verloskunde Flashcards

1
Q

bespreek endocrinologie normale partus

A
  • FOETUS LIGT ALTIJD AAN BASIS NORMALE PARTUS!
  • Foetus brengt partus op gang:
    1. verandering in omgeving (ruimte w kleiner voor veulen) geeft stress -> ACTH verhoogd -> cortisol verhoogd.
    2. Foetale cortisol komt terecht in maternale bloedcirculatie -> stimuleert enzym dat progesteron omzet naar oestrogeen
    3. endometrium zet onder invloed v oestrogeen prostaglandine vrij
    4. PGF zorgt voor lyse CL en verhoogde uterus-contracties (specifiek: myometrium, ‘weeen’) => brengen vrucht in geboortepositie en vruchtvliezen door cervix in vagina
    5. In vagina verhoogt de druk = prikkeling drukreceptoren -> vrijstelling oxytocine (OT)
    6. Fergussonreflex: OT zorgt voor meer contracties myometrium en nog meer stijging druk -> nog meer vrijstelling OT
    7. verhoogde druk in bekkengebied -> reflex: opwekken buikpers, loopt gecoordineerd met baarmoedercontracties en noodzakelijk voor uitdrijven vrucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bespreek fergusson-reflex

A
  • Vicieuze cirkel bij normale partus, endocrinologie
  • Foetus brengt partus op gang, op bepaald moment: foetus in geboortepositie en vruchtvliezen in cervix en vagina -> hier verhoogde druk -> relfex: vrijgave oxytocine -> hierdoor w uteriene contracties versterkt en druk in vagina en cervix nog meer verhoogd -> nog meer vrijgave oxytocine (=vicieuze cirkel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

puerperaal

A

= kraambed = kraamtijd

- periode net na partus (ong eerste 8 dagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bespreek het week gedeelte vh geboortekanaal

A
  • cervix, vagina en vulva
  • brede bekkenbanden
  • verweking (bij naderende partus) -> elasticiteit verhoogt
  • > onvoldoende verweking => scheuren (=> pneumovagina)
  • weerstand gevend:
  • > cervix
  • > dorsale commissuur vulva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek benig geboortekanaal paard

A
  • onderdelen: bekken, sacrum en eerste staartwervels
  • weinig tot nt vervormbaar
  • Ruime en ronde bekkeningang
  • vlakke bekkenbodem
  • wijde uitgeronde zijwanden
  • licht convex gebogen uitdrijvingsrichting
    (=> ivm Ru heeft Eq een makkelijker geboortekanaal om baby eruit te persen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bespreek benig geboortekanaal rund

A
  • onderdelen: sacrum, bekken en eerste staartwervels
  • weinig tot nt vervormbaar
  • ovale bekkeningangg
  • oplopende bekkenbodem
  • hoog oplopende zijwanden
  • afhellend sacrum
  • sterk convex gebogen uitdrijvingsrichting
    => moeilijker geboortekanaal dan Eq
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

prodromi

A

= symptomen die waarschuwen voor begin ve ziekte

-> bij partus: symtomen die waarschuwen voor aankomende partus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geef prodromi partus bij rund

A

Tekenen naderende partus zijn:

  1. volschieten uier
  2. zakken ophangbanden
  3. vulvazwelling en oedeemvorming
  4. vulva-uitvloei (v helder slijm (baarmoederprop = voor partus) tot bloederig of lichtgroen (= begin ontsluitingsfase))
  5. veranderde lichaamstemp: eerst stijgen 12-24u voor partus en dan daling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geef prodromi partus bij eq

A

Tekenen ve naderende partus zijn:

  1. Minder duidelijk en het ontwikkelt zich minder geleidelijk dan bij Ru
  2. Uier: soms al opgezwollen een maand voor partus, doorheen de dag kan grootte uier variëren
  3. Kegelen: gestold secreet aan tepel
  4. wnr partus nabij:
    - > uier schiet vol en spuit melk
    - > onrustig worden, zweten
    - > kolieksymptomen of regelmatig kleine # mesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bespreek bij normaal partusverloop de ontsluitingsfase

