Huid Flashcards

1
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de huid?

A

Bescherming, thermoregulatie, uitscheiding (excretie) en zintuiglijke waarneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke drie lagen bestaat de huid?

A
  1. Epidermis (opperhuid)
  2. Dermis (lederhuid)
  3. Subcutis (onderhuids bindweefsel, hypodermis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie celtypen bevinden zich in de epidermis?

A
  1. Keratinocyten - Produceren keratine en vormen een barrière.
  2. Melanocyten - Maken pigment (melanosomen) aan voor UV-bescherming.
  3. Cellen van Langerhans - Immunologisch actieve macrofagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de vier lagen van de epidermis van binnen naar buiten.

A
  1. Stratum basale - Binnenste laag, bevat delende cellen.
  2. Stratum spinosum - Vormt stevigheid door celverbindingen.
  3. Stratum granulosum - Bevat granula die keratine voorloperstoffen afgeven.
  4. Stratum corneum - Buitenste laag, bestaat uit dode cellen met keratine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke twee lagen bestaat de dermis?

A
  1. Papillaire laag - Bestaat uit losmazig bindweefsel en bloedvaatjes.
  2. Netvormige laag - Bevat collagene en elastische vezels, geeft de huid stevigheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de subcutis?

A

Onderhuids bindweefsel met vet, zorgt voor isolatie, bescherming en opslag van energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke factoren bepalen de huidskleur?

A

De activiteit van melanocyten, hoeveelheid en rijpheid van melanosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke effecten heeft UV-straling op de huid?

A
  1. Vitamine D productie
  2. Pigmentvorming
  3. Vernietiging van DNA (kan leiden tot huidkanker)
  4. Afbraak van elastinevezels (snellere huidveroudering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de zes huidtypen op basis van UV-gevoeligheid.

A
  1. Type 1 - Verbrandt zeer snel, wordt niet bruin.
  2. Type 2 - Verbrandt meestal, wordt een beetje bruin.
  3. Type 3 - Verbrandt zelden, wordt goed bruin.
  4. Type 4 - Verbrandt bijna nooit, wordt diep bruin (mediterraan type).
  5. Type 5 - Verbrandt zelden, wordt zeer bruin (Aziatisch type).
  6. Type 6 - Verbrandt nooit, wordt zeer donker (negroïde type).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de huid van bloed voorzien?

A

Door een netwerk van arteriën en capillairen in de dermis en subcutis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bevindt zich de haarwortel?

A

In het haarzakje in de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de haarschacht?

A

Het gedeelte van het haar dat buiten de huid uitsteekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van de haarpapil?

A

De haarpapil voedt de haarfollikel, waardoor haargroei mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar vindt de haargroei plaats?

A

Vanuit het stratum basale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is lanugo en wanneer ontwikkelt het zich?

A

Lanugo is een fijne, wollige beharing die zich tijdens de zwangerschap ontwikkelt en kort na de geboorte uitvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is terminaal haar?

A

Het uiteindelijke, gepigmenteerde haar dat groeit na de puberteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke drie fasen kent de haargroeicyclus?

A

Anagene fase (groei), katagene fase (overgang), telogene fase (rust).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat veroorzaakt kippenvel?

A

Samentrekking van kleine spiertjes aan de haarzakjes, waardoor de haren rechtop gaan staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is alopecia androgenetica?

A

Erfelijke kaalheid door gevoeligheid van haarwortels voor dihydrotestosteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaan nagels?

A

Uit dode cellen met veel hoornstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van nagels?

A

Bescherming van de vingertoppen en bevordering van het tastvermogen.

22
Q

Wat is de lunula?

A

Het witte halve maantje aan de basis van de nagel, waar de nagel nog niet volledig verhoornd is.

23
Q

Waar bevinden zich eccriene zweetklieren en wat is hun functie?

A

Over het gehele lichaam; ze reguleren de lichaamstemperatuur.

24
Q

Wat zijn apocriene zweetklieren en waar bevinden ze zich?

A

Grote zweetklieren die verbonden zijn met haarzakjes in oksels, rondom geslachtsorganen, anus en tepels

25
Q

Waardoor ontstaat de typische zweetgeur?

A

Ontbinding van apocrien zweet door bacteriën

26
Q

Welke factoren beïnvloeden zweetproductie?

A

Psychische prikkels, temperatuurregulatie, smaakprikkels en hormonale veranderingen.

27
Q

Wat is de functie van talgklieren?

