Voorzetsels Flashcards
1
Q
Van
A
De
2
Q
In (een huis of ergens binnen in)
A
Dans
3
Q
Op
A
Sur
4
Q
In (een stad of een plaats), naar, aan
A
À
5
Q
Voor (van plaats)
A
Devant
6
Q
Voor, om te
A
Pour
7
Q
In (een land)
A
Aux
8
Q
Tussen
A
Entre