Vocab, Questions & Phrases Flashcards
A mix of vocabulary, questions and phrases.
Meestal
Usually / Mostly
Soms
Some
De meeste tijd
Most of the time
niet veel andere dingen
Not much else
De eerste keer
The first time
het was heel natuurlijk
It was very natural
Ontslagen
Laid off
Lelijk
Ugly
Best groot
Quite big
De grootste
The biggest
Daarom
Therefore..
Allebei
Both
iedereen
Everyone
Niet veel
Not much
Watcht even
Hold on
Ik snap het niet
I don’t understand
Een paar
A few
Een rondje fietsen
A bike ride
iemand
Someone
zonder
without
juiste
correct
met elkaar
with eachother
echt tof
really cool
de eerste keer
first time
de laatste keer
the last time
deze keer
this time
Ik ga mijn water halen
I’m going to get my water
ik kijk uit om(—-) te gaan
I’m looking forward to going (—–)
“Ik kijk uit om mijn werk te gaan”
Wat heb je in de afgelopen tijd gedaan?
What have you done recently?
het is goed omdat ik vind dat het gemakkelijker te lezen is dan andere
It is good because I find it easier to read than others.
Het is een beetje druk -in de trein- maar niet te veel.
It is a bit busy in the train but not too much.
Dat denk ik wel
I think so
Waar ga je naar toe?
Where are you going?
Voor mij een goed boek omdat ik hem goed begrijp
It is a good for me because I can understand it well.
Het is hier erg stil
It is very quiet here
Even
(something quickly)
Even kijken
Look quickly
Mag ik jou pen even lenen?
Can I borrow your pen quickly?
Ik ga even naar de winkel
I’m just nipping to the shop quickly
Maar
(to encourage someone of something)
Maak je MAAR geen zorgen
Don’t worry
Ga MAAR naar huis
You can go home
Laat MAAR
Just leave it