A
  1. uteruscontracties
  2. onrust
  3. intra-uteriene druk stijgt
  4. zichtbare vruchtvliezen (allantois en amnion (zit rond embryo)) -> scheuren v vliezen (Eq altijd allantois (bevat afvalsoffen primitive gut v embryo, is dus deel embryo)) eerst)
  5. Duur:
    -> Ru: 3-6u
    -> Eq: 1-2u
    (chorion zit rond amnion en allantois)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bespreek bij normaal partusverloop de uitdrijvingsfase

A
  • bij ontsluitingsfase z vliezen (allantois en amnion) gescheurd -> hierna begint uitdrijvingsfase
    1. uteriene contracties (als gevolg van stijging intra-uteriene druk)
    2. buikpers
    3. Door hoge druk op foetale borstkas tijdens de uitdrijving: amnionvocht w uit luchtwegen geperst -> onderdruk ontstaat -> AH komt op gang
    ! geboorte veulen met amnion over hoofdje -> risisco voor stikken bij minder vitale veulens
    4. Duur:
    -> Ru: 2-3u
    -> Eq: 10-30 min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom is kans op perinatale sterfte hoger bij stuitligging?

A

Stuitligging: AP eerst

  1. door de langere duur: de ontsluiting vd cervix verloopt trager -> weinig aanleiding tot afgifte oxytocine en buikpers
  2. navelstreng loopt soms om de hak of om de romp en kan te vroeg afgekneld geraken (en navelstreng is bloedtoevoer voor baby)
  3. Hypoxie kan inspiratiebewegingen induceren -> hierdoor amnionvocht in longen -> benadeelt de ftie vd longen kort na geboorte (ze kunnen nt optimaal werken) met ev sterfte na geboorte tot gevolg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hypoxie

A

= ‘hypo’ en ‘oxie’

- te kort aan zuurstof in (bepaalde) weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bespreek bij normaal partusverloop de nageboortefase

A
  • nageboorte z vliezen en navelstreng
    1. uteruscontracties tot nageboorte afkomt
    2. Duur:
  • > Ru: 4-8u
  • > Eq: 15-30min
  • > Ru: duurt zo lang omdat de placentomen moeten afkomen, deze geven ook een verhoogd risico op het nt loskomen vd vliezen en dus het nt afkomen vd nageboorte
  • > Eq: altijd controleren op volledigheid, ret sec is heel gevaarlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Retentio secundinarum

A

= nt of nt tijdig afkomen vd nageboorte (vliezen + navelstreng)

  • normale duur:
  • > Ru: 4-8u
  • > Eq: 15-30 min
  • Sprake v ret sec wanneer:
  • > Ru: langer dan 24u
  • > Eq: langer dan 6u
  • zeker bij Eq heel gevaarlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer ga je vooronderzoek uitvoeren?

A
  1. wanneer uitdrijvingsfase nt vordert
  2. wanneer vruchtblazen gebroken z maar er zijn gn vruchtdelen te zien: oorzaak moet achterhaald w (je ziet maar geen lichaam komen) (bvb te grote vrucht, slecht ontsloten cervix, abnormale ligging…)
  3. om de ligging te bepalen wnr er wel extremiteiten buiten vulva steken maar gn kop
    - > zoolvlakten naar dorsaal gericht: meestal achterste voorstelling (AV)
    - > zoolvlakten naar ventraal gericht: meestal voorste voorstelling (VV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bespreek het afbreken vd navelstreng

A
  • > Eq:
  • veulens normaal geboren met intacte navelstreng en blijven zo nog tijdje liggen
  • afscheuren gebeurt door bewegingen v veulen of moeder (rechtstaan)
  • scheuren gepaard met minimaal tot geen bloedverlies
  • > Ru:
  • navelstreng korter -> scheurt meestal al intra-vaginaal
  • amnionschede (vlies v 10 cm) blijft over
  • > Amnionschede is erg belangrijk: droogt heel snel op en mummificeert -> sluit zo de navelopeningen af en behoedt het dier voor infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bespreek na-onderzoek

A
  • verplicht vooronderzoek: enkel indien echt nodig
  • ftie: zoeken naar aanwezigheid resterende vruchten, kwetsuren, bloedingen
  • retentia secundinarum voorkomen: controleren op volledigheid nageboorte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke zijn algemene voorbereidingen bij verloskundige hulp?

