Voortplanting bij mensen en dieren Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat de bloemkelk?

A

Uit kelkbladeren ( meestal groen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van de bloemkelk?

A

Als de bloem nog in de knop zit beschermt de bloemkelk de rest van de bloem tegen uitdroging en kou.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de bloemkroon?

A

Uit kroonbladeren (vaak groot en opvallend gekleurd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goed of fout?;
Kelkbladeren en kroonbladeren kunnen vergroeid zijn of los van elkaar zitten

A

Goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heten de voortplantingsorganen van bloemen?

A

Meeldraden en stamper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de mannelijke voortplantingsorganen van een plant?

A

Meeldraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vrouwelijke voortplantingsorganen van een plant?

A

De stamper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat de meeldraad?

A

Een helmdraad en een helmknop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat de helmknop en wat is de functie?

A

De helmknop bestaat uit helmhokjes waarin stuifmeel ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt stuifmeel ook wel genoemd?

A

Pollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat stuifmeel?

A

Hele kleine kortels; de stuifmeelkorrels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn stuifmeelkorrels?

A

De mannelijke geslachtscellen van een plant. Als de helmhokjes openspringen, komen de stuifmeelkorrels vrij. In elke stuifmeelkorrel zit een celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Goed of fout?;
Kroonbladeren zijn altijd groot en opvallend gekleurd.

A

Fout, bij grassen bijvoorbeeld zijn ze klein en groen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van grote gekleurde kroonbladeren?

A

Het lokken van insecten die zorgen voor bestuiving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat een stamper?

A

Een stempel, een stijl en een vruchtbeginsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zit er in het vruchtbeginsel?

A

1 of meer zaadbeginsels, in elk zaadbeginsel ontstaat 1 eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een eicel?

A

Een vrouwelijke geslachtscel. In elke eicel zit een celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Komen insecten alleen af op de kleur van de kroonbladeren?

A

Nee, ze komen ook af op de geur en op de nectar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is nectar?

A

Nectar is een zoet sap dat insecten aantrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat maken bijen van nectar?

A

Honing voor hun jongen (larven).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe komt het stuifmeel op een andere bloem terecht?

A

Bij het verzamelen van nectar, komt er stuifmeel op bijv. de bij. Als hij naar een andere bloem vliegt, neemt hij het stuifmeel mee en komt dat weer op andere bloemen terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wordt stuifmeel alleen door insecten overgebracht?

A

Nee ook door vogels (kolibrie) of sommige vleermuizen of door de wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is bestuiving?

A

Het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op een stempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Is het ook bestuiving als stuifmeel terecht komt op de stempel van een ander soort bloem?

A

Nee, die kan daar niets mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is zelfbestuiving?

A

Als bloemen zowel meeldraden als een stamper hebben, kan het stuifmeel op de stempel van de stamper in dezelfde bloem terecht komen. Dit is bij veel bloemen het geval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Als een plant meerdere bloemen heeft en er komt stuifmeel van de ene bloem op de stempel van een andere bloem aan dezelfde plant; heet dit dan ook zelbestuiving?

A

Ja kan binnen 1 bloem of op meerdere bloemen van 1 plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is kruisbestuiving?

A

Stuifmeel dat terecht komt op stempels van bloemen aan een andere plant (wel van dezelfde soort!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn insectenbloemen?

A

Bloemen waarbij insecten voor de bestuiving zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn windbloemen?

A

Bij windbloemen blaast de wind het stuifmeel van de meeldraden weg. Het stuifmeel kan dan bij toeval op een stempel van een bloem van dezelfde plantensoort komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom maken windbloemen veel meer stuifmeel in verhouding tot insectenbloemen?

A

Omdat de kans dat stuifmeel door de wind bij toeval op een stempel van een bloem van dezelfde plantensoort komt klein is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Kunnen er in 1 bloem zowel vrouwelijke als mannelijke voortplantingsorganen zitten?

A

Ja dat is vaak zo, maar niet altijd. (Bloemen van een courgetteplant zijn of vrouwelijk, of mannelijk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom hangen bij windbloemen de helmknoppen vaak buiten de bloem?

