Hormonen (bv. adrenaline activeert zweetklieren).
Feedbackmechanismen (bv. insuline en bloedsuikerspiegel).
Hoe werkt een zweetklier en welke stof reguleert dit?
Zweetklieren scheiden vocht af om af te koelen. Wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel. De neurotransmitter acetylcholine activeert de klier.
Wat is metabolisme?
Het proces waarbij stoffen in het lichaam worden omgezet om energie te leveren of bouwstoffen te creëren.
Wat zijn de twee deelprocessen van metabolisme?
1️⃣ Anabolisme: Opbouw van het lichaam (bijv. spiereiwitten maken).
2️⃣ Katabolisme: Afbraak van moleculen (bijv. glucoseverbranding).
Wat is groei?
Volumevergroting van het lichaam door de vorming van nieuwe bouwstenen.
Wat is voortplanting?
Toename van het aantal individuen voor het voortbestaan van de soort.
Wat is adaptatie?
Het vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.
Wat is prikkelbaarheid?
Het vermogen om te reageren op prikkels vanuit de buitenwereld of het lichaam.
Wat is prikkelverwerking?
Prikkels worden door het hele lichaam doorgegeven en verwerkt.
Wat is beweging?
Verandering van vorm en plaats van het lichaam en de lichaamsonderdelen.
Wat zijn animale functies?
Functies die zorgen voor snelle aanpassingen aan de omgeving.
Voorbeelden van animale functies:
✅ Bewegen: Vrijwillige spierbewegingen (lopen, rennen).
✅ Zintuigen: Waarnemen (zien, horen, proeven).
✅ Communicatie: Spreken, gebaren.
✅ Reflexen: Automatische reacties (hand terugtrekken bij hitte).
Wat zijn vegetatieve functies?
Functies die groei, ontwikkeling en voortbestaan mogelijk maken.
Voorbeelden van vegetatieve functies:
✅ Hartslag: Pompen van bloed.
✅ Ademhaling: Zuurstofopname en CO₂-afgifte.
✅ Spijsvertering: Voedsel verwerken en voedingsstoffen opnemen.
✅ Hormonale regulatie: Hormonen zoals insuline en adrenaline vrijmaken.
✅ Temperatuurregulatie: Constant houden van lichaamstemperatuur.
Wat is de kleinste levende eenheid?
De cel, omdat het zelfstandig kan functioneren.
Wat is het verschil tussen een eenvoudig en een meercellig organisme?
✅ Eenvoudige organismen (zoals bacteriën): Één cel voert alle functies uit.
✅ Meercellige organismen (zoals mensen): Gespecialiseerde cellen met specifieke functies.
Voorbeelden van gespecialiseerde cellen:
✅ Spiercellen: Contracteren voor beweging.
✅ Zenuwcellen: Geleiden elektrische signalen.
✅ Bloedcellen: Transporteren zuurstof en afweerstoffen.
Wat is een weefsel?
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Voorbeelden van weefsels:
✅ Spierweefsel: Zorgt voor beweging.
✅ Zenuwweefsel: Verzenden en ontvangen van signalen.
✅ Bindweefsel: Geeft steun en structuur.
✅ Epitheelweefsel: Bekleedt oppervlakken en holtes.
Wat is een orgaan?
Een structuur met meerdere weefsels die samenwerken voor een specifieke functie.
Voorbeelden van organen en hun functies:
✅ Hart: Pompt bloed rond.
✅ Longen: Gasuitwisseling.
✅ Lever: Ontgifting en stofwisseling.
✅ Nieren: Afvalverwijdering.
Wat is een orgaanstelsel?
Een groep organen die samen een functie uitvoeren.
Voorbeelden van orgaanstelsels:
✅ Spijsverteringsstelsel: Voedsel verwerken (maag, darmen).
✅ Ademhalingsstelsel: Gasuitwisseling (longen, luchtpijp).
✅ Bloedsomloop: Transport (hart, bloedvaten).
✅ Zenuwstelsel: Prikkelverwerking (hersenen, ruggenmerg).
Wat is een organisme?
Een compleet levend wezen met samenwerkende orgaanstelsels om homeostase te behouden.
Wat is de functie van transport en regulatie in het lichaam?
Transport zorgt voor de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en de afvoer van afvalstoffen. Regulatie (via zenuw- en hormoonstelsel) coördineert orgaanfuncties en reacties op veranderingen.