A
  • afkalfstal:
  • geboortepositie
  • glijmiddel
  • sedatie, narcose, analgesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bespreek afkalfstal

A
  • apart
  • zacht ligbed
  • makkelijk te verversen en reinigen
  • nt te glad!
  • erin: enkele dagen voor kalfdatum
  • eruit: als nageboorte is afgekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat doe je als koe nt spontaan in geboortepositie gaat liggen?

A
  • normale geboortepositie koe: zijlig
  • > neerleggen door opheffen
  • > neersnoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bespreek glijmiddel

A
  • nt-irriterende vettige substantie: slaolie, vaseline, reuzel…
  • > als moeilijke verlossing: boorzalf (boor in vaseline)
  • nodig omdat: droge geboortewegen vormen risico voor trauma, maakt het glad en soepel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bespreek analgesie bij partus

A
  • wanneer:
    1. angstige en nerveuze dieren
    2. heel pijnlijke verlossing
    3. onhandelbare dieren
    ! hogere gevoeligheid tijdens dracht
    ! transplacentaire overgang naar foetus
  • actief bestanddeel: xylazine (onderdeel v oa het geneesmiddel Rompun)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bespreek vaginaal onderzoek als deel v verloskundig onderzoek

A
  • onderzoeken v VOLLG en navelstreng
  • VOLLG:
    1. Verwondingen: controle op laesies (beschadiging v weefsel), bloedingen en afwijkingen
    2. Ontsluiting: vd cervix -> onvoldoende, slecht ontsloten…
    3. Ligging:
  • > vd foetus: AV, VV, afwijkend
  • > vd uterus: torsio uteri?
    4. Levenstekenen: reflexen, hartslag en navelstrengpulsaties
  • > VV (4): tussenklauwreflex, slikreflex, oogbolreflex en navelstreng
  • > AV (3): tussenklauwreflex, anusreflex, navelstreng
    5. Grootte: relatieve grootte baby -> is extractie wel mogelijk of is het onverantwoord (aka keizersnede nodig?)
  • Navelstreng: verloop ervan (zeker wanneer AV want als om poot geslagen of om romp gedraaid (waarop verhoogde kans is bij AV) is er verhoogde kans op sterfte tijdens partus)
  • > gn pulsatie: dode foetus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

welke levenstekenen w gecheckt bij VV ligging?

A
  • levenstekenen: reflexen, hartslag, navelstrengpulsaties
  • VV:
    1. tussenklauwreflex
    2. slikreflex
    3. oogbolreflex
    4. navelstreng
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welke levenstekenen w gecheckt bij AV ligging?

A
  • levenstekenen: reflexen, hartslag en navelstrengpulsaties
  • AV:
    1. tussenklauwreflex
    2. anusreflex
    3. navelstreng
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

proefextractie

A
  • onderdeel vaginaal onderzoek, specifiek onder punt G: grootte: gaat het kalf door het geboortekanaal passen of onverantwoord?
  • ftie: controleren of kalf het geboortekanaal wel of nt zal kunnen passeren vooraleer er trekkracht w uitgevoerd
  • VV: matige trekkracht (100-120 kg) nodig, kogels handbreedte buiten vulva (staand dier)
  • AV: sterke trekkracht (200kg) nodig, tarsi handbreedte buiten vulva (liggend dier)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

bespreek rectaal onderzoek als onderdeel v verloskundig onderzoek

A
  • Enkel wanneer duidelijke aanwijzing dat het nodig is:
    1. torsio uteri?
    2. is partus bezig of nt: twijfel
    3. levenstekenen foetus (die DA doen twijfelen)
    4. Rupturen
    5. Peritonitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

