Voorbeeldvragen Flashcards

1
Q

Wat verstaat men onder het basaal metabolisme?
A.Alle processen bij een dier die nodig zijn voor een dier te laten leven en te bewegen.
B.Processen die nodig zijn om de minimale hoeveelheid energie te leveren, noodzakelijk voor alle essentiële levensprocessen.
C.Alle processen die nodig zijn om een dier te laten leven, bewegen en te groeien.
D.Alle processen die zorgen voor de aanmaak van bouwstoffen in het lichaam en het leveren van energie.

A

B. Processen die nodig zijn om de minimale hoeveelheid energie te leveren, noodzakelijk voor alle essentiële levensprocessen.

Het basaal metabolisme is essentieel voor levensondersteunende functies zoals ademhaling en circulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vanaf wanneer heeft een hond koorts? Meer dan:
A.37 °C
B.38 °C
C.39 °C
D.40 °C

A

39 °C

Normale lichaamstemperatuur voor honden ligt tussen 38 °C en 39 °C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat klopt niet over actieve immuniteit?
A.Langdurige werking
B.Door het lichaam zelf aangemaakt
C.Vb. Via vaccinatie
D.Vb. Antistoffen via de moedermelk

A

D. Antistoffen via de moedermelk

Actieve immuniteit wordt meestal verkregen door vaccinatie of door infectie, niet via moedermelk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de voornaamste voedingsstof die een hond uit vlees of vis haalt?
A.Eiwit
B.Vet
C.Water
D.Koolhydraten
E.Vitamines en mineralen

A

A. Eiwit

Eiwitten zijn cruciaal voor de groei en het herstel van lichaamsweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doe je beter NIET om hyperthermie te behandelen?
A. Een natte handdoek op de hond leggen.
B. Een ventilator of airco bij de hond plaatsen.
C. De hond laten zwemmen
D. De lies en oksels koelen met stromend water.

A

A. Een natte handdoek op de hond leggen.

Dit kan de situatie verergeren in plaats van koeling te bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zet mens of hond bij de correcte uitspraak: Haren groeien voortdurend.
A.Haren groeien voortdurend
B.Epidermis of opperhuid is dunner
C.Epidermis of opperhuid vernieuwt zich om de 20 dagen
D.Deze heeft geen zweetklieren

A

A. Mens
B. Mens
C. Hond
D. Hond

Dit verwijst naar de verschillen in haargroei tussen mensen en honden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke kleur ziet een hond niet?
A.Blauw
B.Groen
C.Geel
D.Rood

A

D. Rood

Honden hebben een beperkt kleurenzicht en kunnen rood niet goed waarnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan je het begin van de loopsheid zien bij een teef?
A. Bloedverlies uit de vagina, de vulva is niet gezwollen en de reu heeft nog geen interesse in de teef.
B. Geen bloed uit de vagina en de vulva is niet gezwollen maar de reu heeft wel intersse in de teef vooral in de vele urine plasjes die de teef doet
C. Bloed verlies uit de vagina, de vulva is gezwollen en de teef urineert veel. Dat trekt de reu aan maar de teef laat de dekking nog niet toe.
D. Dit is heel moeilijk te zien want er zijn geen lichamelijk veranderingen in het begin van de loopsheid.

A

C. Bloedverlies uit de vagina, de vulva is gezwollen en de teef urineert veel. Dat trekt de reu aan, maar de teef laat de dekking nog niet toe.

Dit is een belangrijk kenmerk van de voortplantingscyclus bij teven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer laat een teef zich dekken?
A. Pro-oestrus
B. Oestrus
C. Metoestrus
D. Anoestrus

A

B. Oestrus

Dit is de fase waarin de teef vruchtbaar is en zich laat dekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de kleine bloedsomloop?
A. Zuurstofrijk bloed gaat van het hart via de aorta/slagaders naar de weefsels en keert daarna terug via aders/vena cava naar het hart
B. Zuurstofrijk bloed gaat van hart naar longen en keert daarna terug naar het hart.
C. Zuurstofarm bloed gaat van hart naar de longen en keert daarna terug naar het hart.
D. Bloed van de spijsvertering gaat eerst nog eens volledig door de lever voor het terug naar het hart gaat.