A

Zodat de wind het stuifmeel gemakkelijk kan wegblazen..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarom zijn stempels van windbloemen ook wel veervormig en steken ze buiten de bloem uit (bijv. grasplant) ?

A

Dat maakt de kans op bestuiving groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Goed of fout?;
Een insect kan maar 1 bloem bestuiven.

A

Fout, 1 insect kan tientallen bloemen bestuiven. Stuifmeel blijft op hem plakken en hij dit blijft plakken op stempels van verschillende bloemen. Niet alle stuifmeel plakt op 1 stempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Kijk in je boek 1B naar de plaatjes op bladzijde. 190!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Kan er ook bestuiving plaatsvinden door knaagdieren?

A

Ja bijv. Bij de plant bavianenschoen, die maakt een nectar die naar ranzige zure boter ruikt. Dit vindt de klipmuis lekker, die gaat alle bloemen af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wanneer is stap 1 van de voortplanting geslaagd?

A

Als de kern van de stuifmeelkorrel bij de kern van de eicel in het zaadbeginsel komt en ze versmelten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is een stuifmeelbuis?

A

Als een stuifmeelkorrel op een stempel van dezelfde soort plant is gekomen, groeit uit de stuifmeelkorrel een buis door de stijl naar een zaadbeginsel; dit is de stuifmeelbuis.Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat gebeurt er als de stuifmeelbuis een zaadbeginsel heeft bereikt?

A

De top van de stuifmeelbuis barst open, de kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en versmelt met de kern van de eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe noem je het versmelten van de kernen (van stuifmeelcel en eicel) ?

A

Bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is een kiem?

A

Als de bevruchte eicel zich deelt, ontstaat door celdelingen een kiem

42
Q

Wat ontstaat er uit het zaadbeginsel?

A

Dit begint na bevruchting te groeien en hieruit ontstaat zaad. Elk zaad bevat een kiem.

43
Q

Wat groeit uit de kiem bij kieming van het zaad?

A

Een kiemplantje

44
Q

Goed of fout?;
De kern van een bevruchte eicel bevat de chromosomen van de mannelijke en de vrouwelijke geslachtscel.

A

Goed

45
Q

Kunnen er meerdere stuifmeelbuizen tegelijk door een stijl groeien?

A

Ja, ze groeien naar verschillende zaadbeginsels ( zie pagina 159)

46
Q

Kunnen er meerdere zaden ontstaan in een vruchtbeginsel?

A

Ja uit elk zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht kan een zaad ontstaan. Dus als er in een vruchtbeginsel meerdere zaadbeginsels zitten kunnen er dus meer zaden ontstaan ( mits ze bevrucht zijn)

47
Q

Door welke delen van de stamper groeit de stuifmeelbuis achtereenvolgens?

A

Stempel, stijl, zaadbeginsel.

48
Q

Groeit elke eicel in een vruchtbeginsel uit tot een kiem?

A

Nee alleen als de eicel bevrucht is.

49
Q

Groeit elk zaadbeginsel in een vruchtbeginsel uit tot een zaad?

A

Nee alleen als het bevrucht is

50
Q

Kunnen er meerdere stampers in 1 bloem zitten?

A

Ja bij sommige planten is dit zo.

51
Q

Wat is cleistogamie?
(Bonusvraag)

A

Zelfbevruchting bij een plant waarvan de bloemen niet eens opengaan. Ze brengen zelf al kiemkrachtig zaad voort (paarse dovenetel en bosviooltje).

52
Q

Wat gebeurt er met zaadbeginsels die niet bevrucht zijn?

A

Ze verschrompelen

53
Q

Wat is een vrucht?

A

Als het vruchtbeginsel groter is gegroeid noem je het een vrucht, de zaden ( of zaad) bevinden zich in de vrucht.

54
Q

Wat is een peulvrucht?

A

De vrucht van een bonenplant.

55
Q

Wat gebeurt er met de kroonbladeren en de meeldraden nadat een vruchtbeginsel is bevrucht?

A

Ze vallen af en de bloemkelk verschrompeld

56
Q

Wat is vruchtvlees?

