Voortplanting Flashcards

1
Q

beschrijf verschillende spermagolven hengst

A
  • zichtbaar aan knikken staart
  • eerste fractie: secreet vd Cowperklieren (sperma-arm)
  • tweede fractie: secreet vd zaadblaasjes en testikels, spermarijk
  • derde fractie: secreet vd prostaat (sperma-arm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beschrijf verloop natuurlijke paring hengst

A
  • penis: spongieuze type
  • afsnuffelen merrie -> bestijgen -> enkele hevige copulatiebewegingen -> uterusbezaaier: glans penis (eikel) sluit aan op cervix -> ejaculatie, gn copulatiebewegingen dan -> spermagolven (3), zichtbaar aan knikken staart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beschrijf verloop natuurlijke paring stier, ram en bok en geef type penis

A
  • penis: fibreuze type
  • actief opzoeken vrouwelijke dieren -> paring zelf heel kort: vrijwel onmiddellijke ejaculatie met korte hevige nastoot -> hierbij w sperma tegen cervis gesproeid: cervixbezaaier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschil spongieuze vs fibreuze penis

A
  • spongieuze: corpi cavernosa (zwellichamen)
  • > hond, hengst, mens
  • fibreuze: in lengte toenemen door het uitstrijken vd zogenaamde S-bocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschil ejaculatie hengst vs stier, ram en bok

A
  • hengst: spermagolven (3)

- rest: 1 fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is impotentia coeundi en geef oorzaken

A
  • fertiliteitsstoornis
  • wat: het nt kunnen plaatsvinden v coïtus omdat mannelijk dier nt wil of kan dekken
  • oorzaken (3)
    1. gestoord libido
    2. gestoorde erectie
    3. mechanisch verhinderde coitus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg uit: gestoord libido

A
  • kan oorzaak zijn v fertiliteitsstoornis Impotentia Coeundi
  • soorten (5):
    1. primair gestoord libido: aangeboren verminderde gevoeligheid vh geslachtscentrul
    2. jeugdimpotentie: jonge, onervaren dieren, vaak opgefokt in afwezigheid vd andere sexe.
  • > kan behandeld w met GnRH
    3. Geconditioneerde anafrodisie: normaal reageren op sommigen en aversie vertonen tov anderen
    4. psychisch trauma: eerder opgedane neg ervaringen tijdens of vlak voor of na paring of sperma-afname
    5. fysische problemen: genitale of extra-genitale oorzaak (bvb verstoorde hormoonhuishouding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leg uit: mechanisch verhinderde coitus

A
  • impotentia coeundi kan veroorzaakt w door mechanische storing
  • soorten (6):
    1. persisterend frenulum
    2. penishypoplasie: te korte penis, vnl bij stieren
    3. onvoldoende uitlengen (vnl stieren door spasmen of te kort z vd retractoren (houden uitlengen tegen, kunnen nt verder uitrekken)
    4. afwijkende richting penis (vnl stieren)
    5. penisprolaps: door ruptuur, papillomen
    6. penisparalyse: trauma, kalmeringsmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

papilloom: wat

A

= goedaardige tumor die ontstaat in epitheelcellen

- kan coitus verhinderen -> mogelijke oorzaak impotentia coeundi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

persisterend frenulum:wat

A
  • als het mucosa vh preputium (binnenste laag v preputium) en de penis vergroeid blijven en nt loskomen bij kalf (preputium kan zich eig nt vrij bewegen dan)
  • kan impotentia coeundi veroorzaken (mechanische verhindering coitus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is impotentia generandi en geef mogelijke oorzaken

A
  • wat: het wel plaatsvinden vd coitus ( impotentia coeundi), maar het onvruchtbaar z vh mannelijk dier
  • oorzaak: verworven of aangeboren (5):
    1. cryptorchidie
    2. testiculaire hypoplasie: onderontwikkeling testikels (en dus sperma is nt bevruchtingskrachtig)
    3. varicoele
    4. testisdegeneratie: door gestoorde thermoregulatie, trauma (sjot erop), bestraling, algemene ziekte…
    5. orchitis: ontsteking 1 of beide testikels, te zien bij oa tuberculose (rund), influenza… (eq)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

varicocele: wat?