geef onderdelen verloskundig onderzoek

A
  1. Vaginaal onderzoek: VOLLG en navelstreng

2. Rectaal onderzoek: enkel wanneer duidelijke aanwijzing dat het nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

peritonitis

A

= buikvliesontsteking

  • ernstig, vereist eig onmiddellijke operatie
  • Oorzaak: infectie
  • Maakt rectaal onderzoek noodzakelijk bij naderende partus
31
Q

geef beide vormen v dystocie

A
  1. Dystocia materna: oorzaak abnormale partus ligt bij moederdier
    - > stoornissen in uitdrijvende kracht
    - > afwijkingen in geboortekanaal
    - > afwijkingen vd uterus
  2. Dystocia foetalis: oorzaak abnormale partus ligt bij foetus
    - > te grote vrucht
    - > misvormingen
    - > abnormale liggingen
32
Q

geef oorzaken dystocia materna

A
  1. stoornissen in uitdrijvende kracht:
    - te sterke weeën (moederdier probeert heel erg om baby eruit te krijgen, => spasmen uterus, heel pijnlijk)
    - uterusatonie: uterusspierweefsel is verslapt/blijft ontspannen, gn weeën
    => abnormale partus
  2. Afwijkingen in geboortekanaal:
    - onvoldoende ontsluiting
    - prolapsus vaginae
    - prolapsus vesicae (kan prolaps (naar buiten treden) van blaas, rectum, uterus.. zijn)
    - bekken: te smal of misvormd
    => abnormale partus
  3. Afwijkingen vd uterus:
    - Deviatio uteri: anteflexio, retroflexio (ligging is afwijkend)
    - uterusruptuur
    - torsio uteri
    (- prolaps uterus)
    => abnormale partus
33
Q

geef oorzaken dystocia foetalis

A
  1. Te grote vrucht
    - relatief of absoluut: voor dit moederdier te groot of voor ieder moederdier zou het te groot zijn
  2. Misvormingen en monstra:
    - Hydrops:
    - > hydrops ascites
    - > hydrocephalus
    - Monstra = teratologisch product: vnl DUBBELVORMEN (twee hoofdjes, extra hoef/klauw,…)
  3. Abnormale ligging:
    - abnormale habitus
    - abnormale situs
    - abnormale positio
34
Q

Hydrops ascites

A

= waterophoping thv buik => opgezwollen buik

- misvorming vd foetus die kan leiden tot abnormale partus (dystocia foetalis)

35
Q

ascites

A

opgezwollen buik

36
Q

bespreek abnormale ligging als oorzaak dystocia foetalis

A

3 vormen v abnormale ligging vd foetus die abnormale partus kunnen veroorzaken:

  1. Abnormale habitus: ligging v hoofd, hals en extremiteiten tov romp
    - bvb carpaalligging: voorbeen nt gestrekt, maar gebogen in voorknie
  2. Abnormale situs: ligging vd lengte-as v foetus tov moederdier
    - bvb dwarsligging
  3. Abnormale positio: ligging vd hoogte-as vd foetus
    - bvb rugligging: rug v kalf ligt naar buik v moederdier (vs normaal: buik kalf ligt naar buik moederdier)
37
Q

geef belangrijkste oorzaken nt-vooruitgaande partus Ru

A
  • Dystocia foetale:
    1. te grote kalveren
    2. afwijkende liggingen
    3. tweelinggeboorten
    4. misvormingen en monstra
  • Dystocia materna:
    5. uterusatonie
    6. torsio uteri
38
Q

hoe komt het dat abnormale partus zo vaak voorkomt bij Ru en wrm w dit er nt uitgefokt?

A
  1. Meer abnormale partussen door grotere afmetingen kalveren en te klein bekken vh moederdier (zeker bij vleesrassen)
  2. verminderde selectie op normaal afkalven: door verbeterde technieken in verloskunde sterven minder kalveren (die normaal nt overleefd zouden hebben) -> deze kunnen zich ook weer voortplanten, ondanks hun te klein geboortekanaal, andere afwijking die partus vermoeilijkt…
39
Q

geef belangrijkste oorzaken nt-vorderende partus Eq

A
  • Dystocia foetale:
    1. afwijkende ligging
    2. misvormingen en monstra
    3. te grote vrucht
  • Dystocia materna:
    4. torsio uteri
40
Q

waarom komt keizersnede bij paard minder voor dan bij Ru?