A

Het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht.

57
Q

Waaruit kan vruchtvlees ontstaan?

A

Uit het vruchtbeginsel of de bloembodem.

58
Q

Heeft elke vrucht vruchtvlees?

A

Nee

59
Q

Wat zijn appels, peren, tomaten en peulen?

A

Vruchten

60
Q

Wat zijn bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten?

A

Zaden

61
Q

Wat bevat een zaad?

A

Reserve voedsel voor het kiemplantje dat uit de kiem kan ontstaan.

62
Q

Wat is de volgorde van verandering in de bloem na bevruchting?

A
  1. Vruchtbeginsel en zaadbeginsels beginnen te groeien. 2. Kroonbladeren en meeldraden vallen af. 3. Bloemkelk en stijl verschrompelen, een restant blijft over. 4. De vrucht is rijp.
63
Q

Wat is geslachtelijke voortplanting?

A

Als er bij voortplanting bevruchting plaatsvindt.

64
Q

Wat is ongeslachtelijke voortplanting?

A

Als planten zich voortplanten zonder bevruchting, een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme (bijv. een plant waarbij aan de rand van het blad kleine plantjes groeien die afvallen).

65
Q

Welke voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting kun je geven?

A

Stekken, weefselkweek celdeling, knollen en bollen, uitlopers en wortelstokken en poliep

66
Q

Wat is stekken?

A

Stukje stengel in water zetten, tot deze wortels vormen, dan kun je ze planten.

67
Q

Wat is een weefselkweek?

A

De knop (groeipunt) van een plant wordt afgesneden en op een speciale voedingsbodem gelegd. Deze groeien uit tot kleine plantjes, waar weer knoppen aan zitten en ga zo door.

68
Q

Welke andere organismen dan planten kunnen zich ook ongeslachtelijk voortplanten?

A

Eéncellige organismen zoals bacteriën, door middel van celdeling, gisten (ééncellige schimmels) planten zich voort door knopvorming

69
Q

Zijn er ook dieren die zich ongeslachtelijk voortplanten?

A

Ja, kwallen, deze begint zijn leven als poliep, hier ontstaan allemaal kleine kwalletjes die aan elkaar vastzitten, deze laten los en groeien uit tot een volwassen kwal. Dan vindt er wel geslachtelijke voortplanting plaats; er ontstaat weer een poliep,

70
Q

Hebben alle cellen van een organisme dezelfde chromosomen in de celkern?

A

Ja

71
Q

Waar bestaan chromosomen voor een groot deel uit?

A

DNA

72
Q

Wat bevat DNA?

A

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen.

73
Q

Goed of fout?;
Bij ongeslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouder.

A

Goed

74
Q

Wat is vermeerderen?

A

Toepassen van ongeslachtelijke voortplanting door plantenkwekers. Meestal met stekken en weefselkweek.

75
Q

Wat is een knol?

A

Een verdikte stengel met reservevoedsel en knoppen (bijv. Aardappelplant).

76
Q

Wat gebeurt er als een knol uitloopt?

A

Dan ontstaat uit 1 van de knoppen een plant, hieraan ontstaan (onder de grond) nieuwe knollen die weer kunnen uitlopen.

77
Q

Wat is een bol?

A

Een bolschijf met rokken (verdikte bladeren met reservevoedsel) en knoppen (bijv. tulp)

78
Q

Wat gebeurt er als een bol uitloopt?

A

Als een bol uitloopt, ontstaat uit 1 van de knoppen een plant, uit de andere knoppen ontstaan nieuwe bollen, die elk weer kunnen uitlopen.

79
Q

Wat zijn uitlopers?

A

Een bovengrondse stengel waaraan jonge planten ontstaan, bijv. aardbeien

80
Q

Wat zijn wortelstokken?

A

Een ondergrondse stengel waaraan jonge planten ontstaan, bijv. lelietjes van dalen en brandnetels.

81
Q

Hoeveel % van het DNA leveren de ouders bij de voortplanting?

A

Beide ouders leveren 50% van het DNA.

82
Q

Hoeveel geslachtscellen zijn nodig bij geslachtelijke voortplanting?

