W6 Flashcards
1
Q
De luchthaven
A
El aeropuerto
2
Q
Wat vervelend!
A
Que lata
3
Q
Wachten
A
Esperar
4
Q
Weten, kennen
A
Saber
5
Q
Zeggen
A
Decir
6
Q
De mensen
A
La gente
7
Q
Roepen, bellen
A
Llamar
8
Q
Ik weet
A
Sé
9
Q
Met Kerstmis
A
En Navidad
10
Q
De sneeuw
A
La nieve
11
Q
De boot, het schip
A
El barco
12
Q
Wel, wel!
A
Hombre!
13
Q
Zij maken, doen; u maakt, doet
A
Hacen
14
Q
Wij kennen
A
Conocemos
15
Q
Het boek
A
El libro