A
  1. levenskansen veulen dalen veel sneller
  2. slechtere prognose voor het veulen na keizersnee
  3. keizersnede is technisch veel moeilijker bij Eq (ook is partiele foetotomie makkelijker en w dit dus sneller gedaan)
  4. slecht ontsloten cervix (reden keizersnede) komt bij Eq nt voor
41
Q

wrm zijn reposities bij Eq belangrijker dan bij Ru?

A

Omdat bij Eq afwijkende liggingen vaker de oorzaak zijn ve nt-vorderende partus dan bij Ru

42
Q

Vgl extracties Ru met Eq

A
  • > Eq:
  • makkelijker uitvoerbaar
  • kruis op kruis komt minder vaak voor
43
Q

bespreek normale en geforceerde extractie

A
  • partus vordert nt -> na checken ligging (normaal of reposite): proberen of normale extractie mogelijk is -> partus vordert weer
  • > normale extractie of kruis op kruis (vnl bij Ru) -> als kruis op kruis: leeft kalf nog? ja: geforceerde extractie
44
Q

wrm komt partiele foetotomie vaker voor bij Eq dan bij Ru?

A
  • bij Eq komen vaker afwijkende liggingen voor

- > sommige liggingen zijn nt weer goed te leggen zonder risico voor de merrie => partiele foetotomie nodig

45
Q

geef het schema dat je volgt als algemene richtlijn voor verloskunde bij paard en rund

A
1.
- partus vordert: spontane partus
- partus vordert nt: ligging
-> normaal
-> abnormaal: repositie
2. proberen of normale extractie mogelijk is:
-partus vordert
- partus vordert nt
3. partus vordert:
- normale extractie
- kruis op kruis (vnl bij koe)
-> kalf leeft: extraction forcee
-> kalf dood: partiele foetotomie
4. partus vordert nt:
-> kalf leeft: sectio cesarea
! Eq: eerder partiele foetotomie ipv sectio cesarea
-> kalf dood: totale foetotomie
46
Q

vergelijk extractie met repositie

A
Extractie:
- liggend dier
- gebruik v verloskettinkjes
- gn epidurale
- gn uterospasmolyticul
- trekken gelijktijdig met contracties!
Repositie:
- staand dier
- epidurale
- uteroplasmolyticum
- foetus terugduwen en verloskettinkje aan normaal liggende vruchtdelen doen
-> extractie na repositie
47
Q

uterospasmolyticum: wat en wrm nodig?

A
  • spasmolyticum: vermindert spierkramp (spasmen)
  • nodig bij repositie
  • nt gebruiken bij extractie: je kan alle hulp v moederdier gebruiken om baby eruit te krijgen aka felle weeën (uterussamentrekkingen) zijn nodig
48
Q

ftie epidurale

A

pijnprikkels v baarmoeder en bekkenbodem blokkeren

49
Q

Geef verschillende stappen bij extractie bij VV

A
  1. aanleggen verloskettinkjes distaal v bijklauwtjes met het oog dorsaal
  2. trekken:
    - richting uier -> eens kop te zien is: touwtjes van hand wisselen zodat poten gekruist komen
    - kalf 90° kantelen en recht naar achter trekken
    - richting staart trekken
50
Q

wrm bij extractie in kopligging kanteling v 90°?

A
  • kopligging = VV
  • na het trekken richting uier is het kantelen aan de beurt
  • voorhand 90° kantelen zorgt voor kanteling v achterhand met 45°
  • wrm: achterstel kalf is breder dan de breedte vh bekken vd koe
  • > door draaien achterstel v kalf met 45° moet breedte kalf door lengte van bekken (hier past het beter door)
51
Q

geef verschillende stappen bij extractie AV

A
  • AV = stuitligging
    1. verloskettinkjes aanleggen distaal v bijklauwen met het oog dorsaal
    2. poten 90° kantelen
    3. richting staart trekken
    4. richting uier trekken
52
Q