A
  • varix = spatader = verwijde ader
  • wat: vaatverwijding in plexus pampiniformis (BV in testis) -> zwelling balzak (scrotum)
  • gevolg: impotentia generandi (wel dekken, maar onvruchtbaar z)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cryptorchidie

A

-nt uitdalen v 1 of beide testis
- vnl bij hengst
- afhankelijk v waar bal blijft zitten:
1. inguinale
2. abdominale cryptorchidie
! vaak wel normaal - verhoogd libido -> castreren nuttig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat z voordelen werken met diepvriessperma bij KI Ru?

A
  1. grotere keuze aan stieren
  2. stier blijft lang beschikbaar bij grote stock
  3. export en transport wereldwijd is eenvoudig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat z nadelen aan werken met diepvriessperma bij KI Ru?

A
  1. te beperkt aantal stieren
  2. sommige sperma kan nt ingevroren w
  3. sterfte vd zaadcellen: 10 tot 40% sterft bij invries- en ontdooiproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

inseminatie bij koe bij KI: wanneer en waar?

A
  • beste tijdstip: 8 tot 24u na begin oestrus
  • waar: met inseminatiepipet intracervicaal of intra-uterien onder rectale begeleiding (pipet met hand vasthouden in rectum!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is ontdooiproces diepvriessperma Ru?

A
  • ontdooien in warmwaterbad v 40 gr Celcius

- nadeel: bij ontdooiproces en invriesproces gaat 10-40% sperma dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bespreek endometritis : oorzaken en diagnose

A
  • belangrijkste oorzaak nt drachtig geraken
  • uterus = steriel -> kiemen v buitenaf z uterus binnengekomen:
    1. bij partus
    2. bij dekking
    3. bij inseminatie
    4. door anatomische afwijkingen
    5. via instrumenten die intravaginaal en intra-uterien w ingebracht
  • diagnose: slijmmonster, eventueel endometriumbiopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bespreek ernst endometritis Eq

A
  • ernst infectie afhankelijk v
    1. aantal kiemen
    2. afweer uterus, afh v leeftijd merrie (ouder = gevoeliger), cyclusstadium, pariteit (vaker geveulend = gevoeliger)
  • verschil endometritis met sympt v lokale aard waardoor Eq nt drachtig kan w vs endometritis acuta post-partum: hierbij zal algemene gezondheidstoestand achteruit gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

therapie endometritis Eq

A
  1. oorzaak anatomische afw: verhelpen afwijking (bvb vulvoplastie)
  2. oorzaak inhoud in uterus: frequent spoelen om uterus te ledigen
  3. infectie genezen door lokale toediening Ab, antiseptica
  4. herinfectie vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Preventie endometritis Eq

A
  • Endometritis post-partum:
    1. geboortemoeilijkheden voorkomen
    2. hygienisch werken
    3. nageboorte zo snel mogelijk laten afkomen
    4. vulvaverwondingen hechten
  • ontsteking na dekking/inseminatie:
    1. alleen merries dekken die optimaal hengstig z en normaal cycleren
    2. zo weinig mogelijk dekken/insemineren tijdens oestrus (het geschikte tijdstip afwachten na echografische follikelcontrole)
    3. KI ipv natuurlijke dekking
    4. hygiene (!penis hengst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

preventie endometritis post-partum Eq

A
  1. geboortemoeilijkheden voorkomen
  2. hygienisch werken
  3. nageboorte zo snel mogelijk laten afkomen
  4. vulvaverwondingen hechten
23
Q

preventie endometritis na dekking/inseminatie Eq

A
  1. alleen merries dekken die optimaal hengstig z en normaal cycleren
  2. zo weinig mogelijk dekken/insemineren tijdens oestrus (het geschikte tijdstip afwachten na echografische follikelcontrole)
  3. KI ipv natuurlijke dekking
  4. hygiene (!penis hengst)
24
Q

bespreek pneumovagina

A
  • onvoldoende sluiting vulva (oorzaken: inscheuring tijdens partus oa)
  • verslapping v weefsels -> lucht w in vagina aangezogen
  • gevolg: endometritis -> nt drachtig w
  • therapie: vulvoplastie en endometritis succesvol behandelen
25
Q

wat is vulvoplastie? wrm?

