Vocabulary 5: Law and order Flashcards
1
Q
Een beschuldigde
A
An accused
2
Q
Schuld bekennen/ontkennen
A
To plead (not) guilty
3
Q
Een getuige
A
A witness
4
Q
Een getuigenbank
A
A witness stand
5
Q
Getuigen
A
To testify
6
Q
Een aanklager
A
A prosecutor
7
Q
Een rechter
A
A judge
8
Q
Uitspraak doen over de schuldaanvraag
A
To decide the verdict
9
Q
Een levenslange gevangenisstraf
A
Life imprisonment
10
Q
Een doodstraf
A
A death penalty
11
Q
Een elektrische stoel
A
An electric chair
12
Q
Een strafblad
A
A criminal record
13
Q
Een voorwaardelijke straf
A
A suspended sentence
14
Q
Een werkstraf
A
A community sentence
15
Q
Huisarrest
A
House arrest