geef indicaties foetotomie

A
  1. te grote (dode) foetus
  2. vernauwde bekkenholte
  3. afwijkende ligging
  4. onvoldoende ontsluiting
  5. misvormde foeti of monstra
53
Q

wat is foetotomie

A

= het in stukken snijden vd foetus

  • Partiele: doorzagen van enkel het deel dat een afwijkende ligging aanneemt en nt te herleggen is -> rest vd foetus is op een normale manier te extraheren
  • Gehele: heel het lichaam w in stukken gezaagd
  • Draadzaag-foetotoom: scherpe ruwe draad die doorheen twee metalen buizen loopt om geboorteweg te beschermen -> intra-uterien w deze strak aangetrokken om te zagen
54
Q

geef voorbereiding foetotomie

A
  • dier = staand
  • epidurale anesthesie (pijnstilling)
  • reiniging vulva
  • glijmiddel
  • desinfecterende oplossing voor instrumenten
  • goede kledij en handschoenen
  • helpers
55
Q

geef belangrijkste indicaties sectia cesarea

A
  1. te grote levende vrucht ( nt levend: eerder foetotomie)
  2. torsio uteri
  3. onvoldoende ontsluiting
  4. Afw ligging -> repositie, geforc extractie en foetotomie zijn nt succesvol
56
Q

bij onvoldoende ontsluiting, kies je voor SC of voor (partiele) foetotomie?

A
  • bij Eq eerder voor foetotomie omdat:
  • > makkelijker dan sc (sc is operatie op liggend dier en meestal onder gehele narcose!)
  • > minder nadelig voor moederdier
  • bij Ru eerder voor SC
57
Q

geef contra-indicaties voor SC

A
  1. ernstige verwondingen vh geslachtsapparaat
  2. slechte algemene toestand moederdier
  3. geinfecteerde uterusinhoud/ emfysemateuze vrucht (al rottend) (-> je wil nt dat infectie/rottigheid bij opensnijden uterus zich kan verspreiden in lichaam moederdier)
58
Q

emfysemateuze vrucht: wat

A

= vrucht met lucht in de weefsels als gevolg van rotting

59
Q

welke structuren w doorgesneden bij SC?

A
  1. M. obliquus abdominis externus
  2. m. obliquus abdominis internus
  3. m. transversus abdominis
  4. peritoneum
60
Q

geef volledig stappenplan SC

A
  1. voorbereiding:
    - rechtstaand Ru
    - L-flank wassen en scheren (Li: uterus makkelijkst te bereiken)
    - huid desinfecteren
    - lokale anesthesie
    - epidurale anesthesie (als moederdier perst)
    - uterospasmolyticum ((hevige) contracties zijn toch nt meer nodig)
  2. Incisie:
    - doorheen 3 spieren en peritoneum
    - > pens aan de kant duwen, uterus extra-abdominaal brengen -> incisie uterus -> incisie vruchtvliezen -> we zien klauwtjes: extractie kalf (mbv verloskettinkjes)
    - > checken andere hoorn voor tweede kalf en checken of gn te felle bloedingen (door bvb placentomen)
  3. Hechten:
    - > uterus:
    - manier v hechten: gewijzigde Cushing
    - vruchtvliezen w in uterus gelaten omdat deze pas na tijdje natuurlijk afkomen (4-8u door aanwezigheid placentomen)
    - intra-peritoneaal: geven broad-spectrum Ab: tetracyclines, penicilline
    - > peritoneum en dwarse buikspier hechten (doorlopend)
    - > overige spieren, subcutis en huid
61
Q

geef stoornissen die vallen onder puerperale stoornissen

A

= stoornissen aan het kraambed (gebeuren tijdens/na partus)

  1. trauma aan bekken, wervels en zenuwen
  2. uterusverwondingen
  3. vagina- en vulvaverwondingen
    - > denk aan cloaca, rectovaginaalfistel
  4. inversie en prolaps uterus
  5. retentio secundinarum
62
Q

beschrijf trauma aan zenuwen door partus

A

= puerperale stoornis: trauma aan nn. gebeurt bij partus (rond het kraambed)

  • parese/paralyse v nn.
    1. paralyse n. obturatorius: wijdbeense stand (deze n. is veel kleiner dan ischi en loopt mediaal -> het terugtrekken v been onder de massa lukt nt meer)
    2. paralyse n. ischiadicus: volledig slap been
63
Q

verschil parese - paralyse

A
  • parese: gedeeltelijke verlamming, gedeeltelijk verlies v kracht
  • paralyse: spier verliest alle kracht, volledige verlamming
64
Q

wrm is retentio secundinarum zo gevaarlijk bij Eq?