A
  • ‘opnaaien’ (opspannen v weefsels) v vulva- en vaginaweefsel onder plaatselijke verdoving
  • wanneer pneumovagina
  • als merrie later moet veulenen, kan het nodig z het stugge bindweefsel in te knippen en meteen na partus terug te hechten
26
Q

bespreek urovagina

A
  • door verslapping v vaginabodem kan urine blijven staan net voor cervix
  • gevolg: urine = broeihaard voor bact -> endometritis
  • therapie: vulvoplastie
27
Q

bespreek rectovaginaalfistel

A
  • bij partus kan één of beide voorpootjes de dorsale vaginawand en rectum perforeren waardoor fistel (verbinding) ontstaat
  • als nt ingegrepen w: fistel scheurt verder door door persen merrie naar caudaal -> ontstaan cloaca, perineum scheurt helemaal door tot in anus
  • therapie: chirurgische reconstructie, meestal pas na spenen veulen
  • opnieuw drachtig w: gn belofte
28
Q

geef preventieve maatregelen na abortus

A
  • wanneer: zolang nt aangetoond is dat oorzaak nt-infectieus was
    1. afzondering merrie na grondige desinfectie achterhand
    2. onderzoek vrucht en vruchtvliezen labo
    3. desinfectie stal/stuk waar het gebeurd is
    4. verbranding strooisel na veulenhengstigheid
    5. desinfectie kleding, schoeisel en materiaal
29
Q

geef mogelijke nt-infectieuze oorzaken abortus Eq

A
  1. Tweelingdracht: meest voorkomend, vanaf 5M (20w)
  2. stressfactoren (langdurig transport, ruwe behandeling, voeding achteruit…)
  3. endotoxinemie: bvb na ernstige koliek (darmstelsel vol toxische stoffen)
  4. mechanische factoren: dekken v drachtige merrie, behandeling of intra-uteriene manipulatie bij drachtige merrie
30
Q

geef mogelijke infectieuze oorzaken abortus Eq

A
  1. bacterieel: (BIO)
    - vnl. streptococcus zoo-epidemicus
    - via cervix komt deze in uterus
    - veroorzaakt abortus meestal voor 5M, maar kan gehele dracht abortus veroorzaken
  2. mycotisch: (MIO)
    - mycose = schimmelziekte
    - vnl. aspergillus fumigatus aka bij voederen hooi slechte kwaliteit
    - abortus vnl rond 10M
  3. Viraal: (VIO)
    - Equine Herpesvirus 1 (EHV1 = rhinopneumonie)
    - vnl 7-10e maand
    - wnr: meestal jonge Eq met AHinfecties in najaar die drachtige merries ziek maken
    - abortus is plots, merrie is nt ziek en nageboorte komt vlot af
31
Q

abortus: wat

A

= verwerpen vd vrucht voor de 300e dag (voor 10m) vd dracht

  • oorzaken:
    1. Infectieus
    2. Nt-infectieus
32
Q

wanneer spreken we van partus prematurus

A
  • verwerpen vrucht tss 300 en 320e dag (vanaf 10m)
33
Q

pariteit

A

= het aantal keer dat het vrouwelijk dier bevallen is

34
Q

apoptose

A

geprogrammeerde celdood, noodzakelijk

35
Q

involutie

A
  • terugkeren ve orgaan naar grondtoestand na een fysiologisch proces
  • bvb: na partus: involutie geslachtsorgaan vrouwelijk dier
36
Q

PGF2alpha

A
  • Wat: hormoon, vorm v prostaglandine, gevormd door endometrium
  • Ftie:
    1. induce labour: inzetten partus en inzetten abortus (door stimulatie samentrekken v uterus en luteolyse -> CL w CA -> progesteron stopt -> dracht w nt meer onderhouden)
    2. Wanneer in luteale fase gn implantatie eicel -> oxytocine zet uterus aan tot productie PGF 2a -> zorgt voor luteolyse CL tot CA -> gn productie progesteron meer
37
Q