Wat is het verschil tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel?
Het zenuwstelsel werkt snel via elektrische signalen, terwijl het hormoonstelsel langzamer werkt via hormonen in het bloed.
Wat betekent homeostase?
Homeostase is het proces waarbij het lichaam het inwendige milieu constant houdt, zoals de temperatuur, pH en glucosewaarde.
Geef een voorbeeld van homeostase in actie.
Bij sporten stijgt de CO2-productie → hartslag en ademhaling nemen toe → CO2 wordt sneller afgevoerd via de longen.
Wat is de vochtbalans en hoeveel water moet een volwassene gemiddeld per dag opnemen?
De vochtbalans is het evenwicht tussen wateropname en -verlies. Een volwassene moet gemiddeld 2,1 liter water per dag opnemen.
Hoeveel procent van het lichaamsgewicht bestaat uit water?
Bij volwassenen ±60%, bij baby’s ±75%, en bij ouderen 45-50%.
Welke hormonen spelen een rol bij de vochtbalans?
ADH (antidiuretisch hormoon) helpt water vast te houden, terwijl andere hormonen de urineproductie beïnvloeden.
Wat gebeurt er bij een verstoorde vochtbalans?
Te weinig water → uitdroging, nierproblemen, uremie. Te veel water → hyperhydratie, gevaar voor waterintoxicatie.
Wat zijn elektrolyten?
Elektrolyten zijn zouten in oplossing die als ionen voorkomen, zoals Na+, K+, Ca2+ en Cl−.
Welke functies hebben elektrolyten in het lichaam?
Bouwstof, reguleren osmolariteit, onderdeel van enzymen en hormonen, impulsgeleiding en spiercontractie.
Wat is de pH van het bloed en waarom is deze belangrijk?
De pH van arterieel bloed ligt tussen 7,35 en 7,45. Dit is essentieel om eiwitten en enzymen goed te laten werken.
Wat is het verschil tussen een acidose en een alkalose?
Acidose = bloed pH < 7,35 (te veel H+-ionen). Alkalose = bloed pH > 7,45 (te weinig H+-ionen).
Welke mechanismen reguleren de pH van het bloed?
pH-buffers, ademhaling (CO2-uitstoot) en uitscheiding van H+-ionen via de nieren.
Wat is het verschil tussen respiratoire en metabole acidose?
Respiratoire acidose: door ademhalingsproblemen → te veel CO2. Metabole acidose: door stofwisselingsproblemen (bv. diabetische ketoacidose).
Wat is de kleinste fundamentele eenheid van het menselijk lichaam?
De cel
Hoe heet de wetenschap die cellen bestudeert?
Cytologie
Wat vormt de buitenste begrenzing van een menselijke cel?
Het celmembraan
Waarom hebben menselijke cellen geen celwand?
Omdat ze niet in een vijandige omgeving leven zoals bacteriën en planten
Waaruit bestaat het cytoplasma voornamelijk?
Voor 75% uit water, met opgeloste zouten, eiwitten, koolhydraten en vetten
Wat is de functie van het celmembraan?
Het vormt een barrière en reguleert transport van stoffen
Hoe wordt het celmembraan opgebouwd?
Uit een dubbele laag fosfolipiden met eiwitten en cholesterol
Welke organellen worden de ‘energiecentrales’ van de cel genoemd?
Mitochondriën
Welke rol speelt de celkern?
Reguleert de stofwisseling en bevat het genetisch materiaal
Wat is het verschil tussen ruw en glad endoplasmatisch reticulum?
Ruw ER bevat ribosomen en helpt bij eiwitsynthese, glad ER maakt vetten en steroïden
Wat is de functie van het golgi-apparaat?
Bewerkt en transporteert eiwitten en enzymen binnen en buiten de cel
Wat doen lysosomen?
Ze breken afvalstoffen en bacteriën af binnen de cel
Wat is de rol van het centrosoom?
Het speelt een rol bij de celdeling
Wat is het verschil tussen ciliën en flagellen?
Ciliën transporteren slijm, flagellen zorgen voor voortbeweging (zoals bij zaadcellen)
Waar wordt ATP geproduceerd?
In de mitochondriën
Wat is de functie van ATP?
Opslaan en vrijmaken van energie voor celactiviteiten
Wat is het verschil tussen aerobe en anaerobe verbranding?