A

Ze produceren talg, dat de huid en haren soepel houdt en beschermt tegen uitdroging en micro-organismen

28
Q

Hoe beïnvloeden hormonen de talgproductie?

A

Testosteron verhoogt talgproductie, oestrogenen remmen het.

29
Q

Wat is de functie van cerumenklieren?

A

Ze produceren oorsmeer dat de gehoorgang beschermt en waterafstotend werkt.

30
Q

Wat zijn mammae?

A

Mammae zijn borstklieren die zich ontwikkelen uit de melklijsten en voornamelijk bij vrouwen volledig tot ontwikkeling komen.

31
Q

Waaruit ontstaan de mammae?

A

Uit de melklijsten, verdikkingen van de epidermis die zich uitstrekken van de oksel tot de lies.

32
Q

Waaruit bestaat het grootste deel van de mammae?

A

Uit vet- en bindweefsel; slechts een klein deel is borstklierweefsel.

33
Q

Wat is de gemiddelde inwendige lichaamstemperatuur van de mens?

A

Ongeveer 37 °C

34
Q

Wat is het verschil tussen kern- en schiltemperatuur?

A

Kerntemperatuur is de temperatuur van borst-, buik- en schedelholte (36,5 - 37,5 °C); schiltemperatuur varieert en wordt beïnvloed door de omgeving

35
Q

Wat is de deltatemperatuur?

A

Het temperatuurverschil tussen de kern- en schiltemperatuur, normaal 8-9 °C.

36
Q

Welke fysiologische processen beïnvloeden de lichaamstemperatuur?

A

Lichamelijke inspanning, tijdstip van de dag en menstruatiecyclus.

37
Q

Hoe reguleert het lichaam een te hoge lichaamstemperatuur?

A

Door vasodilatatie en zweten.

38
Q

Wat is de functie van het achterste gedeelte van de hypothalamus in de thermoregulatie?

A

Het fungeert als schakelstation voor zenuwbanen naar zweetklieren en spieren.

39
Q

Welke vier fysische processen spelen een rol bij warmteafgifte?

A

Straling (radiatie), geleiding (conductie), stroming (convectie) en verdamping (evaporatie).

40
Q

Hoe werkt warmteafgifte door straling?

A

Warmere lichamen geven warmte af aan koudere lichamen. De huid straalt warmte uit, tenzij de omgeving warmer is, dan wordt warmte opgenomen

41
Q

Waarom voelt een harde wind kouder aan dan stilstaande lucht?

A

Harde wind voert de isolerende luchtlaag rond het lichaam af, waardoor de gevoelstemperatuur lager wordt.

42
Q

Hoe beïnvloedt luchtvochtigheid de verdamping van zweet?

A

Bij hoge luchtvochtigheid verdampt zweet moeilijk, waardoor het lichaam minder goed kan afkoelen.

43
Q

Waarom heeft wollen kleding een goede isolerende werking?

A

Wol houdt een luchtlaag vast, die als isolatie fungeert en warmteverlies voorkomt.

44
Q

Wat is de belangrijkste bron van warmteproductie in het lichaam?

A

De spieren, vooral bij beweging en rillen.

45
Q

Hoe verhoogt het lichaam de warmteproductie bij kou?

A

Door verhoogde spieractiviteit (rillen, klappertanden), verhoogde stofwisseling (via adrenaline en schildklierhormonen), en willekeurige bewegingen (stampen met de voeten, armen over elkaar slaan).

46
Q

Welke rol speelt de schildklier bij warmteproductie?

A

De schildklier verhoogt de stofwisseling door het afgeven van thyroxine, wat helpt bij aanpassing aan koude temperaturen.

47
Q

Wat is koorts en wanneer spreekt men ervan?

A

Koorts is een verhoogde lichaamstemperatuur boven 38 °C, veroorzaakt door een afweerreactie van het lichaam.

48
Q

Wat veroorzaakt koorts in het lichaam?

A

Pyrogene stoffen (zoals endotoxinen en stoffen van afgebroken witte bloedcellen) verhogen de instelwaarde van de hypothalamus.

49
Q

Waarom ervaart iemand met koorts rillingen en koude?

A

De hypothalamus stelt de kerntemperatuur hoger in (bijv. 40 °C). Omdat het lichaam nog 37 °C is, voelt de patiënt zich koud en gaat rillen om warmte te produceren.

50
Q

Wat gebeurt er als de koorts daalt?

A

De hypothalamus verlaagt de instelwaarde weer naar 37 °C, waardoor het lichaam oververhit raakt en gaat zweten om af te koelen.