Connectie prostaglandine - oxytocine - progesteron

A

-PG f2alpha en oxytocine inhiberen productie progesteron omdat ze zorgen voor luteolyse.
- Oxytocine: zorgt voor samentrekken uterus
-Progesteron inhibeert PG en oxytocine productie, waardoor CL kan blijven bestaan.
-PG en oxytocine hebben tegengestelde werking van progesteron.
Ovulatie -> vorming CL: produceert progesteron -> zorgt voor inhibitie GnRH, oxyt, prostaglandine en voor graviditeit: endometrium bereidt zich voor op innesteling bevr eicel
-> gn innesteling: progesteronconc nt hoog genoeg voor volledig inhibitie -> oxytocine verhoogt -> PGF verhoogt -> luteolyse en samentrekken uterus -> CL w CA -> progesteron weg => nieuwe cyclus
-> innesteling bevr eicel: CL bljft -> progesteron blijft -> oxytocine en PGF w geinhibeerd waardoor gn inductie partus kan gebeuren en gn nieuwe cyclus kan beginnen (GnRH-inhibitie)

38
Q

Progesteron

A
  • W aangemaakt door:
    1. CL tijdens luteale fase (gestimuleerd door LH en FSH)
    2. Placenta tijdens dracht
    3. (Bijnierschors bij synthese steroidhormomen bij zowel man als vrouw)
  • Fties:
    1. voorbereiden baarmoederslijmvlies op innesteling v bevruchte eicel en lichaam laten weten dat het drachtig is (graviditeit)
    2. vermindert prikkeling vd spieren rondom de baarmoeder (inhibitie oxytocine), zodat een afstotingsreactie tegen het lichaamsvreemde embryo wordt onderdrukt.
    3. Tijdens de zwangerschap bevordert progesteron samen met oestrogene hormonen, prolactine, cortisol, insuline en schildklierhormonen de vergroting van de melkklieren
  • Fysio:
    ovulatie -> CL -> LH en FSH stimuleren het CL tot productie progesteron -> P: bereidt baarmoederslijmvlies voor op innesteling bevruchte eicel ->
    1. Gn bevruchte eicel: neg terugkoppeling: bep progesteronconc zorgt voor remming hypofyse -> LH en FSH w verminderd -> CL w CA -> Pconc daalt => verdikking baarmoederslijmvlies verdwijnt (-> menstruatie)
    2. Wel bevruchte eicel: CL blijft bestaan -> blijvende Pproductie
39
Q

luteale fase

A

Begint met ovulatie (vorming CL): groei CL dus verhoging productie progesteron (PGF2x is laag), FSH begint weer te stijgen en LH en inhibine dalen.
Eindigt met luteolyse of dracht. Als dracht: progesteron blijft hoog want CL blijft bestaan. Als luteolyse: progesteron daalt want CL w CA, PGf2x en oxytocine stijgen in conc. LH en inhibine beginnen te stijgen terwijl FSH begint te dalen.

40
Q

prostaglandines

A

Groep met hormoon-achtige effecten. W zo goed als overal in lichaam gevormd en gevonden. Ftie afhankelijk van aan wat voor receptor ze binden.

41
Q

progesteron vs PG F2a

A

Antagonisten.
Progesteron: in hoge conc wanneer drachtig -> lichaam blijft moeite steken in foetus
PG f2x: in hoge conc aan einde dracht: CL afbraak en stimulatie samentrekken uterus voor partus.