A

2

83
Q

Wat is meiose?

A

Een speciale celdeling die geslachtscellen maakt: De chromosomen worden niet gekopieerd zoals bij ongeslachtelijke voortplanting maar verdeeld over de dochtercellen (geslachtscellen)
Geslachtscellen hebben daardoor de helft van het aantal chromosomen van de moedercel.

84
Q

Vindt bij een tulp zowel geslachtelijke voortplanting plaats als ongeslachtelijke voortplanting?

A

Ja ongeslachtelijke voortplanting in de bol en geslachtelijke voortplanting door zaden in de bloem.

85
Q

Hebben bij geslachtelijke voortplanting de nakomelingen precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders?

A

Nee.

86
Q

Hebben bij ongeslachtelijke voortplanting de cellen van nakomelingen hetzelfde aantal chromosomen en hetzelfde DNA als de ouder?

A

Ja

87
Q

Wat kun je vertellen over DNA bij bevruchting?

A

Bij bevruchting komt het DNA van twee organismen bij elkaar.

88
Q

Wanneer vindt bij zaadplanten geslachtelijke bevruchting plaats?

A

Als de kern van een stuifmeelkorrel (de mannelijke geslachtscel) versmelt met de kern van een eicel (de vrouwelijke geslachtscel)

89
Q

Uit bloemen ontstaan vruchten met zaden. Benoem 3 manieren waardoor deze zaden worden verspreid.

A
  1. Door de plant zelf; sommige planten schieten of slingeren hun zaad weg bijv. De plant ooievaarsbek.
  2. Door de wind, deze zaden hebben vaak hulpmiddelen waardoor ze langer in de lucht kunnen zweven bijv. Paardebloemen, esdoorn of berk.
  3. Verspreiding door dieren bijv, de Vlaamse gaai eet de besjes van de lijsterbes. Het vruchtvlees verteert maar de zaden niet. De vogel poept deze uit
90
Q

Kunnen eekhoorns ook zaden verspreiden?

A

Ja, ze leggen een wintervoorraad aan van eikels of beukenootjes, maar kunnen deze niet altijd terugvinden, dan kan er een nieuwe plant uit groeien.

91
Q

Kunnen mensen of honden ook zaden verspreiden?

A

Ja de mens in schoenzolen (onopzettelijk) de hond met zijn vacht, sommige zaden hebben kleine haakjes die gemakkelijk in een vacht blijven hangen en ergens anders afvallen of door de hond worden afgeveegd.

92
Q

Hoe noem je bloemen die zowel meeldraden als stamper(s) in 1 bloem hebben?

A

Tweeslachtig, als ze alleen meeldraden of alleen een stamper hebben zijn ze eenslachtig

93
Q

Hoe noem je plantensoorten die alleen mannelijke of alleen vrouwelijke bloemen dragen?

A

Tweehuizig bijvoorbeeld de wilg. Hier is geen zelfbestuiving mogelijk ( je hebt twee verschillende huizen nodig voor bevruchting)

94
Q

Hoe noem je een plantensoort die zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen dragen?

A

Eenhuizig , ook plantensoorten met tweeslachtige bloemen zijn eenhuizig. Je hebt maar 1 huis nodig voor bevruchting

95
Q

Wat is een cloaca?

A

Een geslachtsopening van vogels (mannelijk en vrouwelijk) het is het Latijnse woord voor riool en zit dus aan de binnenkant van het lichaam.

96
Q

Wat is een hemipenis?

A

Een dubbele penis bij slangen en hagedissen.

97
Q

Wat is uitwendige bevruchting?

A

Bevruchting vindt plaats buiten het lichaam. Bijv. Bij kikkers en vissen

98
Q

Wat is inwendige bevruchting?

A

Bevruchting vindt plaats in het lichaam van het vrouwtje, zoals bij zoogdieren, vogels, insecten

99
Q

Waar ontstaat het vruchtvlees bij een appel of peer?

A

Uit de bloembodem

100
Q

Waar ontstaat het vruchtvlees bij een banaan of sinaasappel?

A

Uit het vruchtbeginsel.