Aerobe verbranding gebruikt zuurstof en levert 36 ATP per glucosemolecuul, anaerobe verbranding gebeurt zonder zuurstof en levert slechts 2 ATP
Wat is het eindproduct van anaerobe verbranding?
Melkzuur (lactaat + waterstofionen)
Waarom leveren vetten meer energie dan koolhydraten?
Ze bevatten meer waterstofatomen, wat meer ATP oplevert bij aerobe verbranding
Welke twee mechanismen zijn er voor transport van kleine moleculen door membranen?
Passief transport (geen ATP nodig) en actief transport (ATP nodig).
Welke transportmechanismen zijn betrokken bij het transport van grote moleculen en deeltjes?
Exocytose en endocytose.
Wat zijn de drie vormen van passief transport?
Diffusie, osmose en filtratie.
Wat is diffusie?
De spontane vermenging van stoffen van een hoge naar een lage concentratie zonder ATP-verbruik.
Welke factoren beïnvloeden de snelheid van diffusie?
Temperatuur (hoger = sneller)
Molecuulgrootte (kleiner = sneller)
Concentratieverschil (groter = sneller)
Diffusieoppervlak (groter = sneller)
Afstand/membraandikte (dikker = langzamer)
Wat is gefaciliteerde diffusie?
Diffusie waarbij membraaneiwitten (carriers) helpen bij het transport van stoffen over het celmembraan.
Wat is osmose?
De diffusie van water door een semipermeabel membraan van een gebied met een hoge waterconcentratie naar een lage waterconcentratie.
Wat bepaalt de osmotische druk?
De concentratie van deeltjes die niet door het membraan kunnen diffunderen.
Wat is het verschil tussen colloïd-osmotische druk en kristalloïd-osmotische druk?
Colloïd-osmotische druk: Bepaald door eiwitconcentratie (zoals in bloedplasma).
Kristalloïd-osmotische druk: Bepaald door zoutconcentratie (zoals in cellen).
Wat gebeurt er met een cel in een hyperosmotische oplossing?
De cel verliest water en krimpt.
Wat gebeurt er met een cel in een hypo-osmotische oplossing?
De cel neemt water op, zwelt en kan barsten (hemolyse).
Wat is filtratie?
Transport van water en opgeloste stoffen door een membraan onder invloed van hydrostatische druk.
Wat is actief transport?
Transport van stoffen tegen hun concentratiegradiënt in, met gebruik van ATP.
Wat doet de natrium-kaliumpomp (Na/K-pomp)?
Pompt Na⁺ de cel uit en K⁺ de cel in, tegen de concentratiegradiënt in, met ATP.
Wat is endocytose?
Het proces waarbij de cel stoffen opneemt door blaasjesvorming van het celmembraan.
Wat zijn de twee vormen van endocytose?
Fagocytose: Opname van vaste deeltjes (bv. bacteriën).
Pinocytose: Opname van vloeistoffen.
Wat is exocytose?
Het proces waarbij cellen stoffen uitscheiden via blaasjes die samensmelten met het celmembraan.
Wat is transcytose?
De combinatie van endocytose en exocytose om stoffen door cellen heen te transporteren, zoals in de darmwand.
Wat gebeurt er in de profase van de mitose?
Chromatinedraden spiraliseren tot chromosomen, het kernmembraan verdwijnt en de centrosomen bewegen naar de polen.
Wat gebeurt er in de metafase van de mitose?
Chromosomen liggen in het equatorvlak, en de trekdraden van de spoelfiguur hechten zich aan de centromeren.
Wat gebeurt er in de anafase van de mitose?
De centromeren splitsen en de chromatiden worden naar de polen getrokken.
Wat gebeurt er in de telofase van de mitose?
Chromosomen despiraliseren, een nieuw kernmembraan vormt zich en de cel snoert zich in.
Wat is het verschil tussen mitose en meiose?
Mitose leidt tot twee identieke diploïde cellen (2n), terwijl meiose vier haploïde cellen (n) produceert.
Wat gebeurt er tijdens crossing-over in de profase I van meiose?
Homologe chromosomen wisselen genetisch materiaal uit, wat genetische variatie verhoogt.
Wat gebeurt er tijdens anafase I van meiose?
