vroege middeleeuwen Flashcards

1
Q

welke germaanse stam werdt volgens de kaart als eerste aangevallen waarna die werd opgenomen in het Hunnenleger

A

de goten (oost en west)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke germaanse stam migreerde volgens de kaart het verst weg van zijn oorspronkelijke woonplaats?

A

de vandalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

germaans volk: franken

A

hedendaagse regio: frankrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

germaans volk: angelen

A

hedendaagse regio: engeland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

germaans volk: saksen

A

hedendaagse regio: saksen (duitsland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

germaans volk: juten

A

hedendaagse regio: jutland (denemarken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?

A

door migratie kwamen nieuwe bevolkingsgroepen in het romeinse rijk terecht. Zij vestigen zich vooral in het westelijke deel van het rijk. Rond het jaar 500 kwam er een einde aan het west-romeinse rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe romeins waren de germanen

A

de germanen vestigden zich in het romeinse rijk en hadden bewondering voor de romeinse cultuur. Op het vlak van politiek, godsdienst, literatuur en economie namen ze de romeinse tradities over. In de vroege middeleeuwen versmolten de romeinse en germaanse cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

merovingische monarchie (5de - 8e eeuw)

A

merovech -> childerik 1 -> clovis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe noem je partijen die in de minderheid zijn

A

de oppositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

begrippen continuïteit

A
  • bestuur door monarch
  • godsdienst
  • gelaagde samenleving
  • ongelijkheid
  • agrarische samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Politieke en religieuze macht

A

Grote veranderingen 380:
- christendom staatsgodsdienst -vooral grote steden
- Verdere verspreiding van het christendom
- Missionarissen bekeren heel wat ‘heidenen’
- Bisschoppen worden religieuze leiders - bisschop van Rome = paus
- Latijn blijft de belangrijkste bestuurstaal
- Verbrokkeling van het grote Romeinse rijk met vaste grenzen o.l.v. keizer
- Kleinere koninkrijken
- Samenwerking tussen Kerk en vorst (zie afbeelding blz. 37)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De Franken bestuurden onze gewesten

A
  • Germaanse stam van de Franken vestigde zich rond de Schelde
  • Leiders bekeerden zich tot het christendom
  • Merovech= stichter van de Merovingische dynastie
    • Dynastie: opvolging van heersers
      die tot dezelfde familie behoren
  • Krijgsheren worden koningen
  • Bestuursvorm waarbij een koning aan het hoofd staat= monarchie
    Vb. Belgie= (constitutionele) monarchie <-> republiek vb. ???
  • Merovingische koningen breiden hun territorium uit
  • Frankisch erfrecht: verdelen van het grondgebied onder de mannelijke erfgenamen -> verbrokkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale en economische kenmerken

A
  • Agrarische samenleving
    • Domein werd de kern van de
      samenleving
      -Bezit van een heer - grondbezit
      is de basis van macht en rijkdom
      Veeteelt en akkerbouw
      -Boeren werken in dienst van de
      heer - onvrije boeren
    • Krijgen in ruil bescherming
    • Meerderheid bevolking leeft op
      platteland - steden krimpen
    • Handel vermindert ->
      ruileconomie vervangt
      geldeconomie
  • Gelaagde samenleving
    • Ongelijkheid tussen de
      verschillende sociale groepen
    • Vazalliteit - zie schema blz. 40
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

begrippen verandering evolutie

A

-migratie
- bekering
- veranderende grenzen en
verbrokkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bijnaam merovingische koningen

A

luie of vadsige koningen

17
Q

De Karolingische dynastie (8e - 10e eeuw)

A

karel martel -> pippijn de korte -> karel de grote

18
Q

volledige landen - rijk karel de grote

A

zwitserland
nederland
belgie
oostenrijk

19
Q

deels landen - rijk karel de grote

A

frankrijk
italie
duitsland
spanje

20
Q

niet landen - rijk karel de grote

A

portugal
engeland
griekenland

21
Q

ander woord denkfout

A

presentisme

22
Q

was karel de grote de ‘vader van europa’

A

nee, dat is een denkfout die we presentisme noemen. enkel west-europese landen maakten deel uit van het frankische rijk.

23
Q

verkiezingen uitleg

A

tijdens verkiezingen stemmen de Belgen op politieke partijen. Hoe meer stemmen, hoe meer zitjes een partij in het parlement krijgt. Partijen moeten samen een meerderheid vormen, dat noemen we een coalitie. De partij in de minderheid noem je de oppositie

24
Q

welke rol speelde de kerk in de bekering van onze regio

A

de kerk zette de religieuze organisatie op poten om geleidelijk aan de mensen in europa te bekeren tot het christendom. missionarissen zoals Bonifatius speelden daarbij een belangrijke rol. ze gaven ondermeer de aanzet tot de bouw van kerken, abdijen…