A
  • leidt tot endometritis en hoefbevangenheid
  • algemene ziektesymptomen: koorts, suf, gn eetlust
    maar ook: koliekverschijnselen, SEPSIS
    -> oorzaak: infectie uterus met allerlei micro-org -> toxines komen volop vrij en terecht in circulatie moederdier
    (nageboorte = ‘secundinae’)
    Ru: ernstige complicaties komen veel minder voor
65
Q

wat verstaat men onder ‘volschieten uier’

A
  • Ru: een indicatie ve naderende partus

- groter w van uier -> huid komt strakker te staan, w roder en de tepels staan gespannen

66
Q

geef de banden die het geslachtsapparaat ophangen

A
  • ligamenta sacro-tuberosa (banden)
  • ligamenta sacro-spinosa (platen)
  • > vlak voor de partus zijn deze veel weker (ze zakken)
67
Q

beschrijf carpaalligging

A
  • kan beiderzijds of éénzijdig zijn
  • voorbeen ligt nt gestrekt, maar geplooid thv voorknie -> hierdoor zijn ook schouder en elleboog gebogen
  • repositioneren: terugduwen om ruimte te creeeren -> voorknie naar omhoog brengen (richting dorsaal) -> gebogen klauw naar voor trekken => partus/extractie kan weer verder gaan
68
Q

beschrijf schouderligging

A
  • voorbeen is helemaal gebogen in de schouder en ligt langs romp vh lam naar achteren teruggeslagen
  • repositioneren: lam terugduwen in baarmoeder om ruimte te creeeren -> knie naar voor trekken -> carpaalligging, zo verder oplossen: voorknie naar omhoog (dorsaal) -> gebogen klauw pakken en naar voor trekken => partus/extractie kan weer verdergaan
69
Q

beschrijf de ligging van Johne

A

= schouder-elleboog ligging

  • voorbenen liggen naar voor maar zijn gebogen in schouder- en ellebooggewricht (voorbenen zn nt volledig gestrekt)
  • repositioneren: soms kan het lam zo geboren w, soms strekken benen eerst.
  • als te weinig ruimte: lam wat terugduwen in baarmoeder zodat hoofd uit de weg en meer ruimte voor benen
70
Q

beschrijf tarsaalligging

A

= stuitligging waarbij achterbeen in spronggewricht (enkel) gebogen is
- repositioneren: eerst lam terugduwen (veel ruimte voor repositionering nodig) -> enkel naar dorsaal trekken zodat we nt tegen ischium bekken opbotsen -> uiteinde poot naar achteren (caudaal) strekken => normale stuitligging (AV)

71
Q

beschrijf heupligging

A
  • stuitligging, enkel staartje te voelen, waarbij heel het achterbeen langs het lichaam naar voren (craniaal) gestrekt ligt.
  • repositioneren: ruimte maken door baby terug te duwen -> spronggewricht pakken en naar caudaal
    trekken -> tarsaalligging: check -> spronggewricht naar dorsaal trekken -> klauw naar caudaal trekken => normale stuitligging (AV)
72
Q

beschrijf teruggeslagen kop

A
  • wel VV ligging
  • repositioneren: terugduwen baby in baarmoeder om ruimte te creeeren: voorpootjes liggen al in geboorteweg of ze steken al naar buiten, maar de kop ligt nog achter de bekkeningang -> kop vastpakken en onderlangs naar je toehalen => normale kopligging (VV)
73
Q

bespreek repositionering dwarsligging

A
  • repositie niet mogelijk -> foetotomie noodzakelijk