42
Q

oestrogenen. soorten

A

2 types:

  1. Steroidale: (meest voorkomende)
    - > Oestradiol (vnl in vruchtbare vr dieren)
    - > Oestriol (vnl wnr drachtig)
    - > Oestron (vnl na menopauze)
  2. Nt-steroidale: stoffen die oestrogene activiteit bevatten
43
Q

oestriol

A

Tijdens dracht, oa met progesteron, zorgt voor ontw melkklieren. Aangemaakt door placenta
Steroidaal oestrogeen

44
Q

oestradiol

A
  • Steroidaal oestrogeen
  • aanwezig in een vruchtbaar vr dier
  • fties:
    1. Wnr [progesteron] hoog en [oestradiol] hoog: negatief terugkoppelingsmechanisme: hypofyse secretie v LH en FSH inhiberen -> gn nieuwe cyclus
    2. Wnr [oestradiol] hoog net voor ovulatie: positief terugkoppelingsmechanisme: stimulatie LH-productie door hypofyse => LH-piek
45
Q

endometriale cups

A

W gevormd door cellen van foetale oorsprong die zich in baarmoederwand vestigen en daar eilandjes van hormoonproducerende cellen gaan vormen (vanaf d36 (5 w) van dracht)
Ftie: productie eCG (equine chorionic gonadotropine) en immuniteit
Als foetus sterft wanneer endometriale cups al gevormd zijn (dus vanaf ong 5 w), zullen cups nog tijdje blijven (ong 5 m) -> CL blijft nog een tijdje (5m)-> progesteronproductie blijft -> lichaam denkt nog een tijd dat het drachtig is (=> pas nieuwe hengstigheid mogelijk na embryonale sterfte van embryo v +5w na 5 m)

46
Q

eCG

A

= Hormoon Equine Chorion Gonadotrophin.
=PMSG: Pregnant Mare Serum Gonadotrophin
- Aangemaakt door endometriale cups (dus vanaf 5 w (d36) in dracht).
- Ftie:
1. CL dat na ovulatie aanw is, in stand houden wanneer drachtig -> CL in stand -> productie progesteron w in stand gehouden: lichaam blijft weten dat het drachtig is.
2. Tweede CL vormen -> deze sterft af na 160d aka 5m dus op ong m6 van zwangerschap

47
Q

hormoon

A

Stof door het lichaam aangemaakt dmv klieren (endo- (geeft horm direct aan bloed af, bvb testes, ovaria, deel alvleesklier (insuline en glucagon) en exocriene (deel pancreas). Ftie: boodschap doorgeven. Specifieke receptoren gevoelig voor specifieke hormonen

48
Q

inhibine

A

W geproduceerd door follikels.

Ftie: inhibeert FSH, nt LH. aka FSH ftie valt weg: folliculaire groei stopt.

49
Q

Graviditeit

A

dracht

50
Q

fluctuatie

A

wanneer men op een plaats op een zwelling drukt de omliggende delen omhoog komen, alsof men op een ballonnetje gevuld met vocht drukt. Dit treedt alleen op als de inhoud van de zwelling vloeibaar is (vocht dus) of als deze zeer week is (bijvoorbeeld zachte lipomen).
-> Manier van rectaal drachtigheidsonderzoek vn uterus bij koe.
Als aanwezig onder 6w, geeft dit hoge zekerheid dat koe drachtig is.

51
Q

membraanslip

A

vruchtvliezen (vruchtblaas met vruchtvlies erin) slippen weg bij het oppakken van de baarmoeder
-> Manier van rectaal drachtigheidsonderzoek vn uterus bij koe
Als aanwezig na d35: hoge zekerheid dat koe drachtig is.

52
Q

Ligamentum latum uteri

A

ophangband uterus. Bestaat uit 3 delen en hangt op: uterus aan pelvis, ovarium aan uterus en ovarium aan oviduct.
Bevat oa de arteria uterina (media).

53
Q

Arteria uterina media

A

Onderdeel van ligamentum latum uteri.
Loopt langs uterus af.
Grootste bloedvoorziener uterus en vergroot heel erg tijdens zwangerschap.
=> bij rectaal drachtigheidsonderzoek kan de arteria uterina media dichtgeknepen worden en dan wordt een grote bloedstroom dichtgeknepen, dus gezinder zal gevoeld w als koe drachtig is (vanaf 3.5 m in drachtige hoorn, 5m in nt-drachtige)