vocabulary Unit 1 Opposite of adjectives Flashcards
Bekwaam, in staat
Able
Onbekwaam, niet in staat
Unable
agressief
aggressive
Niet-agressief
Non-aggressive
Niet bewust, niet op de hoogte
Unaware
Bewust, op de hoogte
Aware
Geschikt
Capable
ongeschikt
Incapable
Geloofwaardig
Credible
Ongeloofwaardig
Incredable
Competent
Competent
Incompetent
Incompetent
Compleet
Complete
Effectief
Effective
Incompleet
Incomplete
Onbestaand
Non-existent
Ineffectief
Ineffective
Bestaand
Existent
Eerlijk (1)
Fair
Oneerlijk (1)
Unfair
Bevreesd
Fearful
Onbevreesd
Fearless
Formeel
Formal
Informeel
Informal
Werkend
Functional
Dankbaar
Grateful
Niet-werkend
Non-functional
Ondankbaar
Ungrateful
Gelukkig
Happy
Ongelukkig
Unhappy
Behulpzaam
Helpful
Onbehulpzaam
Unhelpful
Eerlijk (2)
Honest
Hoopvol
Hopeful
Oneerlijk (2)
Dishonest
Hopeloos
Hopeless
Besmet
Infected