Vocabulary Unit 5 Flashcards
een steegje
an alley
een begraafplaats, een kerkhof
a cemetery, a graveyard
de metro
the underground
verlaten
abandoned
troosteloos
desolate
beangstigend
scary
griezelig
creepy
opgewonden
excited
doodsbang
terrified
Kloppend
Pounding
vermoorden, een moordenaar
to kill, a killer
spoken, behekst
to haunt, haunted
vermoorden, een moordenaar
to murder, a murderer
ontvoeren, de ontvoerder
to kidnap, a kidnapper
schreeuwen, een schreeuw
to scream, a scream
ontsnappen
to escape
roepen
to yell
bang zijn
to feel scared
doen schrikken
to scare
kloppen
to knock
fluisteren
to whisper
sterven, dood, de dood
to die, dead, death
verschijnen
to appear
verdwijnen
to disappear
een spook
a ghost
a vampire
een vampier
een heks
a witch
een weerwolf
a werewolf
een skelet
a skeleton
een tovenaar
a wizard
een zombie
a zombie
een monster
a monster
liften, een lifter
to hitchhike, a hitchhiker
een slachtoffer
a victim
een verdachte
a suspect
een ongeval met vluchtmisdrijf
a hit-and-run accident
een auto-ongeval
a car crash
een getuige
a witness
een krant
a newspaper
zich gedragen
to behave
een verloren voorwerp
a lost item
opeisen
to claim
een luis
a louse (lice)
een bankje
a bench
een muis
a mouse (mice)
veel
plenty of
een ziekte
a disease