A

C. Zuurstofarm bloed gaat van hart naar de longen en keert daarna terug naar het hart.

Dit proces is essentieel voor de zuurstofopname in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar gebeurt het grootste deel van de vertering van voedsel en de opname van voedingsstoffen?
A.Slokdarm
B.Maag
C.Dunne darm
D.Dikke darm
E.Endeldarm

A

C. Dunne darm

De dunne darm is verantwoordelijk voor de meeste spijsvertering en absorptie van voedingsstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De knieschijf of patella is een:
A. Lang been
B. Plat been
C. Kort been
D. Sesambeen

A

D. Sesambeen

Sesambeenderen helpen bij het verbeteren van de hefboomwerking van spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een fontanel?
A. Een verbinding tussen de schedelbeenderen.
B. Verbinding tussen rib en borstbeen
C. Verbinding tussen bekken en heiligbeenderen
D. Een ander woord voor sesambeen

A

A. Een verbinding tussen de schedelbeenderen.

Fontanellen zijn belangrijke structuren in de schedel van een pasgeborene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor dient het slakkenhuis in het oor?
A. Voor de waarneming van geluid
B. Voor het evenwicht
C. Om het geluid te versterken
D. Om het geluid door te geven van het buitenoor naar het binnenoor

A

A. Voor de waarneming van geluid

Het slakkenhuis speelt een cruciale rol in het gehoorsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden tranen afgevoerd bij de hond?
A. Opgenomen via het oog
B. Via het traankanaal naar de neus
C. Via het traankanaal naar de sinussen
D. Via het derde ooglid

A

B. Via het traankanaal naar de neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het autonoom zenuwstelsel?
A. Controleer je bewust en stuurt de skeletspieren aan
B. Heb je geen bewuste controle over en regelt vitale functies zoals bloeddruk, hartslag, spijsvertering.
C. Zorgt voor een bewuste controle van bloeddruk, hartslag en spijsvertering.
D. Is een andere naam voor het perifeer zenuwstelsel. Het stuurt zowel onbewuste vitale functies aan als bewuste controle over je skeletspieren

A

B. Heb je geen bewuste controle over en regelt vitale functies zoals bloeddruk, hartslag, spijsvertering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De hypofyse is:
A. Een soort derde oog en regelt slaapritme via melatonine
B. Het zenuwweefsel dat je spijsvertering aanstuurt
C. Regelt veel lichaamstemperatuur, voortplanting, vecht-vlucht reacties, honger, dorst, bloeddruk, hartslag
D. Geeft een heleboel hormonen af ACTH (voor de bijnier), TSH (voor de schildklier), groeihormoon, LH en FSH (voor de voortplanting), prolactine (voor de melkproductie), oxytocine (contractie gladde spieren van baarmoeder en melkklier)

A

D. Geeft een heleboel hormonen af ACTH (voor de bijnier), TSH (voor de schildklier), groeihormoon, LH en FSH (voor de voortplanting), prolactine (voor de melkproductie), oxytocine (contractie gladde spieren van baarmoeder en melkklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel drinkt een hond gemiddeld per dag en per kilogram lichaamsgewicht?
A. 10ml
B. 50ml
C. 125ml
D. 200ml

19
Q

Wat is juist? Om te plassen…
A. ontspannen het blaaslichaam en de sluitspier zich.
B. trekken het blaaslichaam en de sluitspier samen.
C. trekt het blaaslichaam samen en ontspant de sluitspier.
D. ontspant het blaaslichaam en trekt de sluitspier samen.

