Wat is sociologie + cultuur Flashcards

1
Q

De drie verschillende sociologische perspectieven

A

Structureel functionalisme, conflictsociologie, symbolisch interactionisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mondiaal perspectief =

A

het bestuderen van de wereld in zijn geheel en de plaats die onze samenleving daarbij inneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mondiaal perspectief is in te delen in:

A

Hoge, midden en lage inkomenslanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

We vergelijken rijke westerse landen met arme landen omdat: (3 redenen)

A

het inzicht geeft, we er contact mee hebben, het elders erger is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociologische verbeeldingskracht

A

hoe maatschappelijke problemen invloed hebben op individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

private troubles

A

depolitisatie, eigen schuld dikke bult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

public issues

A

externalisatie, de oorzaken van problemen liggen buiten de persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De drie veranderingen waardoor sociologie is ontstaan:

A

industrialisering, groei van steden, nieuwe politieke opvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen van industrialisering (3)

A

arbeiders in fabrieken, scheiding van werk en privé, ontstaan moderniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken van modernisering (6)

A

verdwijnen traditionele gemeenschappen, individualisme, sociale diversiteit, toekomstgericht, arbeidsverdeling, rationaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontstaan van steden:

A

groeiende textielindustrie, werk in stedelijke fabrieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gevolgen van het ontstaan van steden:

A

vervuiling, uitbuiting, misdaad, gebrek aan woonruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Politieke opvattingen van Hobbes, Lock & Smith

A

groeiend individualisme, minder gehoor aan God/Koning, vrijheid en recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Politieke verandering door Franse revolutie

A

de samenleving als geheel, rationaliteit om de wereld te duiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Politieke opvatting van Max Weber

A

rationaliteit ontstaan door afname traditioneel wereldbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Politieke opvatting van Karl Marx

A

modernisering is een vorm kapitalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De gevaren van de moderne samenleving (3)

A

Afname solidariteit, anomie, klassensamenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Anomie

A

veranderende normen en waarden door individualisme in de samenleving. De maatschappij biedt weinig morele richtlijnen.

19
Q

De twee onderscheiden die Ferdinand Tönnies maakt

A

Gemeinschaft en Gesellschaft

20
Q

kenmerken van Gemeinschaft (traditioneel)

A

groepsbelang, traditie, saamhorigheid, eer hooghouden

21
Q

kenmerken van Gesellschaft (modern)

A

individuele vrijheid, gelijkheid, schuld, eigen belang en economie, persoonlijke mening

22
Q

Het belang van sociologie (3)

A

nagaan wat wel/niet klopt, inzicht krijgen in mogelijkheden en hindernissen, actieve rol in de samenleving

23
Q

cultuur is het resultaat van …

A

sociale ervaringen

24
Q

5 soorten cultuur

A

immaterieel, materieel, hoog/elitaire, populair/laag/volks, sub

25
Q

5 cultuurelementen

A

symbolen, taal, waarden, normen, overtuigingen

26
Q

Culturele veranderingen n.a.v. technologie

A

uitvindingen, ontdekkingen, verspreiding

27
Q

Multiculturalisme

A

erkenning van culturele diversiteit in een samenleving

28
Q

Gevolgen van multiculturalisme

A

verdeeldheid door individualisme, daling van sociale cohesie

29
Q

Eurocentrisme

A

het domineren van Europese cultuurpatronen waarbij geen rekening gehouden wordt met andere culturen

30
Q

Tegencultuur

A

stroming die zich tegen de gevestigde orde keert

31
Q

cultuurshock

A

de eigen cultuur is vanzelfsprekend

32
Q

culturele integratieprincipe

A

de nauwe relatie tussen verschillende elementen van een cultuursysteem

33
Q

Etnocentrisme

A

de andere cultuur wordt aan de hand van de eigen culturele normen en waarden bepaald. Eigen cultuur is superieur.

34
Q

Cultuurrelativisme

A

Culturen kunnen niet met elkaar vergeleken worden. normen en waarden zijn niet universeel.

35
Q

Mondialisering

A

de wereldwijde stroom van goederen, informatie en mensen

36
Q

De 3 zwakke punten van de mondiale cultuur

A

onregelmatige stroom van informatie en mensen, aanname dat iedereen rijk genoeg is, wereldwijde cultuurelementen

37
Q

De civilisatietheorie van Norbert Elias

A

Verklaring voor de toenemende complexiteit van de samenleving

38
Q

Het culturele kapitaal van Pierre Bourdieu

A

De omgeving waarin je opgroeit bepaald welk kapitaal je meekrijgt

39
Q

Soorten kapitaal

A

Sociaal, economisch, cultureel, persoons

40
Q

Structureel functionalisme

A

Cultuur is een verzameling van gedragspatronen om met elkaar samen te kunnen leven en in elkaars behoeften te kunnen voorzien.

41
Q

Conflictsociologie

A

Cultuur is een mechanisme om sociale ongelijkheid in stand te houden. Materialisme is van invloed op cultuur.

42
Q

Sociobiologie

A

cultuur is het resultaat van genetische en biologische evolutie

43
Q

Symbolisch interactionisme

A

Mensen ontwikkelen hun identiteit door het contact dat zij hebben met anderen.