Homologe chromosomen worden gescheiden en naar de polen getrokken, zonder dat de centromeren splitsen.
Wat is het resultaat van meiose II?
Vier haploïde cellen met gescheiden chromatiden.
Wat is het verschil tussen totipotente en pluripotente stamcellen?
Totipotente stamcellen kunnen een volledig organisme vormen, terwijl pluripotente stamcellen zich tot bijna alle celtypen kunnen ontwikkelen.
Waar worden embryonale stamcellen uit verkregen?
Uit de binnenste celmassa van de blastocyste.
Wat is differentiatie?
Differentiatie is het proces waarbij cellen zich specialiseren na de celdeling.
Wat is een weefsel?
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Welke vier typen weefsels worden onderscheiden?
Dekweefsel, steunweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel.
Wat is de functie van dekweefsel?
Dekweefsel beschermt, begrenst holtes, en speelt een rol bij resorptie en secretie.
Waarom is dekweefsel avasculair?
Omdat het geen bloedvaten bevat en voeding krijgt vanuit onderliggend bindweefsel.
Wat is het verschil tussen epitheel, mesotheel en endotheel?
Epitheel: Bekleedt organen die in contact staan met de buitenwereld.
Mesotheel: Bekleedt longen, buikholte en organen.
Endotheel: Bekleedt bloedvaten en het hart
Wat is de functie van trilhaarepitheel?
Het verplaatst slijm en vuil naar de keelholte en transporteert eicellen in de eileiders.
Welke drie typen steunweefsels zijn er?
Bindweefsel, kraakbeen en beenweefsel.
Wat is de functie van vetweefsel?
Opslag van vet, steun voor organen, isolatie en productie van hormonen zoals leptine.
Wat zijn spierfibrillen of myofibrillen?
Eiwitdraden in spiervezels die contractiel zijn, wat betekent dat ze kunnen samentrekken.
Wat zijn de drie typen spierweefsel?
Glad spierweefsel (onwillekeurig, in holle organen, trage contracties)
Dwarsgestreept spierweefsel (willekeurig, skeletspieren, snelle contracties)
Hartspierweefsel (dwarsgestreept, maar onwillekeurig, onvermoeibaar)
Wat is het verschil tussen willekeurig en onwillekeurig spierweefsel?
Willekeurig spierweefsel wordt door bewuste wil aangestuurd, onwillekeurig spierweefsel werkt automatisch zonder bewuste controle.
Wat zijn de belangrijkste celtypen in zenuwweefsel?
Neuronen – geleiden impulsen
Glia- of neurogliacellen – ondersteunen en voeden neuronen
Wat is de functie van een dendriet?
Voert zenuwimpulsen naar het cellichaam toe.
Wat is de functie van een axon?
Voert zenuwimpulsen van het cellichaam af.
Wat is de myelineschede en wat doet het?
Een isolerende laag rondom axonen die de impulsgeleiding versnelt.
Wat betekent ‘ventraal’?
Aan of naar de buikzijde (synoniem: anterior).
Wat betekent ‘dorsaal’?
Aan of naar de rugzijde (synoniem: posterior).
Wat betekent ‘mediaal’ en ‘lateraal’?
Mediaal = naar het midden toe
Lateraal = naar opzij
Wat betekent ‘proximaal’ en ‘distaal’?
Proximaal = dichter bij de romp
Distaal = verder van de romp
Wat is het verschil tussen flexie en extensie?
Flexie = buigbeweging
Extensie = strekbeweging
Wat is het verschil tussen abductie en adductie?
Abductie = beweging weg van de middellijn
Adductie = beweging naar de middellijn
Wat is pronatie en supinatie?
Pronatie = handpalm naar beneden / mediale voetrand omlaag
Supinatie = handpalm naar boven / mediale voetrand omhoog
Wat is het Frontaal, sagittaal en transversaal vlak?
Frontaal vlak – Snede van links naar recht zodat je een voor en achter vlak hebt.
Sagittaal vlak – snede van voor naar achter zodat je een rechter en linker vlak hebt.
Transversaal vlak – snede horizontaal, zodat je een boven en onder vlak hebt.
Wat betekend “Centraal” en “perifeer”?
Centraal = in het midden
Perifeer = aan het uiteinde
wat is Craniaal en Caudaal?
Craniaal = dichter bij de schedel
Caudaal = dichter bij het staartbeen