A

C. trekt het blaaslichaam samen en ontspant de sluitspier.B. trekken het blaaslichaam en de sluitspier samen.

20
Q

Welke soort spier is het hart?
A.een dwarsgestreepte spier
B.een speciale dwarsgestreepte spier
C.een gladde spier
D.een speciale gladde spier

A

B. een speciale dwarsgestreepte spier

21
Q

Verbind de wat bij elkaar hoort: 1. Sinushaar of tasthaar 2. Primaire of dekharen 3. Secundaire of bijharen

A

1-B, 2-C, 3-A

22
Q

Verbind wat bij elkaar hoort

23
Q

Leg kort het verschil uit tussen koorts en hyperthermie.

A

Koorts (Febris):

Oorzaak: Wordt gereguleerd door de hypothalamus (het “thermostaatcentrum” in de hersenen) als reactie op een interne oorzaak, zoals een infectie, ontsteking of immuunreactie.
Mechanisme: De setpoint van de lichaamstemperatuur wordt verhoogd, waardoor het lichaam warmte produceert (bijvoorbeeld door rillen) om de nieuwe temperatuur te bereiken.
Omstandigheden: Intern proces, meestal veroorzaakt door ziekte.

Hyperthermie:

Oorzaak: Ontstaat door externe factoren, zoals hoge omgevingstemperaturen, fysieke inspanning, of onvoldoende warmteafgifte.
Mechanisme: De lichaamstemperatuur stijgt boven het normale bereik zonder dat de setpoint in de hypothalamus verandert.
Omstandigheden: Extern proces, zoals oververhitting door inspanning of warm weer.

Belangrijk verschil: Bij koorts past het lichaam zich actief aan een hogere temperatuur aan, terwijl bij hyperthermie de temperatuur ongecontroleerd stijgt door externe oorzaken.

24
Q

Leg kort het verschil uit tussen infectie en ontsteking.

A

Infectie:

Definitie: Wordt veroorzaakt door een externe ziekteverwekker zoals bacteriën, virussen, schimmels of parasieten.
Kenmerk: Er is altijd een externe factor aanwezig (bijvoorbeeld een bacterie of virus) die het lichaam binnendringt en schade veroorzaakt.

Ontsteking (Inflammatie):

Definitie: Is een reactie van het immuunsysteem op een prikkel, die intern of extern kan zijn.
Kenmerk: Kan optreden zonder infectie (bijvoorbeeld door trauma, allergieën of auto-immuunziekten), maar kan ook een gevolg zijn van een infectie.

Kort gezegd:
Infectie: Altijd door een micro-organisme.
Ontsteking: Lichaamsreactie op schade, wat zowel door een infectie als andere factoren kan komen.

25
Q

Bij ontsteking is er een verlies van functie. Noem de andere 4 kenmerken van ontsteking:

A

Pijn
Zwelling
Roodheid
Warmte

26
Q

Het vomeronasaal orgaan of het orgaan van Jacobson dient om ………………………….. te dedecteren.

27
Q

Welke speciale smaakpapil die bij de mens ontbreekt heeft de hond?

A

foliate papillen of bladpapillen

28
Q

Hoeveel dagen duurt een dracht bij de hond?

29
Q

Wat is de belangrijkste ademhalingsspier van het lichaam?

30
Q

Hoeveel tanden heeft een hond?

31
Q

Hoeveel tanden heeft een hond bij de geboorte?

A

Geen. Pas na 3 weken 28 melktanden.

32
Q

Op hoeveel maand beginnen de melktanden te wisselen bij de hond?

A

3-4 maanden

33
Q

Het endocriene deel van de pancreas produceert het hormoon

34
Q

De lever is een klier. Welk sap wordt er in de lever geproduceerd?

35
Q

Hoe vaak is een teefje gemiddeld loops per jaar?

36
Q

Welk botje dat we bij de mens niet terugvinden, speelt een belangrijke rol bij de voortplanting van de mannelijke hond?

37
Q

Welk anatomisch onderdeel zorgt voor deze fluo ogen?

A

tapetum lucidum

38
Q

Welk anatomisch onderdeel is hier afwijkend?

A

Traanapparaat.
Overmatige traanproductie door irritatie of ontsteking.
Afvoerstoring van traanvocht door verstopping van de traanbuisjes.

Anatomische aanleg, vaak bij honden met een korte snuit (brachycefale rassen).

