WB 4 - Stedelijke gebieden in Nederland Flashcards

1
Q

Wanneer ontstonden de meeste steden in Nederland en waarom?

A

In de Middeleeuwen. Na het jaar 1000 zorgden technologische uitvindingen ervoor dat men steeds meer in steden ging wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke technologische uitvindingen zorgden voor het ontstaan van steden in de Middeleeuwen?

A
  • ijzeren ploegen met wielen
  • hoefijzers voor paarden en ossen

Hierdoor gemakkelijker land bewerken en meer oogsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de site?
Geef 3 voorbeelden

A

De natuurlijke omgeving waar een nederzetting of een stad zich gevestigd heeft. Bijv.:
* langs een rivier
* tegen een berghelling
* in een vlak gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is situation?
Geef 3 voorbeelden

A

Bereikbaarheid van een nederzetting of stad.
Bijv:
* via water goed bereikbaar voor andere steden
* gunstige ligging t.o.v. vruchtbare en vlakke land om de stad heen
* via de weg goed bereikbaar voor andere steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is urbanisatie?

A

Als mensen verhuizen verhuizen van het platteland naar de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een ander word voor urbanisatie?

A

Verstedelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor was het na het jaar 1100 voor steeds meer mensen mogelijk om in de stad te gaan wonen? En hoe wordt dat genoemd?

A

Er werd steeds meer geoogst op het platteland.
Urbanisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is urbanisatiegraad? En hoe wordt dat uitgedrukt?

A

Hoeveel mensen in een stad of stedelijk gebied wonen.
Dat wordt uitgedrukt in procenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent het als de urbanisatiegraad laag is?

A

Dat nog niet veel mensen in een stad of stedelijk gebied wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is urbanisatietempo?

A

De snelheid waarmee mensen verhuizen van het platteland naar de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer was de industriele revolutie?

A

1800-1900

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom zorgde de industriele revolutie voor urbanisatie?

A

Er kwam veel werk in de steden. Daarvoor verhuizen veel mensen naar de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom was het vies in steden tijdens de industriele revolutie?

A
  • veel fabrieken: vieze uitstook
  • geen riolering: vies en stank
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is suburbanisatie?

A

Verhuizen van stad of stedelijk gebied naar het platteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zorgde in de jaren 60 van de 20e eeuw voor suburbanisatie?

A

Meer mensen werkten in fabrieken, dat betaalde beter dan werk op het platteland. Daardoor werden ze rijker.
Rond jaren 60 werden auto’s relatief betaalbaar. Daardoor gingen mensen weer buiten de stad wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door de suburbanisatie in de jaren 60 ontstond selectieve migratie. Beschrijf wat er gebeurde.

A

Rijkere (jongere) mensen die een auto kunnen betalen verlaten de stad. De armere inwoners die geen auto kunnen betalen blijven achter in de stad.

17
Q

Na de suburbanisatie in de jaren 60 ontstonden ook forensen. Wat zijn forensen?

A

Mensen die iedere werkdag reizen van de woongemeente naar de werkgemeente. Bijv. van Heerlen naar Maastricht.

18
Q

Doordat armere bewoners in de binnenstad achterbleven. Wat had dat voor gevolgen voor de binnenstad?

A

De stad ging verloederen: woningen worden niet meer goed onderhouden. Daardoor gaat de leefbaarheid van de stad achteruit.

19
Q

Wat is een agglomeratie?

A

Als een dorp (of dorpen) vastgroeit aan een stad

20
Q

Door de suburbanisatie in de jaren 60 verdwenen ook veel voorzieningen . Wat zijn voorzieningen? Waarom verdwenen ze?

A

Bijv. bioscopen, sportwinkel, theater.
Er maakten steeds minder mensen gebruik van omdat ze buiten de stad woonden.

21
Q

Wat is re-urbanisatie? Vanaf wanneer vindt dat plaats?

A

Mensen gaan weer van het platteland naar de stad. Dat is vanaf ongeveer 1980/1985

22
Q

Waarom gingen kantoren en fabrieken weg uit de stad in de jaren 60?

A
  • Hoge kosten
  • Veel files naar de stad
  • Minder ruimte voor fabrieken en kantoren
23
Q

Beschrijf verstedelijking in de periode van ongeveer 1100 tot nu.

A
  • 1180 - 1960 - Urbanisatie (technologische uitvindingen en industriele revolutie)
  • 1961 - 1990 - Suburbanisatie
  • 1985 - nu - Suburbanisatie en Re-urbanisatie
24
Q

Hoe proberen steden inwoners aan te trekken?

A

Door vernieuwen van steden: winkels, uitgaansmogelijkheden, ruimere woningen (met tuin), kantoorgebouwen bouwen en vernieuwen.

25
Q

Wat is een functiemix van een stad?

A

De mix van wonen, werken en vrije tijd bij elkaar op 1 plek. Hoe beter de functiemix, hoe aantrekkelijker de stad.