Seksualiteit + gezin en familie & sociale ongelijkheid Flashcards

1
Q

Matriarchaat

A

organisatievorm waarin vrouwen de mannen domineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Patriarchaat

A

organisatievorm waarin mannen de vrouwen domineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de rol van het gezin in het structureel functionalisme

A

socialisering, reguleren van seksuele activiteiten, sociale positionering, emotionele zekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de rol van het gezin in de conflictsociologie (en feministische benadering)

A

ongelijkheid in bezit en nalatenschap, het patriarchaat, etnische & raciale categorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rationelekeuzetheorie en het gezin/voortplanting

A

kiezen van een partner binnen de eigen sociaal-economische en sociaal-culturele klasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

6 oorzaken van echtscheidingen

A

individualisme, vermagering van romantische liefde, zelfstandigheid van vrouwen, druk leven buiten het gezin, acceptatie, eenvoudig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorspellingen over het gezinsleven in de toekomst (5)

A

hoog aantal scheidingen, diverse gezinssamenstellingen, mannen beperkte rol in opvoeding, financiële situaties blijven hetzelfde, voortplantingstechnologieën blijven belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het ontstaan van seksuele oriëntatie

A

product van de samenleving en biologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het structureel functionalisme over seksualiteit

A

de samenleving reguleert seksueel gedrag, ze bepalen met wie en wanneer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het symbolisch interactionisme over seksualiteit

A

scheiding van seks en voortplanting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

conflictsociologie

A

seksualiteit als oorzaak van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

queer-theorie

A

heteroseksuele vooringenomenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale stratificatie

A

systeem waarmee een samenleving categorieën mensen rangschikt in een bepaalde hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De 4 grondprincipes waarop sociale stratificatie gebaseerd is

A

kenmerk van de samenleving in het algemeen, doorgegeven op generaties, universeel maar variabel, bestaat uit ongelijkheid en overtuigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Davis-Moorethese (structureel functionalisme)

A

het functioneren van de samenleving is gebaat bij sociale stratificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Karl Marx (conflictsociologie)

A

het kapitalisme bevoorrecht mensen met kapitaal en dat leidt tot vervreemding

17
Q

4 redenen van uitstel Marxistische revolutie

A

fragmentatie van de kapitalistische klasse, hogere levensstandaard, werknemersorganisaties, juridische bescherming

18
Q

De drie dimensies van sociale stratificatie volgens Max Weber

A

Socio-economische status, historisch perspectief, multidimensionale hiërarchie

19
Q

De socio-economische status van Weber

A

sociale positie gemeten via verschillende variabelen: opleiding, beroep, inkomen

20
Q

Het historische perspectief van Weber

A

de groter wordende rol van macht in geïndustrialiseerde samenlevingen

21
Q

Kuznetscurve

A

de geschiedenis laat zien dat technologische voortuitgang eerst tot versterking en later tot verzwakking van sociale stratificatie leidt. Volgens de kuznetscurve gaat de sociale ongelijkheid in de toekomst toenemen

22
Q

gesloten kastensysteem

A

weinig verandering mogelijk in sociale positie

23
Q

open kastensysteem

A

ruimte voor sociale mobiliteit

24
Q

kastenstelsel

A

afkomst bepaald welke sociale positie je inneemt in de samenleving

25
meritocratie
persoonlijke prestaties bepalen de sociale positie
26
klassensysteem
afkomst en persoonlijke prestaties bepalen de sociale positie
27
statusconsistentie
de ate waarin de sociale positie van een individu op verschillende dimensies van sociale ongelijkheid gelijk blijft (veel prestige, weinig inkomen bijv)
28
structurele sociale mobiliteit
een verschuiving in de sociale positie van grote aantallen mensen, kan worden toegeschreven aan maatschappelijke veranderingen
29
ideologie
culturele overtuigingen die bepaalde sociale regelingen rechtvaardigen
30
plato over ideologieën
in elke cultuur is een bepaalde vorm van ongelijkheid terecht
31
relatieve armoede
de achterstelling van sommige mensen in relatie tot mensen die meer hebben
32
absolute armoede
armoede waardoor niet meer in levensbehoeften kan worden voorzien
33
twee visies om armoede te verklaren
de schuld ligt bij de mensen zelf / de schuld ligt bij de samenleving