39
Q

Duid aan op de tekening
Epidermis
Talgklier
Haarfollikel
Haarspiertje

A

Epidermis is de bovenste laag
Talgklier is links van de haar in deze foto
Haarfollikel is daaronder het zakje waar het haar in zit
het rode spiertje dat tot aan de epidermis is, is de haar spier

40
Q

Duid aan:

Derde ooglid
Pupil
Regenboogvlies
Conjunctiva

A

Conjunctiva:

Dit is het roze, doorzichtige slijmvlies dat de binnenkant van de oogleden en het witte deel van de oogbol (sclera) bedekt.
In de afbeelding bevindt de conjunctiva zich aan de randen en rondom het oogwit.

Regenboogvlies (iris):

Dit is het gekleurde deel van het oog dat zich rond de pupil bevindt.
In de afbeelding is de iris duidelijk zichtbaar als het bruine deel rond de zwarte pupil.

Derde ooglid (membrana nictitans):

Het derde ooglid is het dunne, doorschijnende vlies dat in de binnenhoek van het oog (dicht bij de neus) zichtbaar is.
In de afbeelding is dit het roze weefsel dat gedeeltelijk zichtbaar is in de binnenste ooghoek. Het dient als extra bescherming en helpt bij het verspreiden van traanvocht.
Pupil:

De pupil is de ronde, zwarte opening in het midden van de iris (regenboogvlies) die licht doorlaat naar het netvlies.
In de afbeelding is de pupil duidelijk zichtbaar als het centrale donkere gebied.

41
Q

Duid aan?
Lens
Netvlies
Hoornvlies (cornea)
Oogzenuw

A

Lens:

Bevindt zich achter de iris en de pupil (het cirkelvormige deel in het midden van het oog).
Nummer op afbeelding: Waarschijnlijk 15 (meestal wordt dit zo genummerd).

Netvlies (Retina):

De binnenste laag aan de achterkant van het oog, waar licht wordt omgezet in zenuwsignalen.
Nummer op afbeelding: Waarschijnlijk 16. (te checken)

Hoornvlies (Cornea):

Het transparante, bolvormige gedeelte aan de voorkant van het oog dat licht binnenlaat.
Nummer op afbeelding: Waarschijnlijk 2.

Oogzenuw (Nervus Opticus):

Verbindt het oog met de hersenen en transporteert visuele informatie.
Nummer op afbeelding: Waarschijnlijk 11.

42
Q

Welk nummer hebben volgende beenderen op deze tekening?
Schoudergewricht:
Bekken:
Dijbeen:
Borstbeen:

A

Schoudergewricht (Scapula en Humerus overgang):

Nummer: Waarschijnlijk 5 (het gewricht tussen de schouderblad en bovenarm).
Bekken (Pelvis):

Nummer: Waarschijnlijk 8 (het grote bot dat de achterpoten met de ruggengraat verbindt).
Dijbeen (Femur):

Nummer: Waarschijnlijk 15 (het lange bot in het bovenbeen).
Borstbeen (Sternum):

Nummer: Waarschijnlijk 17 (het centrale bot waaraan de ribben zijn bevestigd aan de voorkant van de borst).

43
Q

Duid aan op tekening
Blaas
Nieren
Ureter of urineleider
Urethra of urinebuis

A

Blaas:

De blaas is het grote bruine orgaan in de onderbuik, waar urine wordt opgeslagen.
Dit orgaan is duidelijk te zien aan de onderkant van de buik.

Nieren:

De nieren zijn de boonvormige rode organen die zich hoger in de buik bevinden, aan beide kanten van de wervelkolom.
Ze filteren het bloed en produceren urine.

Ureter (urineleider):

Dit zijn de dunne buisjes die de nieren verbinden met de blaas.
Ze transporteren urine van de nieren naar de blaas.

Urethra (urinebuis):

Dit is de buis die urine vanuit de blaas naar buiten leidt, door de penis of vagina.
Deze is zichtbaar als de buis die de blaas verbindt met de buitenkant.