Voorzetsels Flashcards
1
Q
Anhand
A
Aan de hand van
2
Q
Statt
A
In plaats van
3
Q
Trotz
A
Ondanks
4
Q
Währamd
A
Tijdens
5
Q
Wegen
A
Vanwege
6
Q
Innerhalb
A
Binnen
7
Q
Außerhalb
A
Buiten