W3 Flashcards
Vandaag
Hoy
We moeten
Tenemos que
Gaan winkelen
Ir de compras
Naar het centrum
Al centro
Het is slecht weer
Hace mal tiempo
Het is koud
Hace frío
Het voetbal
El fútbol
De tv
La tele, la televisión
Het spijt me
Lo siento
Eerst
Primero
Een geldautomaat
Un cajero
De tabakswinkel
El estanco
Het postkantoor
Correos
Kopen
Comprar
De postzegels
Los sellos
Daarna, later
Después
De apotheek
La farmacia
De stomerij
La tintorería
En dus
Entonces
Misschien
Quizás
Dat
Ese, esa/eso
Alles
Todo
Een reiskoffer
Una maleta
Nieuw
Nuevo, -a
Ik moet
Tengo que
Een supermarkt
Un supermercado
De kapper
La peluquería
Ik zou graag
Quisiera
De schoenen
Los zapatos
Hemeltjelief!
Madre mía
Tot
Hasta
Open
Abierto
De winkel
La tienda
Ik geloof, ik denk
Creo
Meer
Más
Later
Más tarde
Ik heb gekocht
He comprado
Te, te veel
Demasiado
De ham
El jamón
De kaas
El queso
Een gram
Un gramo
De eieren
Los huevos
Het brood
El pan
De boter
La mantequilla
De suiker
Al azúcar
Het bier
La cerveza
Een fles
Una botella
De rode wijn
El vino tinto
Geen probleem
No importa
Genoeg, tamelijk
Bastante
We hebben gegeten
Hemos comido
Niets
Nada
Sinds
Desde
Gisteren
Ayer
De zak/de handtas
La bolsa/el bolso
Voor mij
Para mí
Ik ben gegaan
He ido
Blauw
Azul
Is het niet?
¿Verdad?
De verkoper
El dependiente
Hij/zij/het was, u was
Era
Vriendelijk
Amable
Zoals
Como
Wie?
Quién?
De prijs
El precio
Ze waren, u was
Eran
Dezelfde
El mismo
Holland
Holanda
Gek
Loco, -a
Dit, deze
Este, esta/esto
Het t-shirt
La camiseta
Goedkoop
Barato
De maat
La talla
Een krant
Un periódico
Nederlands
Neerlandés
Wit
Blanco
Geel
Amarillo
Zwart
Negro
Bruin
Marrón
Rood
Rojo
Grijs
Gris
Oranje
Naranja
Groen
Verde
Roze
Rosa
